In Nederland hebben mensen met een hoge sociaaleconomische status meer kansen op een goede gezondheid dan mensen met een lage sociaal economische status. Ondanks de groeiende welvaart in Nederland en de toegenomen sociale mobiliteit blijken sociaaleconomische gezondheidsverschillen een hardnekkig fenomeen. Hoe komt dat nu, en wat kunnen we daar aan doen? Verschillende lectoraten van Platform Stad en Wijk doen hier al jaren onderzoek naar. In het digitale magazine ‘Gezondheidsverschillen’ bundelen we deze kennis. Deze publicatie is een samenwerking van zestien lectoraten van elf verschillende hogescholen die samenwerken in het Platform Stad en Wijk. Deze onderzoeksgroepen van hogescholen verschaffen inzicht in en dragen oplossingen aan voor maatschappelijke vraagstukken in stad en wijk. Met name gericht op participatie en veerkracht.
LINK
De sociale kanten van de energietransitie zijn van even groot belang als de technische aspecten ervan en verdienen minstens zoveel aandacht. Sociaal werkers hebben daarin een prominente rol.
DOCUMENT
Kinderen met een lage sociaaleconomische status (SES) hebben een verhoogd risico op een suboptimale start in het leven met hogere kosten voor de gezondheidszorg. Deze studie onderzoekt de effecten van SES op individueel (maandelijks huishoudinkomen) en contextuele SES (huishoudinkomen en buurtdeprivatie), en perinatale morbiditeit op de zorgkosten in het vroege leven (0-3 jaar). Conclusie: Meer buurtdeprivatie was direct gerelateerd aan hogere zorgkosten bij jonge kinderen. Bovendien was een lager huishoudinkomen consistent en onafhankelijk gerelateerd aan hogere zorgkosten. Door de omstandigheden voor lage SES-populaties te optimaliseren, kan de impact van lage SES-omstandigheden op hun zorgkosten positief worden beïnvloed.
MULTIFILE
Uit het project Sociaal in het bestek blijkt dat MKB’ers de behoefte hebben om samen op te trekken bij de invulling van social return. Ze verwachten dat ze zich dan minder intensief bezig hoeven te houden met de manier waarop social return in een specifieke aanbesteding ingevuld moet worden. En ze willen op die manier bijdragen aan een duurzame inzetbaarheid van werknemers. Dit onderzoek geeft inzicht in de juridische aspecten van de inrichting van een arbeidspool en bevat een beschrijving van de ervaringen van ondernemers in de praktijk. Voordat we een beschrijving van het onderzoek geven volgen eerst de belangrijkste punten die aandacht verdienen bij het opzetten van een arbeidspool door ondernemers.
DOCUMENT
Bij de overname van een agrarisch familiebedrijf sta je voor grote financiële, juridische, fiscale en sociaal-emotionele uitdagingen. Zowel bedrijfsoverdragers, bedrijfsovernemers, maar ook de familie staat voor grote en ongelooflijk lastige beslissingen. Het maken van een rendabel bedrijfsmodel lukt vaak wel. Veel moeilijker is het sociaal-emotionele deel. Niet voor niets is het gezegde "met familie moet je wandelen, maar niet handelen". En toch zul je bij de bedrijfsovername het gesprek moeten aangaan met alle betrokkenen. Tijdens het webinar gaan we in gesprek met overdragers, overnemers en niet-overnemende familieleden. Ook vanuit het perspectief van de adviseur delen we de ervaringen. M.m.w. Ron Methorst (Aeres), Koos Dekker (HAS), Robert Baars (Van Hall Larenstein) en Gerry Kouwenhoven (Inholland).
LINK
De publieke opdracht voor het (middelbaar) beroepsonderwijs in Nederland is om alle deelnemers op te leiden voor een plek op de arbeidsmarkt. Nederland heeft een uniek stelsel ontwikkeld voor het opleiden voor vakmanschap op middelbaar niveau. Door de OECD wordt dit getypeerd als een mixed model (OECD, 2010; zie ook Van Lieshout, 2008; Nieuwenhuis, 2012). Het is mixed omdat de aansturing én de uitvoering gebeuren in samenwerking tussen overheid en bedrijfsleven, gericht op een arbeidsmarktrelevante startkwalificatie en tegelijkertijd op bredere maatschappelijke participatie en vervolgscholing. Het adagium daarbij is “Focus op vakmanschap”, de titel van de meest recente ambitienota van het kabinet voor het middelbaar beroepsonderwijs (mbo).
DOCUMENT
In de afgelopen jaren is er een steeds vroegere bijstelling te zien geweest van spelend leren naar een meer gestructureerde schoolse benadering. Eenzijdig de focus leggen op dergelijke vormen van ‘schools’ leren kan echter leiden tot negatieve effecten, omdat sommige jonge kinderen nog niet rijp zijn voor zo’n aanpak. Centraal in het onderzoek waarover hier verslag wordt gedaan, staat dan ook de vraag wat de rol is van de sociaal-emotionele en gedragsmatige ontwikkeling van jonge kinderen in relatie tot hun cognitieve leerprestaties. Met behulp van een in Nederland nog niet eerder toegepast observatie-instrument voor schoolrijpheid zijn sociaal-emotionele en gedragsmatige problemen in kaart gebracht bij kinderen in de groepen twee en drie van het basisonderwijs. Daarbij is gekeken naar de samenhang met hun feitelijke prestaties op gestandaardiseerde taal- en rekentoetsen uit het Cito-volgsysteem. De resultaten geven onderbouwing aan de stelling dat sommige leerlingen nog niet schoolrijp zijn, of anders gezegd: ze zijn nog niet toe aan het schoolse gestructureerde leren. Met name bij jongens kunnen problemen op het sociaal-emotionele of gedragsmatige vlak het leerproces negatief beïnvloeden. Vanuit dit perspectief is een herijking van het begrip schoolrijpheid op zijn plaats en lijkt een kritische reflectie van belang op de gestructureerde schoolse benadering in veel methoden voor de voor- en vroegschoolse educatie, want zeker niet alle doelgroepleerlingen zijn daar aan toe.
DOCUMENT
Al geruime tijd wordt geprobeerd om gezondheid te verbeteren via de inrichting van de leefomgeving. De leefomgeving heeft op verschillende manieren invloed op gezondheid. Denk hierbij aan omgevingsfactoren als luchtvervuiling, het stedelijk hitte-eiland effect, wandel- en fietsinfrastructuur, ontmoetingsplekken, groenstructuren en het voedselaanbod. De rijksoverheid stimuleert lokale overheden, woningcorporaties, gezondheidsinstellingen en private partijen om invulling te geven aan gezonde en leefbare buurten. Ondanks de toegenomen aandacht voor de ruimtelijke aspecten van gezondheid, bestaat er nog veel onduidelijkheid over de vraag welke inrichtingsmaatregelen het meest effectief zijn voor het verbeteren van gezondheidsuitkomsten. Wat is er bekend over de samenhang tussen de leefomgeving en gezondheid? Op welke wijze kan ruimtelijke ordening bijdragen aan een gezonde leefomgeving? En hoe is aandacht voor ruimtelijke gezondheidsverschillen momenteel verankerd in beleid en praktijk? Deze themareeks zoekt antwoorden op deze vragen vanuit onderzoek en praktijk. Dit artikel begint met een beschrijving van de relatie tussen ruimtelijke ordening en gezondheid in Nederland en introduceert daaropvolgend de themareeks.
LINK