Een van de instrumenten voor de bepaling van de kwaliteit en van de aanwezigheid van opgetreden schade vormt het niet-destructief onderzoek (NDO), waarvan vele uitvoeringsvormen zijn ontwikkeld en waaraan binnen de kaders van de wetgeving en de in gebruik zijnde Codes zowel aan de apparatuur als aan de bediening eisen worden gesteld. Zo moeten ook de uitvoerders van NDO in de praktijk gecertificeerd zijn.
DOCUMENT
INTRODUCTION: With the introduction of digital radiography, the feedback between image quality and over-exposure has been partly lost which in some cases has led to a steady increase in dose. Over the years the introduction of exposure index (EI) has been used to resolve this phenomenon referred to as 'dose creep'. Even though EI is often vendor specific it is always a related of the radiation exposure to the detector. Due to the nature of this relationship EI can also be used as a patient dose indicator, however this is not widely investigated in literature.METHODS: A total of 420 dose-area-product (DAP) and EI measurements were taken whilst varying kVp, mAs and body habitus on two different anthropomorphic phantoms (pelvis and chest). Using linear regression, the correlation between EI and DAP were examined. Additionally, two separate region of interest (ROI) placements/per phantom where examined in order to research any effect on EI.RESULTS: When dividing the data into subsets, a strong correlation between EI and DAP was shown with all R-squared values > 0.987. Comparison between the ROI placements showed a significant difference between EIs for both placements.CONCLUSION: This research shows a clear relationship between EI and radiation dose which is dependent on a wide variety of factors such as ROI placement, body habitus. In addition, pathology and manufacturer specific EI's are likely to be of influence as well.IMPLICATIONS FOR PRACTICE: The combination of DAP and EI might be used as a patient dose indicator. However, the influencing factors as mentioned in the conclusion should be considered and examined before implementation.
DOCUMENT
In deze publicatie wordt een 'tool' aangeboden om tot een gestructureerde selectie, keuze en implementatie van CADCAM systemen te komen. Deze tool is ontwikkeld in het kader van het project "Procesinnovatie Verspaning voor MKB-bedrijven". Naast deze publicatie zijn ook vijf andere tools ontwikkeld en uitgegeven in de vorm van een publicatie (te downloaden via
DOCUMENT
Muziek kan een drager zijn van herinneringen en emoties. In onze jeugd en vroege volwassenheid ontwikkelen we onze persoonlijke muzieksmaak. Voor mensen met dementie, meestal 80-plussers, is dat ruim zestig jaar geleden. Voor hen is er nu een online muziekstation dat muziek uit die periode draait: Radio Remember.
DOCUMENT
Deze casestudie geeft inzicht in verschillende soorten kennis die kenmerkend zijn voor applied design research. Er wordt onderscheid gemaakt tussen kennis over de huidige situatie, over wenselijke alternatieven en over effectieve oplossingen om daar te komen. Ofwel, kennis hoe het is, kennis over hoe het kan zijn en kennis over hoe het zal zijn als we effectieve oplossingen toepassen. Elk van deze soorten kennis heeft andere kwaliteitscriteria.
DOCUMENT
Design en onderzoek zijn twee kennisgebieden die elk hun eigen tradities, methoden, standaarden en praktijken hebben. Deze twee werelden lijken behoorlijk gescheiden, waarbij onderzoekers onderzoeken wat er is en ontwerpers visualiseren wat er zou kunnen zijn. Dit boek slaat een brug tussen beide werelden door te laten zien hoe design en onderzoek geïntegreerd kunnen worden om een nieuw kennisveld te ontwikkelen. Dit boek bevat 22 inspirerende beschouwingen die laten zien hoe de unieke kwaliteiten van onderzoek (gericht op het bestuderen van het heden) en ontwerp (gericht op het ontwikkelen van de toekomst) gecombineerd kunnen worden. Dit boek laat zien dat de transdisciplinaire aanpak toepasbaar is in een veelheid van sectoren, variërend van gezondheidszorg, stedelijke planning, circulaire economie en de voedingsindustrie. Het boek bestaat uit vijf delen en biedt een scala aan illustratieve voorbeelden, ervaringen, methoden en interpretaties. Samen vormen ze het kenmerk van een mozaïek, waarbij elk stukje een deel van het complete plaatje bijdraagt en alle stukjes samen een veelzijdig perspectief bieden op wat toegepast ontwerponderzoek is, hoe het wordt geïmplementeerd en wat de lezer ervan kan verwachten.
DOCUMENT
In de periode september 2012 en 2013 heeft het lectoraat van het Kenniscentrum Sociale Innovatie van Hogeschool Utrecht een onderzoek uitgevoerd naar de Utrechtse voedselbanken en haar deelnemers. Het rapport Voedselbanken in Utrecht deelnemers in beeld (M. Kromhout en L. van Doorn, 2013) brengt daar verslag van uit. In hoofdstuk 3 wordt de opzet van het onderzoek geschetst. In hoofdstuk 4 volgt een typering van de Utrechtse aanpak met de uitgiftepunten. Hoofdstuk 5 bevat de resultaten van het onderzoek. Hoofdstuk 6 presenteert de belangrijkste conclusies en aanbevelingen.
DOCUMENT
Na het luisteren naar enige STER blokken op de radio kun je de voorzichtige conclusie trekken dat het internetadres van veel bedrijven het in de Consumer to Business (C2B) marktcommunicatie inmiddels vaak wint van het telefoonnummer. De mogelijkheden van het Internet voor C2B krijgen dan ook veel aandacht. Maar wat betekent de “ver-internetting” voor samenwerking van ondernemingen (B2B) en voor de interne inrichting van de onderneming? Zit daar een patroon in? Daar wil ik het in deze bijdrage met u over hebben.
DOCUMENT
Voor u ligt een tussenrapportage van een onderzoek naar de opvang van gezinnen na huisuitzetting. De aanleiding hiervoor zijn berichten in de media die lijken te wijzen op een verontrustende toename van het aantal dakloze gezinnen. De staatssecretaris van VWS stelt in haar antwoord op Kamervragen over dit onderwerp eerst te willen inventariseren of er inderdaad sprake is van een toename van dakloze gezinnen en hoeveel van deze gezinnen zich wenden tot de maatschappelijke opvang. In de periode september-december 2008 is een telonderzoek uitgevoerd om een inschatting te kunnen maken van het aantal gezinnen dat in Nederland in 2006 en 2007 na huisuitzetting dakloos is geworden en het aantal gezinnen dat zich heeft aangemeld bij een opvanginstelling. Het telonderzoek bestond uit een inventarisatie van geregistreerde gegevens bij de Federatie Opvang, Aedes vereniging van woningcorporaties en de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders (KBvG) en een enquête die is gehouden onder een groot aantal opvanginstellingen aangesloten bij de Federatie Opvang en de Federatie Evangelische Zorg-Organisaties (FEO). Het telonderzoek omvat 4 vragen. In hoeverre is er sprake van een toe- dan wel afname van het aantal gezinnen dat in 2006 en 2007 uit huis is gezet? Is er sprake van een toe- dan wel afname van het aantal gezinnen dat na of bij dreigende huisuitzetting zich aanmeldt bij een maatschappelijke opvanginstelling? Beschikken de opvanginstellingen over voldoende capaciteit voor de opvang van de gezinnen die zich hebben aangemeld? Hoeveel opvanginstellingen werken samen met ketenpartners ten behoeve van de preventie en opvang van gezinnen voor wie huisuitzetting dreigt?
DOCUMENT
De set vragenlijsten is zorgvuldig samengesteld en getest. Deze vragenlijsten zijn een hulpmiddel om: 1. De mate van belasting van de mantelzorger in beeld te brengen 2. De ervaren kwaliteit van leven in beeld te brengen 3. De ervaren mate van sociale steun in beeld te brengen Door deze lijsten ontstaat een beeld van de situatie en worden behoeften zichtbaar en bespreekbaar. Eén van de doelen van deze set van vragenlijsten is dus om zicht te krijgen op de ondersteuningsbehoefte van mantelzorgers. Met de lijsten kan ook dreigende overbelasting gesignaleerd worden. . Deze overbelasting kan ook ontstaan doordat anderen in het netwerk afhaken gezien de complexiteit van de problematiek. Als de lijsten zowel aan het begin van een begeleidingstraject afgenomen worden als in de loop of aan het einde van het traject kunnen veranderingen zichtbaar gemaakt worden.. Op deze wijze kan onderzocht worden of de ondersteuning van NAH consulenten of andere hulpverleners een positief effect heeft gehad
DOCUMENT