Lectorale rede waarin wordt ingegaan op de manier waarop de mens nu binnen zijn natuurlijke omgeving functioneert. Dit wordt getypeerd als een ‘mismatch’. Tegelijkertijd is de lector er ook van overtuigd dat de technologie uiteindelijk zorgt voor een beter leven.
DOCUMENT
Docenten van Fontys Hogeschool Bedrijfsmanagement, Educatie en Techniek (BEnT) hebben geëxperimenteerd (Gorissen, 2014) met Flipping the Classroom in relatie tot de taxonomie van Bloom. Bij dit concept worden lage kennisniveaus uit deze taxonomie voor de les aangesproken en in de les worden hogere kennisniveaus aangesproken. Bij het herontwerp van hun lessen zijn docenten ondersteund door workshops, gegeven door Fontys Educatief Centrum (FEC). Het onderzoek geeft inzicht in de ervaringen van docenten als ze Flipping the Classroom toepassen en dient als input voor FEC zodat toekomstige workshops nog beter aansluiten bij behoeften van docenten. De hoofdvraag is: Wat zijn ervaringen van docenten en studenten van een HBO-instelling met het toepassen van de taxonomie van Bloom in relatie tot Flipping the Classroom? Hiervoor zijn drie deelonderzoeken uitgevoerd, te weten een kwalitatieve analyse van de lesvoorbereidingen en individuele interviews met docenten en een kwantitatief onderzoek onder studenten over de door hun gevolgde lessen via dit concept. Resultaten laten zien dat docenten het concept correct toepassen en ze hiervoor activerende werkvormen en ICT tools inzetten. Docenten zijn enthousiast over de toepassing ondanks dat herontwerp tijdrovend is. Studenten kenden het concept vooraf niet maar hérkenden het wel, zowel voorafgaand als in de les. Vanwege de lage respons onder studenten kan alleen een voorzichtige conclusie getrokken worden dat het concept bijdraagt aan betere verwerking van de leerstof en dat het vaker toegepast mag worden. De belangrijkste aanbevelingen zijn gericht op kennisdeling tussen docenten die dit concept (willen gaan) toepassen in het onderwijs en nader onderzoek naar de invloed op de leerprestaties van de studenten.
DOCUMENT
As a teacher in ICT and Media Design at Fontys University of Applied Sciences I know but all too well what many of my students want. They are part of a makers community. Most of them just want to build cool stuff with whatever (new) technology may be relevant. My students are by grosso modo millennials or even post-millennials: a synthetic generation for whom the concept of digital ‘transformation’ is alien (van Doorn, Duivestein, & Pepping, 2019). So most of my students are digitals natives: they use ICT as a tool to make a positive impact on society. But does that mean they use their (ICT) skills to build the right things? Or more specifically: do they automatically build things in a right manner? I don’t think so and I will be happy to explain my reflective thoughts about this later on in this essay. But let me give you an example from my daily practice first.
DOCUMENT
Laurence Alpay, Harmen Bijwaard en Rob Doms hebben bijdrage geleverd aan dit boek. zie hoofdstuk 7. Blz. 159 In dit hoofdstuk bekijken we de betekenis van ‘de mens centraal’ bij de ontwikkeling van technologie voor gezondheidszorg en welzijnsbevordering. In de zorg- en welzijnssector zijn door de vergrijzing straks meer professionals nodig, maar deze zijn waarschijnlijk in onvoldoende mate beschikbaar vanwege budgettaire beperkingen en te weinig menskracht. Technologie kan hier een oplossing bieden door taken over te nemen of te vergemakkelijken.
DOCUMENT
Cliënten, hun naasten en voedingsprofessionals (diëtisten en voedingskundigen) worden geconfronteerd met technologieën gericht op het verbeteren of behouden van gezondheid en/of kwaliteit van leven. Technologieën worden tevens ingezet om de efficiëntie en/of kosteneffectiviteit van zorg te verbeteren. Voorbeelden hiervan zijn beeldschermzorg en ziekte specifieke apps voor de smartphone. De perspectieven van alle betrokkenen in een praktijksituatie in de gezondheidszorg bepalen hoe technologieën gebruikt worden. In dit hoofdstuk worden verschillende perspectieven op technologie, gezondheid en zorg bediscussieerd en worden dilemma’s beschreven die hieruit kunnen ontstaan. Theorie en praktijk tonen het belang van bewust nadenken over de eigen, persoonlijke perspectieven op technologie, gezondheid, voeding en zorg en over perspectieven van anderen. Conclusie: diëtisten en voedingskundigen hebben de verantwoordelijkheid om sensitiviteit te ontwikkelen voor potentiële dilemma’s bij het gebruik van technologieën om daar in de praktijk zorgvuldig mee om te gaan.
DOCUMENT
Mens en technologie zijn sterk met elkaar verweven in alle geledingen van de maatschappij. Ook bij alle Fontys opleidingen speelt technologie een steeds grotere rol, reden waarom Fontys TEC for Society als zwaartepunt voor de komende jaren heeft gedefinieerd. Bij FHICT leren we onze studenten ICT-producten te ontwerpen, bouwen en beheren. Naar onze mening verplicht dat ons, samen met onze studenten, na te denken over de impact van technologie op mens en maatschappij. Maar dat geldt evenzo voor alle andere Fontys opleidingen. Mens en technologie vormen elkaar in een voortdurende en razendsnelle ontwikkeling. Daarom is het belangrijk om als docenten en studenten kritisch en tegelijkertijd opbouwend te kijken naar de technologische ontwikkelingen.
DOCUMENT
Het lectoraat wil de rol en de bijdrage van technologie aan zorg in onze ouder wordende samenleving onderzoeken vanuit een persoonsgerichte visie. Met de titel Technologie, onze zorg geef ik uitdrukking aan mijn relationele mensbeeld binnen de zorgpraktijk. Hierin wordt houdbare zorg gecreëerd door een combinatie van zelfzorg, mantelzorg, zorg door vrijwilligers én professionele zorg. Persoonsgerichtheid is essentieel om recht te doen aan eenieder die hierin is betrokken. Technologie biedt kansen om in deze ‘samenzorg’ een bemiddelende rol te spelen. Voorbeelden zijn surveillance-, zelfredzaamheidsondersteunende-, belevingsgerichte-, informatie- en communicatietechnologie. De implementatie van deze vormen van technologie vraagt om een aanpak op verschillende niveaus: Micro-niveau: het betekent voor het primaire proces, daar waar zorgvraag en zorgaanbod elkaar ontmoeten, dat we denken en handelen vanuit wederzijds respect en gedeelde besluitvorming; Meso-niveau: via regionale samenwerking tussen zorg-, onderwijs- en onderzoeksorganisatie en bedrijfsleven kunnen we ván en mét elkaar leren; Macro-niveau: overheidsbeleid kan randvoorwaarden scheppen om een persoonsgerichte benadering van technologie in samenzorg te stimuleren.
MULTIFILE
Begin 2020 heeft de gemeente Den Haag aan De Haagse Hogeschool (Lectoraat Urban Ageing) gevraagd om samen met Hulsebosch Advies en AFEdemy een integrale monitor te ontwikkelen en uit te voeren waarbij, door middel van kwalitatieve en kwantitatieve methoden, onderzoek wordt gedaan naar de stand van zaken van Den Haag als seniorvriendelijke stad en tevens te kijken naar huidige trends aangaande ouderen. Tevens vroeg de gemeente om de ontwikkeling van een meetinstrument dat in de toekomst eenvoudig bij herhaling kan worden ingezet voor onderzoek: de standaard Age Friendly Cities and Communities Questionnaire (AFCCQ) voor ouderen1. In een stadsenquête en in zogenaamde stadsateliers zijn ouderen gevraagd naar hun bevindingen. In totaal hebben 393 Haagse ouderen meegedaan aan de enquête en 50 aan de stadsateliers. De aan de ouderen gestelde vragen gingen over de volgende acht onderwerpen die volgens de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) gezamenlijk de seniorvriendelijkheid van een stad bepalen: ●Huisvesting; ●Sociale participatie; ●Respect en sociale inclusie; ●Burgerschap en werkgelegenheid; ●Communicatie en informatie; ●Sociale en gezondheidsvoorzieningen; ●Buitenruimte en gebouwen; ●Transport; ● en aanvullend, een negende domein: Financiën. CC-BY NC ND https://www.dehaagsehogeschool.nl/onderzoek/lectoraten/details/urban-ageing#over-het-lectoraat
MULTIFILE
Dit is alweer de vijfde editie van het congres Met het oog op behandeling. De afgelopen jaren hebben we gezien dat de maatschappelijke belangstelling voor mensen met een licht verstandelijke beperking (LVB) sterk toeneemt. Dit jaar is er zelfs een Interdepartementaal Beleidsonderzoek gedaan door diverse ministeries over de positie van mensen met een LVB in de Nederlandse samenleving. In het onderzoeksrapport wordt gepleit voor het verbeteren van de communicatie tussen algemene voorzieningen en deze burgers. Voor alle professionals in het brede sociaal domein wordt aanbevolen dat zij meer kennis en vaardigheden moeten hebben voor hun hulp- en dienstverlening aan mensen met een LVB. Dat geldt voor alle professionals in het sociaal domein en in het bijzonder voor professionals die werken voor cliënten met een LVB waarbij sprake is van ernstige gedragsproblematiek en psychische problemen. In dat geval moet je kunnen omgaan met ‘onbegrepen gedrag’ en agressie en wil je beschikken over de beste, actuele kennis op dat gebied.
DOCUMENT
Als lector Teaching, Learning & Technology bij Hogeschool Inholland onderzoekt Nynke Bos de rol die technologie speelt en kan spelen om het leerproces van studenten te versterken. In haar lectorale rede gaat zij in op de kansen en bedreigingen van Blended Learning. Tegelijkertijd blikt zij ook vooruit naar de toekomst: welke rol speelt technologie in het onderwijs in 2030? Deze rede gaat over de inzet van digitale technologie in het onderwijs. Om de context te duiden, schetst hoofdstuk 1 hoe de onderwijsbenadering van het hoger onderwijs eruitziet en waar deze op de korte termijn naartoe gaat. Het tweede hoofdstuk gaat in op de rol die technologie speelt in het huidige onderwijs, in de vorm van blended learning. Het zet uiteen wat blended learning is en welke doelstellingen het kan hebben. Ook komt een aantal ontwerpmodellen voor blended learning langs. Het hoofdstuk sluit af met een analyse wat er nodig is (en wat er niet nodig is) voor breedschalige implementatie. Hoofdstuk 3 kijkt vooruit en bespreekt de opkomst van werken met authentieke beroepstaken en de relatie met een hybride leeromgeving. Het presenteert een aantal ontwerpoverwegingen voor het werken met authentieke taken in een hybride omgeving en bespreekt een aantal belangrijke aandachtspunten voor het werken met authentieke taken in een dergelijke omgeving. Hoofdstuk 4 gaat over theoretische uitgangspunten in relatie tot het ontwerpen van hybride leeromgeving, namelijk boundary crossing en seamless learning. Beide theorieën gaan uit van zogeheten grenzen. Binnen de ene theorie wordt het werken op de grens als een kans gezien, binnen de andere wordt de grens, of seam, gezien als een bedreiging. Hoofdstuk 5 doet uit de doeken hoe technologie het leren op en over deze grenzen kan ondersteunen; hoe studenten vloeiend over grenzen heen kunnen bewegen en hoe technologie kan dienen als verbinder tussen grenzen om het leerproces te bevorderen. Hoofdstuk 6 gaat ten slotte in op de randvoorwaarden in relatie tot de vaardigheden van studenten en de rol van het primair onderwijs hierbij. In het afsluitende hoofdstuk wordt het contextgebonden praktijkgericht onderzoek besproken dat het lectoraat Teaching Learning and Technology de komende jaren, in samenwerking met de onderwijspraktijk, zal uitvoeren.
DOCUMENT