© 2025 SURF
Het project verwijsstroom huisartsen is gestart op 1 januari 2020. Het doel van het project is om de samenwerking tussen huisartsen en het gebiedsteam 1.Hoorn te versterken waardoor de gemeente en betrokken zorgpartijen: • Eerder problemen signaleren en sneller passende zorg bieden, waar het kan lichte zorg inzetten en minder snel diagnosticeren. • Zorgvragen normaliseren.• Actief regie voeren op het resultaat waarbij gezin en professional betrokken zijn. Zeker in gevallen waarbij er sprake is van multiproblematiek.• Escalaties en doorverwijzingen naar tweedelijnsvoorzieningen voorkomen.
DOCUMENT
In dit rapport beschrijven wij de resultaten van een vragenlijst onder huisartsen en praktijkondersteuners jeugd in de gemeente Hoorn. Zij zijn bevraagd over de samenwerking met1.Hoorn. Dit is het punt, dichtbij in de wijk, waar inwoners terecht kunnen met al hun vragen rond zorg en ondersteuning in Hoorn.Huisartsen en praktijkondersteuners beoordelen het contact met 1.Hoorn gemiddeld met een 7,4. Laten we echter één beoordeling met een 1 buiten beschouwing, dan is het gemiddelde een 7,7. In de bredere regio (waarin ook andere gemeenten waren opgenomen) scoorden wijkteams de afgelopen twee jaar om en nabij de 5 op exact dezelfde vraag. In verhouding hiertoe doet 1.Hoorn het dan ook goed.De meeste huisartsen en praktijkondersteuners hebben een aantal keer per maand contact met 1.Hoorn. Dit percentage is aanzienlijk hoger dan in voorgaande regionale metingen. Het contact is in vergelijking hiertoe dan ook hoog en neemt mogelijk toe.De huisartsen en praktijkondersteuners vinden in grote mate dat 1.Hoorn een belangrijke bijdrage levert aan de kwaliteit en efficiëntie van de zorg, alsmede aan een bredere kijk. Daarnaast vinden zij het sparren over complexe zaken een belangrijke bijdrage van 1.Hoorn.De uitwisseling van gegevens wordt als belangrijkste knelpunt ervaren. Ook zijn er bij diverse huisartsen en praktijkondersteuners zorgen over de continuïteit van het contact en is er bij enkelen enige onduidelijkheid over de exacte rol van het wijkteam in het zorglandschap.Door de huisartsen en praktijkondersteuners worden oplossingen onder andere gezocht in het delen van lijsten met patiënten, uitwisseling van bijvoorbeeld telefoonnummers, één aanspreekpunt en het vergroten van het zicht op wat 1.Hoorn doet.
MULTIFILE
Harten voor Sport heeft het lectoraat Participatie en Stedelijke Ontwikkeling (PSO) van de Hogeschool Utrecht benaderd om samen na te denken over een onderzoekstraject ten behoeve van de horizontale verantwoording 2016. Het was de wens van Harten voor Sport om een compact onderzoek uit te voeren waarbij de volgende onderzoeksvraag is geformuleerd: Wat hebben de programma’s van Harten voor Sport bijgedragen aan de huidige ontwikkelingen van het sport- en beweeggedrag van Utrechtse wijkbewoners (Zuid en Zuidwest), bezien vanuit samenwerkingspartners en beweegmakelaars die werkzaam zijn in deze twee wijken? Om focus en verdieping in het onderzoek (1-meting) aan te brengen zijn twee Utrechtse wijken (Zuid en Zuidwest) geselecteerd, die ook in het onderzoek (0-meting) van 2014 geselecteerd waren. Op deze manier kan er beter en gerichter gekeken worden naar de bijdrage van Harten voor Sport. Het compacte onderzoek bestond uit twee delen. Om een scherper zicht te krijgen op de uitvoering van de programma’s van Harten voor Sport hebben er twee interviews plaatsgevonden met twee beweegmakelaars die betrokken zijn geweest bij de uitvoering van de programma’s in een van beide wijken. Zij kunnen een beeld schetsen van de uitvoering van de programma’s in hun wijken en de doelgroepen. Daarnaast zijn er twee focusgroepsgesprekken op wijkniveau (Zuid en Zuidwest) belegd. Maatschappelijke partners uit de wijk zoals sociaal makelaars, combinatiefunctionarissen (CF’ers), sportverenigingsbestuurders, jongerenwerkers, brede school coördinatoren, vertegenwoordigers uit de zorgsector en actieve bewoners die zelf sportieve activiteiten organiseren zijn uitgenodigd om hun meningen en ervaringen over de gevoerde Harten voor Sport programma’s te delen. Helaas was de opkomst gering bij de focusgroepen; aan beide bijeenkomsten werkten in totaal vier samenwerkingspartners mee. De opkomst van maatschappelijke partners lag tijdens de 0-meting over het jaar 20141 twee keer zo hoog met acht deelnemers aan twee focusgroepgesprekken. Er is geen aantoonbare reden voor de lagere opkomst bij de 2-meting. Om de respons te verhogen zijn er per e-mail nog vragenlijsten nagestuurd, maar ook die opbrengst was nihil. Dit gegeven dient bij het lezen van deze rapportage meegenomen te worden, omdat de uitkomsten dus gebaseerd zijn op een beperkt aantal interviews. In het volgende hoofdstukken zullen de uitkomsten van de interviews en focusgroepen gegeven worden en tenslotte treft u de conclusie en aanbevelingen aan van deze rapportage
DOCUMENT
Wat is de waarde van het samenspel tussen kUS en het Kenniscentrum Sociale Innovatie (KSI)? Die is meervoudig. We bouwen met elkaar aan een duurzame regionale infrastructuur, met alle belangrijke partners, gericht op het oplossen van sociale vraagstukken. Het KSI is daarbij coördinator en penvoerder van het kUS. Het Kenniscentrum Sociale Innovatie is één van de vier kenniscentra van Hogeschool Utrecht, waar het praktijkgericht onderzoek is ondergebracht. Daar doen we onderzoek, in nauwe samenwerking met onderwijs en werkveld, in en vanuit het brede sociaal domein. Onze missie is: bijdragen aan een inclusieve, rechtvaardige en veilige samenleving. In en vanuit het kenniscentrum gebeurt veel moois en waardevols, waar ik hier niet verder op in kan gaan. Om u daar een indruk te geven, verwijs ik graag naar onze website.
DOCUMENT
Werkwijzer in het kader van het project ‘ Schoenmaker blijf niet bij je leest!’ Als professionals met mensen werken hebben zij ook te maken met mensen die in een schuldsituatie verkeren. De professional hoeft hier niets van te merken, zolang de schulden geen belemmerende invloed hebben op het contact, het traject en/of het gedrag van de cliënt1. dit wel het geval is, u bemerkt dit bijvoorbeeld door verbale of non-verbale signalen die uw cliënt afgeeft (uw client is rusteloos, neemt soms onbegrijpelijke beslissingen, oogt gestrest, doet vreemde uitspraken, komt niet opdagen op afspraken of vertelt u over problemen met een deurwaarder of verhuurder), is het vaak zoeken naar welke instantie u het beste kan doorverwijzen. Mogelijk vraagt u zich af wat u kan doen voor deze cliënten, maar ontbreekt het u aan goede voorbeelden of een volledig beeld van de mogelijkheden. Deze werkwijzer geeft u inzicht in de doorverwijzingsmogelijkheden die er zijn voor mensen met (kans op ernstige) schulden. Als u signaleert dat uw cliënt schulden heeft, of de kans erg groot is dat deze binnen korte termijn (ongeveer drie maanden) ontstaan, dan kunt u aan de hand van de bijgevoegde tabel en route kaart een gerichte keuze maken naar welke instantie of vorm van hulp u uw cliënt het beste kan doorverwijzen
DOCUMENT
Mensen die een hersenletsel hebben opgelopen gaan een herstelproces in dat langdurig is en meestal complex. De vaste mantelzorger vaak de partner, is intensief betrokken bij dit herstelproces. De cliënt met een niet-aangeboren hersenletsel (cliënt met Nah) en de mantelzorger ontmoeten als ‘cliëntkoppel’ de professional in ziekenhuizen, revalidatiecentra, op dagbesteding en in diverse andere instellingen en verbanden. Het cliëntkoppel maakt zijn entree in een (doorgaans) onbekende wereld, namelijk in de wereld van hulp en zorgvragen. Een goede communicatie tussen het cliëntkoppel en de professional kan helpen om het revalidatietraject en daarmee het herstel, te optimaliseren. Een van de kenmerken van een goede communicatie is het vraaggericht werken. Hierbij staat het helder krijgen van de wensen van het cliëntkoppel en eventueel het concreet maken daarvan centraal. De vraaggerichte communicatie wordt echter bemoeilijkt wanneer er sprake is van een niet-aangeboren hersenletsel. De problemen met taal, oriëntatie en geheugen, maar ook een gebrekkig inzicht in het eigen functioneren beperken de mogelijkheden van de communicatie. Dikwijls neemt dan de vaste mantelzorger de rol van de cliënt over. De mantelzorger ‘vertaalt’ de wensen en vragen van de cliënt. De mantelzorger is daarmee een volwaardige partner in de dialoog geworden. Welke patronen zijn te herkennen in deze zogenoemde trialoog? Welke vaardigheden zijn nodig om de communicatie optimaal mogelijk te maken? Hoe kan de communicatie met de professional helpen om het hersteltraject zelf richting te geven? En vooral: helpt dat om ook het eigen leven weer vorm en kwaliteit te geven? Het onderzoek ‘Goeie snap van elkaar’ probeert op bovenstaande vragen een antwoord te vinden. De schrijver van dit artikel is mantelzorger van haar partner met een hersenletsel. Onderstaande casus is het eigen materiaal en aanleiding voor dit onderzoek. Dit artikel gaat in op de uitspraken van de geïnterviewde cliëntkoppels over de vaardigheden van de professionals. Er worden aanbevelingen en adviezen gegeven om de samenwerking met de professionals te verbeteren.
DOCUMENT