Er is een trend zichtbaar dat steeds minder mensen in georganiseerd verband willen sporten. Mensen sporten steeds vaker op de momenten en plekken dat het hen uitkomt. Daarmee is de beweegvriendelijke omgeving een nieuw opkomend thema. In samenwerking met de InnovatieWerkPlaats Beweegvriendelijke Inrichting Openbare Ruimte (IWP BIOR) is het afgelopen jaar een pilot gestart om het Julianapark in Stadskanaal te activeren tot beweegvriendelijke omgeving
Achtergrond Online criminaliteit is een veelvoorkomende vorm van criminaliteit geworden. Bij online criminaliteit – en in het bijzonder bij vormen van cybercriminaliteit zoals hacken – wordt snel gedacht aan internationaal opererende dadersgroepen die hun aanvallen in Nederland uitvoeren vanuit verre landen met alle gevolgen van dien voor de opsporing en vervolging van daders. Een (aanzienlijk) deel van de daders van cybercriminaliteit bevindt zich echter ook in Nederland. De gevolgen van de door deze dadergroep gepleegde delicten kunnen groot zijn. Er zijn op dit moment geen bewezen effectieve interventies voor daders van online criminaliteit. Als reactie op de grote instroom van (jonge) cyberverdachten hebben het Openbaar Ministerie (OM) en de Nationale Politie de interventie Hack_Right ontwikkeld. Hack_Right is een alternatief of aanvullend straftraject voor jeugdige daders (12 tot 23 jaar) die hun eerste delict cybercriminaliteit plegen. Het is de eerste interventie in Nederland die zich richt op (jonge) cybercriminelen en is daarmee een unieke interventie. Onderzoeksvragen en ‑methoden Onderhavig onderzoek heeft tot doel om de interventie Hack_Right en de tot nu toe uitgevoerde trajecten te evalueren. Omdat Hack_Right pas relatief kort loopt en aan het einde van de dataverzamelingsperiode van dit onderzoek veertien casussen waren afgerond, is het nog te vroeg voor een effectevaluatie. Wel kan er een plan- en procesevaluatie worden uitgevoerd. De volgende onderzoeksvragen staan in het onderzoek centraal: (1) Wat is Hack_Right en hoe is Hack_Right theoretisch onderbouwd? (2) Hoe zijn de tot nu toe uitgevoerde Hack_Right trajecten verlopen? (3) Hoe hebben alle betrokkenen de tot nu toe uitgevoerde Hack_Right-trajecten ervaren? Voor de evaluatie van Hack_Right zijn kwalitatieve onderzoeksmethoden gebruikt. Kwalitatief onderzoek is een geschikte methode om de werkelijkheid van binnenuit te bestuderen en zodoende zicht te krijgen op de verschillende processen die een rol spelen bij een fenomeen. Daarnaast is er maar een klein aantal deelnemers dat Hack_Right tot op heden heeft gevolgd, waardoor kwantitatief onderzoek nog niet haalbaar is. De eerste onderzoeksmethode is documentanalyse. Het doel van de documentanalyse is om inzicht te krijgen in de plannen van Hack_Right, zoals die op papier staan. Zo kan worden onderzocht wat Hack_Right is, hoe Hack_Right theoretisch is onderbouwd en welke trajecten tot nu toe zijn uitgevoerd. Verschillende documenten zijn hiervoor geraadpleegd. De tweede onderzoeksmethode is het interviewen van bij de uitvoering van Hack_Right betrokken personen. Het doel van de interviews was drieledig. Ten eerste was het doel om in aanvulling op de beleidsdocumenten een beter inzicht te krijgen in de plannen omtrent Hack_Right. Een tweede doel was om inzicht te krijgen in het verloop van de tot nu toe uitgevoerde Hack_Right-trajecten. Het derde doel van de interviews was om de ervaringen met Hack_Right van alle betrokkenen in kaart te brengen. In totaal zijn 28 interviews afgenomen met respondenten die op verschillende manieren betrokken zijn bij de Hack_Right interventie: twee interventieontwikkelaars, vijf toewijzers, elf uitvoerders en tien deelnemers.
Door ontwikkelingen in de zorg leven meer mensen die intensieve ondersteuning nodig hebben zelfstandig of begeleid thuis. Tegelijkertijd stijgt het aantal mensen explosief dat het zonder professionele begeleiding thuis niet zelfstandig redt. Vooral voor mensen met licht verstandelijke beperking (LVB), is (begeleid) zelfstandig wonen en meedoen in de maatschappij niet makkelijk. Dit komt door de verstandelijke beperkingen én juist ook bijkomende problematiek. Effectieve behandeling van deze bijkomende problematiek is noodzakelijk. Vaktherapie is een behandelvorm die naadloos aansluit bij de aandachtspunten voor effectieve interventies bij deze doelgroep en wordt intramuraal al jarenlang als een waardevolle aanvulling gezien op behandelvormen met een meer verbale insteek. Echter, vaktherapie wordt nog nauwelijks in de leefomgeving van mensen met LVB aangeboden. Een ontwikkeling in deze richting is momenteel wel gaande. Vaktherapeuten werken vaker samen met FACT-LVB teams volgens een ontwikkeld samenwerkingskader. Dit kader blijkt niet toepasbaar voor andere contexten in de leefomgeving, waar structuur in samenwerking vaak niet aanwezig is en ook samenwerking met informele hulpverleners nodig is. Een aangepast samenwerkingskader om structurele samenwerking te realiseren tussen vaktherapeuten en (in)formele hulpverleners is essentieel. Evenals nader inzicht in welke vaktherapeutische interventies in de leefomgeving werken. In dit praktijkgericht onderzoek wordt het eerder ontwikkeld samenwerkingskader met focusgroepen doorontwikkeld en toepasbaar gemaakt voor meerdere contexten in de leefomgeving (deelonderzoek 1). De toepassing van dit kader wordt in een procesevaluatie geëvalueerd (deelonderzoek 2). Middels gestapeld N=1 onderzoek wordt onderzocht welke vaktherapeutische interventies in de leefomgeving werken bij welke indicaties (deelonderzoek 3). De inzichten worden verwerkt tot een breed toepasbaar samenwerkingskader, een indicatiemodel voor vaktherapeutische behandeling in de leefomgeving en een methode om vaktherapeutisch handelen te blijven evalueren.
Fysiotherapeuten in de eerste-lijn ervaren problemen met het aanleren en verbeteren van bewegingen bij mensen met neurologische en geriatrische aandoeningen. Er is namelijk relatief weinig bekend over hoe dit proces op maat kan worden vormgegeven in de praktijk. Voor mensen met neurologische en geriatrische aandoeningen is het van essentieel belang om bewegingen die zij ‘kwijt’ zijn opnieuw te leren zodat zij weer zelfstandig kunnen functioneren. Het aanleren en verbeteren van bewegingen, ook motorisch leren genoemd, is echter een complex proces, dat op veel verschillende manieren plaats kan vinden, maar waarbij altijd rekening moet worden gehouden met verschillende patiëntkenmerken (bijv. medische oorzaak, voorkeuren en persoonlijkheid). De huidige kennis op gebied van motorisch leren is vooral gericht op de theorie. Het doel van dit project is om fysiotherapeuten te helpen om deze grote hoeveelheid theoretische kennis en daarnaast de veelal standaard benaderingen te vertalen naar een goed onderbouwde gepersonaliseerde aanpak. Volgende onderzoeksvraag staat daarom centraal: Welke kennis en tools hebben fysiotherapeuten in de eerste-lijn nodig om motorische leerstrategieën gepersonaliseerd toe te passen om neurologische en geriatrische patiënten te ondersteunen bij het leren en verbeteren van dagelijkse bewegingen? Het project is onderverdeeld in drie werkpakketten. In werkpakket A zullen fysiotherapeuten, kennis toepassen en aanvullen en tools (door)ontwikkelen, evalueren en aanpassen (participatory user-centred design) in co-creatie met de patiënten, onderzoekers, docenten en studenten. Werkpakket B bestaat uit een procesevaluatie waarin het gebruik en de ervaringen met de nieuw opgedane kennis en ontwikkelde tools wordt geëvalueerd door fysiotherapeuten en patiënten. In werkpakket C wordt de potentiële maatschappelijke, economische en wetenschappelijke impact van de ontwikkelde kennis en tools bepaald (Business Model Canvas) en worden passende valorisatiestrategieën gekozen. De projectresultaten dragen bij aan de innovatiekracht binnen de fysiotherapie doordat zo veel mogelijk neurologische en geriatrische patiënten efficiënter en effectiever (opnieuw) leren bewegen.
Vanuit het basisonderwijs is de behoefte groot om meer vanuit een whole-child approach de schooldag in te richten, waarbij er niet alleen focus is op de cognitieve ontwikkeling, maar een bredere focus op welbevinden van kinderen. Die behoefte is gegroeid door de lockdowns in 2020 en 2021. Leerkrachten geven aan dat zij meer kinderen in de klas hebben die problemen in hun gedrag laten zien, zowel in de omgang met volwassenen en met andere kinderen, als verminderde taakgerichtheid in de klas. Enkele groepsleerkrachten en vakleerkrachten bewegingsonderwijs experimenteren daarom met het meer dynamisch inrichten van de schooldag, waarbij er regelmatig een afwisseling is van zittend leren en (gezamenlijke) beweegmomenten. Maar vervolgens ervaren groepsleerkrachten problemen in tijd, ruimte, materiaal, betrokkenheid van kinderen en aanpak bij de voorbereiding en organisatie van een beweegmoment. Daarnaast ondervinden de groepsleerkrachten en vakleerkrachten weerstand bij collega’s (“onrust in de klas”), directie en ouders (“wordt er nog wel geleerd op school?”) in het vormgeven, implementeren en borgen van een meer dynamische schooldag. In dit project ontwerpen de deelnemende scholen aan de hand van een basis onderwijsinnovatie Dynamische Schooldag, een Dynamische Schooldag op maat, passend bij hun context. Het onderzoeksplan heeft als basis een hybride effect-implementatie trial, wat betekent dat we het proces van de implementatie en het effect evalueren. De onderzoeksvragen zijn: 1) In hoeverre lukt het schoolteams om een op maat gemaakte Dynamische Schooldag toe te passen en wat zijn faciliterende en belemmerende factoren in het implementatieproces (procesevaluatie)? En 2) Wat is het effect van een dynamische schooldag op het welbevinden van 8-12 jarige leerlingen, het gedrag in de klas (taakgerichtheid, sfeer en sociale omgang) en hun zit- en beweeggedrag?