Sociale innovatie heeft als doel om kwaliteit toe te voegen aan de samenleving. Dat moet in de eerste plaats vooral opgevat worden als een gemeenschappelijke opgave. Het kan nooit alleen tot stand gebracht worden door de overheid of door professionals. Meer dan ooit is het nodig om burgers zelf in het middelpunt te plaatsen. Hier ligt een aantal mooie uitdagingen te wachten, waarbij we onderscheid kunnen maken tussen systeeminnovatie en beroepsinnovatie, die niet los van elkaar gezien kunnen worden.
In deze publicatie onderzoeken we hoe sociaal werkers zelf aankijken tegen eco-sociaal werk en de rol die zij in de klimaatcrisis en ecologische crisis zouden kunnen innemen. Zien zij het belang van in van eco-sociaal werk? Welke mogelijkheden zien zij en welke belemmeringen ervaren zij? In hoeverre zijn zij persoonlijk betrokken bij klimaatveranderingen, hoe vertalen zij deze betrokkenheid agogisch in hun werk en hoe zetten zij zich in voor het verduurzamen van hun organisatie? Welke ideeën hebben zij bij eco-sociaal werk en hoe vertalen zij dat in hun handelen? Het antwoord op deze vragen geeft weer waar sociaal werkers naartoe willen, hoever we staan en wat nodig is om een stap verder te zetten in de richting van eco-sociaal werk. Deze vragen vormen het startpunt voor dit onderzoek.
De decentralisatie van zorg en ondersteuning naar de gemeenten ging gepaard met een aantal na te streven veranderingen, zoals meer ruimte voor professionals, zelfredzaamheid van burgers centraal stellen, en meer vrijwillige inzet. Voor professionals blijkt dit te leiden tot de nodige verwarring over taken en verantwoordelijkheden. Het oude vertrouwde kader van het specialisme moest ingeruild worden voor een nieuw kader dat nog uitgevonden moest worden. Neem de opkomst van de sociale wijkteams met een generalistische werkwijze. Noem het zoeken van een afwegingskader om te bepalen wat burgers en hun sociaal netwerk zelf kunnen en waar professionele inzet nodig is. De verschuiving van een focus op de ondersteuning van hulpbehoevende burgers naar het werken met vrijwillige inzet en algemene maatschappelijke voorzieningen blijkt te vragen om andere competenties.
Het landelijk platform lectoren sociaal werk is een sinds 2003 bestaand samenwerkingsverband van 30 lectoren, verbonden aan 15 verschillende hogescholen. Het platform beoogt preventie van gezondheidsproblemen en bevorderen van samen zorgzaamheid van (potentieel) kwetsbare burgers door: 1. uitvoering van onderzoek zoals geagendeerd in de kennis- en onderzoeksagenda sociaal werk, inclusief werving van fondsen; 2. valorisatie van onderzoek mede door verbinding met het netwerk van kennisinstituten, de beroepsvereniging, het onderwijs, organisaties en gemeenten in het sociaal domein; 3. advisering door participatie in advies- en onderzoekscommissies over de ontwikkeling van het sociaal werk op allerlei beleidsterreinen (jeugd, GGZ, ouderen, positieve gezondheid e.d.) 4. advisering van beroepsonderwijs en beroepsvereniging sociaal werk Bij de transformatie van verzorgingsstaat naar participatiesamenleving is een belangrijke taak weggelegd voor het sociaal werk. Het sociaal werk is de beroepsgroep bij uitstek die bijdraagt aan participatie, zelfredzaamheid en het bouwen van informele structuren in de maatschappij (met het oog op samenleven, participatie en onderlinge steun). De relevantie van deze beroepstaken neemt toe door de vergrijzing en ontwikkelingen in het zorgdomein (toenemende gezondheidsverschillen, oplopende personeelstekorten). Om sociaal werkers in staat te stellen hieraan uitvoering te geven is de kennis- en onderzoeksagenda sociaal werk in 2020 ontwikkeld (Hooghiemstra en Van Pelt, 2020). Het platform heeft intensief bijgedragen aan de totstandkoming van deze agenda. De agenda biedt zicht op de maatschappelijke opgaven, laat kennishiaten zien en benadrukt het belang van bundeling van kennis en zichtbare impact. De toenemende relevantie van sociaal werk in combinatie met de lancering van de kennis- en onderzoekagenda sociaal werk is aanleiding voor het platform lectoren sociaal werk om de samenwerking met interne en externe stakeholders te willen intensiveren met het oog op kennisontwikkeling en –benutting.
Meidenwerkers menen van grote waarde te zijn voor het realiseren van de transformatiedoelen die voortvloeien uit de grootschalige stelselvoorziening in het sociale domein. Voor het werkelijk realiseren van hun ambitie hebben meidenwerkers hulp nodig. Meidenwerkers willen aan gemeenten, managers en collega-professionals kunnen laten zien wat concrete resultaten zijn van het meidenwerk voor het versterken van de eigen kracht. Daarvoor willen meidenwerkers meer weten over de werking van het meidenwerk. Ook willen meidenwerkers op specifieke onderdelen hun methodiek verbeteren. Meidenwerkers en hun organisaties door heel Nederland hebben lectoraat Youth Spot gevraagd om middels deze RAAK- Publiek aanvraag vast te stellen of en hoe het meidenwerk bijdraagt aan het versterken van de eigen kracht van meiden en op welke manier het meidenwerk beter ingezet kan worden op het gebruik van de groep, de familie en het netwerk. Consortium: In het consortium participeren de organisaties die investeren en meewerken aan de uitvoering van het project. Deze bestaat naast de Hogeschool van Amsterdam uit 9 publieke organisaties: ContourdeTwern, JoU, Dock, IJsterk, Streetcornerwork, Participe, Combiwel, Stichting Jeugd en Jongerenwerk Midden Holland en Dynamo. Deze organisaties zijn aanbieders van meidenwerk in grootstedelijke, stedelijke en landelijke omgevingen uit het midden, westen en zuiden van het land. Ambitie: De ambitie van meidenwerkers en hun organisaties is om met dit project aan te tonen wat de werking en het resultaat is van het meidenwerk voor het versterken van de eigen kracht van meisjes en jonge vrouwen en de methodiek meidenwerk zodanig te verbeteren dat die aansluit op hedendaagse ontwikkelingen in jeugd- en sociaal beleid. Dit opdat gemeenten blijven investeren in het meidenwerk en meisjes en jonge vrouwen in kwetsbare posities toegang houden tot ondersteuning bij het ontwikkelen van hun eigen kracht. Resultaat: Handboek: ?Kracht van meiden 2.0? waarin de met empirie onderbouwde methodiek meidenwerk beschreven staat. Nieuw ontwikkelde instrumenten worden opgenomen in de herziene methodiekbeschrijving. Ook wordt er een online platform ontworpen, waar professionals en studenten door middel van blended en sociaal leren de gelegenheid krijgen om zich de ontwikkelde kennis en instrumenten werkelijk eigen te maken. Projectplan: Het projectplan bestaat uit drie fases waarin vijf werkpakketten centraal staan. Fase 1 beslaat het onderbouwen van de methodiek (WP1), fase 2 het doorontwikkelen van de methodiek (WP 2,3 & 4) en de 3e fase kenmerkt zich door kenniscirculatie en disseminatie (WP5).