Leerlingen die hun hele schoolcarrière goede cijfers hebben gehaald voor vreemde talen, zoals Frans, Duits of Spaans, blijken vaak niet goed in staat om in die talen te communiceren. Kennelijk is er iets anders getoetst dan communicatievaardigheid. Als de toetsing zich daar beter op richt, welke effecten heeft dat dan op de onderwijsactiviteiten? Deze vraag staat centraal in het promotieonderzoek van Charline Rouffet.
LINK
Leesvaardigheid wordt gezien als een sleutelcompetentie voor het basisonderwijs en is een sterke voorspeller van toekomstig maatschappelijk en academisch succes. Gedurende alle jaren van het basisonderwijs wordt daarom sterk ingezet op leesonderwijs op school. De leerkracht speelt hierin een grote rol, bijvoorbeeld bij het inoefenen van de verschillende vaardigheden die bij leren lezen komen kijken. Toen de scholen in Nederland tijdelijk werden gesloten en de leerlingen noodgedwongen afstandsonderwijs volgden (van 16 maart tot 25 april 2020), dienden leerkrachten in Nederland in zeer korte tijd en zonder gedegen onderwijskundig ontwerp, hun grotendeels klassikale face-to-face onderwijs om te zetten in (digitaal) onderwijs op afstand. In dit onderzoeksproject is aan de hand van de ervaringen van leerkrachten (in opleiding) onderzocht hoe het leesonderwijs op afstand was vormgegeven en wat we hiervan kunnen leren met betrekking tot toekomstige keuzes voor afstandsonderwijs.
DOCUMENT
Er wordt heel wat onderzoek gedaan naar jongeren en de manier waarop ze gebruik maken van ICT. Vaak om een algemeen beeld te krijgen van wat voor media ze zo al gebruiken en hoeveel tijd ze ermee bezig zijn. Meestal wordt de kans dan niet benut om aan jongeren zélf te vragen wat hun ervaringen zijn met ICT, met name bij het leren. Hoe ze vanuit die ervaringen aankijken tegen het inzetten van ICT bij het doen van huiswerk en welke verwachtingen ze eigenlijk hebben van het gebruik van ICT op school. Vandaar dat in Australië1 en in Nederland – met steun van Kennisnet - in de afgelopen maanden onderzoek is gedaan naar de verwachtingen en de ervaringen van studenten, leerlingen en jonge, startende leraren met betrekking tot het leren met ICT in het onderwijs. Dit artikel beschrijft de belangrijkste resultaten van dit onderzoek.
DOCUMENT
Kenniscentrum Educatie rapportnummer 16-03 In de regio Utrecht-Amersfoort hebben vijf academische basisscholen vanaf het schooljaar 2012-2013 deelgenomen aan het vierjarige schoolverbeteringsproject: het Academische Opleidingsscholen project (AOS-project). Het uiteindelijke doel van het project was de scholen te leren systematisch en doelgericht te werken aan schoolontwikkeling. Om dit doel te realiseren is nauw samengewerkt tussen het kenniscentrum van de Hogeschool Utrecht, Instituut Theo Tijssen, het bestuur en de scholen. Deze rapportage is een bijlage bij het onderzoeksrapport dat verschenen is over het project: Op basis van data de schoolontwikkelingsagenda bepalen (2016). In deze rapportage zijn de vijf casebeschrijvingen opgenomen, die zijn geschreven door de coördinatoren van de deelnemende scholen in samenwerking met een docent van de Hogeschool Utrecht. Het doel van de casebeschrijvingen is om zicht te krijgen op het verloop van het implementatieproces op de individuele scholen. Iedere school beschrijft de resultaten die zijn behaald, de successen die zijn geboekt, maar ook de knelpunten die ze hebben ervaren tijdens de uitvoering van het project op de school.
DOCUMENT
Leerlingen die hun hele schoolcarrière goede cijfers hebben gehaald voor vreemde talen, zoals Frans, Duits of Spaans, blijken toch slechts beperkt in staat om in die talen te communiceren. Wat zeggen deze cijfers dan? Wordt er wel op de juiste manier getoetst in het vreemdetalenonderwijs? En wat zegt het eigenlijk over de onderwijsactiviteiten die de leerlingen op deze toetsing voorbereiden? Dit is wat wij onderzocht hebben in de eerste fase van een promotie-onderzoek het vreemdetalenonderwijs?
DOCUMENT
In het Instituut Archimedes, de tweedegraads lerarenopleiding van de Faculteit Educatie van de Hogeschool Utrecht, neemt de instroom van allochtone studenten toe en daarmee ook de diversiteit van eerder verworven competenties van studenten. Signalen van decanen, docenten, studieloopbaanbegeleiders en onderzoek (Crul &Wolff 2002, Beijer 2005) duiden er op dat relatief veel allochtone studenten problemen ondervinden in hun studieloopbaan. De huidige instrumenten voor intake en studieloopbaanbegeleiding blijken lang niet altijd toereikend te zijn om adequaat de beginsituatie van allochtone studenten vast te stellen en hun studieloopbaan te begeleiden. Er is behoefte aan bijstelling van de bestaande instrumenten en materialen ten behoeve van de veranderende studentenpopulatie. Het Expertisecentrum Diversiteitsbeleid (ECHO) en Sectorbestuur Onderwijs Arbeidsmarkt (SBO) beogen de door- en uitstroom van allochtone studenten in het hoger onderwijs, i.c. de lerarenopleidingen, te verbeteren. Beide organisaties initiëren in samenwerking met hogescholen projecten die een bijdrage leveren aan de verbetering van het onderwijs voor multiculturele studentengroepen. In dit kader hebben ECHO en SBO het Instituut Archimedes het project Intake-assessment en studieloopbaanbegeleiding van allochtone studenten toegekend. Gedurende het studiejaar 2004-2005 hebben studieloopbaanbegeleiders van de opleidingen Frans en Spaans van Instituut Archimedes in samenwerking met een medewerker van de Kenniskring Lesgeven in de Multiculturele School hun ervaringen met de intake en de studieloopbaan van een aantal allochtone studenten in kaart gebracht. De resultaten en aanbevelingen naar aanleiding van de werkzaamheden van de projectgroep staan bij elkaar in dit verslag.
DOCUMENT
Voor een minor als Migratievraagstukken, waar het delen van (levens)verhalen en ervaringen een heel belangrijk element is, betekende het ontbreken van ‘echt contact’ met de groep een groot gemis. Desalniettemin kunnen we constateren dat er in het contact dat er wel mogelijk was veel is gedeeld en met oprechte interesse in de leef- en denkwereld van de medestudenten is geluisterd naar elkaar en de studenten elkaar hebben bevraagd. Aan het einde van de collegereeks hoorden we vaak dat de lessen de studenten hadden verrijkt omdat het een inkijkje bood in de levens van leeftijdsgenoten, een inkijkje die anders nooit zou hebben plaatsgevonden.
DOCUMENT
Het belangrijkste kapitaal van organisaties is het intellectueel kapitaal: alle bedrijfsmiddelen die je niet concreet vast kan pakken omdat ze ontastbaar zijn. Organisaties zijn succesvol vanwege hun kennis, de vaardigheden van hun medewerkers of hun octrooien. Organisaties zijn uniek vanwege de kracht van hun merken en hun wijze van werken. De belangrijkste bedrijfsmiddelen zijn ontastbaar geworden zoals relaties met klanten, een monopolie op een standaard waar niemand omheen kan of relaties met leveranciers. Dit boekje beschrijft het toenemende belang van intellectueel kapitaal voor ondernemers. Vervolgens wordt aangegeven hoe lectoraten van hogescholen kunnen bijdragen aan de kennis binnen het MKB.
DOCUMENT