Hoofdstuk 17 uit Sociale innovatie in beeld. In de media verschijnen met enige regelmaat berichten over de vermeende toename van het aantal verwarde personen. Een korte bloemlezing van berichten die verschenen in de eerste weken van 2016. Op 1 januari bericht de Volkskrant: ‘A28 dicht vanwege verwarde man in ondergoed’. Automobilisten zagen op de snelweg een verwarde persoon en belden de politie. Een week later, op 9 januari, verscheen in de krant ‘Gooi en Vechtstreek’ het bericht ‘Verward persoon dreigt van woning af te springen’. Op 13 januari meldt een andere lokale krant dat een man een explosie dreigde te veroorzaken in een huis in Den Haag. Een arrestatieteam kwam in actie om de man te overmeesteren en de omliggende huizen werden ontruimd. Het bleek – opnieuw - te gaan om een verwarde man. Achter deze berichten gaan grote menselijke drama’s schuil.
DOCUMENT
Full text via link. Artikel uit Topartikelen 2016. De kranten staan bol van berichtgeving over verwarde personen. Een onderzoek van belangenvereniging Aedes geeft aan dat ook woningbouwcorporaties een toename aan verwarde personen ervaren in de woning en op straat. Om de toename van verwarde personen te voorkomen, spreken woningbouwcorporaties over een zogenaamde ‘sluitende aanpak’ met de gemeente, politie en de Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ). Wat houdt die ‘sluitende aanpak’ in, die momenteel gebruikt wordt door de gemeente, politie, woningbouwcorporatie en GGZ om de toename te voorkomen en welke rol speelt de GGZ-agoog hierin? Belangenvereniging Aedes deed in 2015 onderzoek onder 174 woningcorporaties (52 procent van alle corporaties) naar overlast door verwarde personen (Boerebach, 2015). Het Aedes onderzoek richtte zich op mensen met psychische of psychiatrische problemen. Uit de resultaten van het onderzoek komt naar voren dat driekwart van de corporaties een toename ervaart van overlast door verwarde personen.
DOCUMENT
Bedoeling van de leerateliers is het vergroten van veiligheid en veerkracht van kwetsbare daders, slachtoffers en belangrijke derden. De pilot is opgezet om een nieuwe vorm van werken bij ZSM te ontwikkelen. Openbaar Ministerie (OM), politie, 3RO, Raad voor de Kinderbescherming (RvdK), Slachtofferhulp Nederland (SHN), en bureau jeugdzorg (BJz), allen vaste partners op ZSM, vormden in Maastricht met Halt, Maatschappelijke organisaties (Moveoo, Vangnet, Levanto) en de William Schrikker Groep (WSG) een team. Er was nauw contact met de Veiligheidshuizen VHH) en Veilig Thuis (VT). Er zijn voor de pilot in Limburg vier doelgroepen geselecteerd: twee daarvan zijn landelijk vastgesteld: 1)jeugdigen, betrokken als dader, slachtoffer of als betrokkene en 2)huiselijk geweld zaken waar kinderen bij betrokken zijn. Limburg heeft daar de volgende doelgroepen aan toegevoegd: - verwarde personen - mensen met een verstandelijke beperking - jong volwassenen In dit beknopte rapport beschrijven we de resultaten van het tweede leeratelier in Limburg in de periode van mei tot juli en de belangrijkste leeropbrengsten en leerpunten die opgespoord zijn. Voordat de werkwijze van het leeratelier Maastricht en de resultaten worden beschreven in hoofdstuk 4, 5 en 6 zullen we eerst toelichten hoe de leerateliers zijn ontstaan en wat de leidende visie is voor de leerateliers (hoofdstuk 2) en wat de vragen zijn waarop de pilots een antwoord moeten geven (in hoofdstuk 3).
DOCUMENT
In Nederland bieden verschillende bronnen informatie over mensen met verward gedrag, bijvoorbeeld bronnen van de politie, GGD Gemeentelijke Gezondheidsdienst meldpunten, en regionaal ambulancevervoer. Op basis van een aantal van deze bronnen is in pilots in de GGD-regio’s Utrecht en West-Brabant geprobeerd om regionaal de groep personen met verward gedrag en de onderliggende problematiek in beeld te brengen.De pilots hebben duidelijk gemaakt dat ‘de’ persoon met verward gedrag niet bestaat. De groep mensen met verward gedrag is heel divers en vaak kunnen meerdere soorten problemen het gedrag veroorzaken. Dit betekent dat ondersteuning en zorg moet aansluiten bij de diversiteit van de problematiek. Verder blijkt dat het aantal registraties hoger is dan het aantal geregistreerde personen. Het aantal personen met verward gedrag wordt dus overschat als alleen naar het aantal registraties wordt gekeken, bijvoorbeeld omdat personen meerdere keren in dezelfde bron geregistreerd staan.In de pilots is ook gekeken wat de informatie voor gebruikers, bijvoorbeeld beleidsmakers, oplevert. Zij blijken soms andere doelen en verwachtingen te hebben van een dergelijke ‘monitor’. Zo wil de ene gebruiker de omvang van de groep verwarde personen in de regio weten, en de andere wat er met de personen gebeurt in de hele keten van zorgverlening. Het is daarom belangrijk gebruikers te betrekken bij de opzet van de monitor. Hetzelfde geldt voor ervaringsdeskundigen, omdat zij vanuit het perspectief van de cliënt kunnen helpen de cijfers en informatie afkomstig van de gegevensbronnen beter te begrijpen. Het blijkt lastig om de informatie (cijfers en beschrijvingen) uit deze bronnen te ontsluiten en te analyseren, onder andere vanwege privacywetgeving. Het is niet mogelijk om de cijfers uit de verschillende bronnen bij elkaar op te tellen of met elkaar te vergelijken. Naast elkaar geven de cijfers een genuanceerde indruk van de situatie in de regio. Een analyse van de teksten levert waardevolle aanvullende informatie over de problematiek achter de registraties en aanvragen.De regionale pilots zijn in opdracht van ZonMw Nederlandse organisatie voor gezondheidsonderzoek en zorginnovatie uitgevoerd door het RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu , het Trimbos-instituut, De Praktijk Index, GGD regio Utrecht en GGD West-Brabant. De bedoeling van de pilots is de verdere ontwikkeling van gemeentelijk of regionaal beleid met cijfers en informatie te ondersteunen.
MULTIFILE
Er zal dus gekeken moeten worden naar hoe de kans op brand bij zelfstandig wonende verminderd zelfredzamen verkleind kan worden en hoe deze verminderd zelfredzamen zichzelf in veiligheid kunnen brengen als er brand ontstaat. Dit zou kunnen door hier bij de bouw van bijvoorbeeld seniorencomplexen rekening mee te houden, maar ook door bijvoorbeeld het mogelijk te maken dat er een soort “bhv-systeem” opgezet wordt in seniorencomplexen. Dit laatste vereist sociale innovatie: op dit moment is de verplichting voor bhv vastgelegd in de Arbowet. Dit betekent dat er in een complex waar mensen wonen en er geen mensen continu werken, er geen verplichting is om een bhv te hebben. De vraag is dan wie kan dit organiseren in seniorencomplexen en wie zou dan deel uit kunnen maken van dit “bhv-systeem”. Ook het geven van voorlichting over brand en brandpreventie zou een goed idee kunnen zijn. Dit wordt natuurlijk al gedaan door de brandweer maar het zou goed zijn om ook hulpverleners die bij mensen thuis komen bij te scholen over brand en brandpreventie zodat zij hun cliënten hier ook bij kunnen helpen. Op dit moment zijn er al thuiszorgorganisaties die hun cliënten helpen met het aanbrengen en testen van rookmelders en waar thuiszorgmedewerkers getraind worden door de brandweer (Rivas, 2013). Wellicht dat dit breder opgepakt kan worden ook richting de begeleiding van psychiatrische patiënten. Omdat dit een specifieke doelgroep is zou deze voorlichting door de begeleiders zelf gedaan moeten worden, maar dan zullen zij eerst ook getraind moeten worden. Het KSI zou dit kunnen oppakken bijvoorbeeld door lesmateriaal te ontwikkelen voor studenten Social Work.
DOCUMENT
In dit hoofdstuk wordt het Nederlandse beleid geschetst van het tegengaan van radicalisering en het voorkomen van terroristisch geweld. Hierin neemt het ‘Actieprogramma integrale aanpak Jihadisme’ een belangrijke plaats in. Besproken wordt wat er goed gaat en wat de ontwikkelingsvragen zijn. Het hoofdstuk eindigt met een beschouwing over de behoefte aan sociale innovatie. Aangezien een aantal preventieve interventies behoorlijk ingrijpend kunnen zijn, is het zaak om bij de uitvoering te letten op eenduidigheid en adequate rechtsbescherming.
DOCUMENT
Door de ontwikkeling van ZSM zijn ketenpartners beter gaan samenwerken, maar er is een focus op ‘snel afdoen’ ontstaan. De ambitie is voor kwetsbare slachtoffers en verdachten meer betekenisvol te werken door te verdiepen en meer tijd te nemen om maatwerk te leveren. Daarom vonden van februari 2016 tot eind november 2016 er in een pilot drie experimenten plaats in de vorm van leerateliers verdiepingsomgeving Jeugd Gezin en Zeden. De bedoeling van de leerateliers is het vergroten van veiligheid en veerkracht van kwetsbare daders, slachtoffers en belangrijke derden. De pilots zijn opgezet om een nieuwe vorm van samen werken bij ZSM te ontwikkelen. Het KSI van de Hogeschool Utrecht rapporteerde over de leeropbrengsten van alle drie leerateliers. De sluitsteen is dit korte overkoepelende reflectieverslag dat een aantal kernthema’s bevat waarin telkens per kernthema een aanbeveling wordt gedaan.
DOCUMENT
Hoofdstuk in Stilstaan om vooruit te komen. Deel 3: Perspectief burger in de rol van naaste en/of mantelzorger. Diagnose: beginstadium van Alzheimer Fabian is jong dementerend (49 jaar). Hij is partner van zijn grote liefde Eric. Ze zijn al 23 jaar samen en wonen in een middelgroot dorp op de rand van de provincies Utrecht en Gelderland. Fabian is langzaamaan vergeetachtig geworden. Eric wijt dat aan een akelige griep die hij in de winterperiode heeft gehad. Soms dwaalt Fabian door de wijk zonder z’n bestemming te weten. In de supermarkt, waar ze hem goed kennen, koopt hij steeds dezelfde artikelen en heeft hij verwarde communicatie met het winkelpersoneel. Een medewerker van de winkel vraagt bij Eric na wat er aan de hand is. Ook in andere sociale situaties valt het op dat Fabian ‘anders’ is geworden. Eric probeert Fabian te ‘red¬den’ uit dergelijke benarde situaties om te voorkomen dat Fabian respect verliest. Maar hij weet wel beter en maakt zich zorgen. Uiteindelijk trekt Eric aan de bel en regelt een bezoek aan de huisarts.
DOCUMENT
Het gaat de goede kant op met de criminaliteitscijfers en veiligheidsbeleving van burgers in Zeist. Toch hebben de burgemeester en gemeenteraad van Zeist zich voorgenomen om een trendbreuk in de onveiligheid in Zeist te realiseren. De ambitie is om een versnellingsimpuls te realiseren in de verbetering van de veiligheid in Zeist. In dit innovatieonderzoek staat het verder bestendigen van professionals in de aanpak van veiligheid op het niveau van wijken en buurten in Zeist centraal. De hoofdvraag bij dit onderzoek luidt: Hoe kan de gemeente Zeist met al haar partners, binnen de grenzen van het mogelijke, meer veiligheid in wijken en buurten stimuleren? Om indrukken voor heel Zeist op te kunnen doen is er samen met de gemeente Zeist gezocht naar twee wijken die wat betreft veiligheid en bevolkingssamenstelling exemplarisch zijn voor de diversiteit in Zeist. Deze gebieden hebben wij gevonden in de wijken Vollenhove en Brugakker. Binnen de wijken zoomen we verder in op diversiteit in buurten. Voor Vollenhove onderzochten wij de Geroflat en omgeving en de Pedagogenbuurt. In Brugakker lag onze focus op de koopwoningen in het noordwesten van de wijk en de huurwoningen in ‘de Hoge Rug’. Via een verdiepende blik in de cijfers, gesprekken met buurtbewoners en betrokken professionals werkten wij naar gezamenlijk handelingsperspectief voor burgers en professionals op basis van verbonden veerkracht.
DOCUMENT
Wat verwacht de samenleving eigenlijk van de politie? En bieden cijfers wel een genuanceerde weergave van succes of falen van de politie? Zij moet immers in een steeds complexere samenleving haar werk doen. Volgens Marnix Eysink Smeets moeten we broodnodig een discussie voeren over een eerlijke beoordeling van de politietaak.
LINK