Schuldenproblematiek is een van de onderwerpen waarmee de vaste Kamercommissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid zich bezighoudt. Om invulling te geven aan haar opdracht wil de commissie graag meer inzicht krijgen in eventuele tegenstrijdigheden en belemmeringen in het huidige juridisch kader rond schulden. Zij heeft daarom de lectoren Roeland van Geuns (Armoede Interventies, Hogeschool van Amsterdam), Tamara Madern en Nadja Jungmann (beiden Schulden & Incasso, Hogeschool Utrecht) gevraagd om een inventarisatie te maken van bekende knelpunten. Die inventarisatie hebben zij uitgevoerd samen met André Moerman van Schuldinfo en de Landelijke Organisatie Sociaal Raadslieden (LOSR/Sociaal Werk Nederland).
Op 1 januari 2015 werd de grootste wijziging van ons zorgstelsel sinds de invoering van de AWBZ in 1968 een feit. Nu het stof wat is neergedaald, schetst Jean-Pierre Wilken de veranderingen die hiermee gepaard gaan voor cliënten en professionals. Wat betekent het precies in de praktijk?
In this chapter the autor explores the contours and possible effects of the WMO for the local government level. First she gives a short overview of the main features of the WMO (PAR. 2.5). Then she describes the challenges that local government is confronted with, especially the political decisions that have to be taken at the local level (PAR. 2.3). The question to be answered is whether or not the WMO means an impulse for local democracy in the Netherlands. To that purpose, two quick comparisons are made (PAR. 2.4): with other decentralisation operations in the Netherlands, and with the decentralisation of social care and welfare in Sweden. These comparisons make it possible to determine two main conditions for creating an impulse for local politics, which are presented in PAR. 2.5. The article ends by some concluding remarks on the effect of the WMO on the local democracy in the Netherlands.
For English see below In dit project werkt het Lectoraat ICT-innovaties in de Zorg van hogeschool Windesheim samen met zorganisaties de ZorgZaak, De Stouwe, en IJsselheem en daarnaast Zorgcampus Noorderboog, Zorgtrainingscentrum Regio Zwolle, Patiëntenfederatie NPCF, VitaalThuis, ActiZ, Vilans, V&VN, Universiteit Twente en het Lectoraat Innoveren in de Ouderenzorg van Windesheim aan het in staat stellen van wijkverpleegkundigen om autonoom en doelmatig, op basis van klinisch redeneren, eHealth te indiceren en in te zetten bij cliënten. De aanleiding voor dit project wordt gevormd door de wijzigingen per 1 januari 2015 in de Zorgverzekeringswet. Wijkverpleegkundigen zijn sindsdien zelf verantwoordelijk voor de indicatiestelling en zorgtoewijzing voor verzorging en verpleging thuis: zij moeten bepalen welke zorg hun cliënten nodig hebben gezien hun individuele situaties, en hoe die zorg het best geleverd kan worden. Zorgverzekeraars leggen hierbij minimumeisen op, o.a. met betrekking tot de inzet van eHealth. Wijkverpleegkundigen hebben op dit moment echter niet of nauwelijks ervaring met het inzetten en toepassen van technologische toepassingen zoals eHealth. Vraagarticulatie leidde tot de volgende praktijkvraagstelling: 1. Hoe kunnen wijkverpleegkundigen worden voorzien in hun informatiebehoefte over eHealth? 2. Hoe kunnen wijkverpleegkundigen worden ondersteund in hun klinisch redeneren over het inzetten van eHealth bij hun cliënten? 3. Hoe kunnen wijkverpleegkundigen worden ondersteund bij het inzetten van eHealth in hun zorgproces? Het project levert hiertoe drie bijdragen: - De eerste bijdrage is een duurzaam geborgde keuzehulp (een app voor tablet of smartphone) waarmee wijkverpleegkundigen toegang hebben tot de benodigde informatie over eHealth-toepassingen en die aansluit bij de manier waarop wijkverpleegkundigen zorg indiceren (bijvoorbeeld door relaties te leggen tussen NIC-interventies en bijpassende eHealth-toepassingen). - Informatievoorziening is niet een afdoende antwoord op de handelingsverlegenheid van de wijkverpleegkundige omdat eHealth sterk in ontwikkeling is en blijft waardoor er altijd een discrepantie zal bestaan tussen de beschikbare en de benodigde informatie. . De tweede bijdrage van dit project is daarom kennis over (en inzicht in) het klinisch redeneren over de inzet van eHealth. Deze kennis wordt in het project doorvertaald naar een trainingsmodule die erop is gericht om het klinisch redeneren van wijkverpleegkundigen over het inzetten van eHealth en andere thuiszorgtechnologie bij hun cliënten te versterken. - De derde bijdrage van dit project omhelst inbedding van bovengenoemde resultaten in het verpleegkunde-onderwijs van onder meer Windesheim en in nascholingstrajecten voor wijkverpleegkundigen. Voor duurzame, bredere inbedding in het onderwijs wordt samengewerkt met regionale zorgonderwijsnetwerken. In this project the research group IT-innovations in Health Care of Windesheim University of Applied Sciences cooperates with care organisations de ZorgZaak, De Stouwe, and IJsselheem, and stakeholders Zorgcampus Noorderboog, Zorgtrainingscentrum Regio Zwolle, Patiëntenfederatie NPCF, VitaalThuis, ActiZ, Vilans, V&VN, University of Twente, and research group Innovation of Care of Older Adults of Windesheim to enable home care nurses to autonomously and adequately, based on clinical reasoning, allocate eHealth and implement it in patient care. The motivation behind this project lies in the alterations in the care insurance legislation per January 2015. Since then, home care nurses are responsible for the care allocation of all care at home: they determine which care their clients require, taking into account the individual situations, and how this care can best be delivered. Care insurance companies impose minimum requirements for this allocation of home care, among others concerning the implementation of eHealth. Home care nurses, however, have no or limited information about and experience with technical applications like eHealth. Articulation of the demands of home care nurses resulted in the following questions: 1. How can home care nurses be provided with information concerning eHealth? 2. How can home care nurses be supported in their clinical reasoning about the deployment of eHealth by their patients? 3. How can home care nurses be supported when deploying eHealth in their care process? This project contributes in three ways: " The first contribution is a sustainable selection tool (an app for tablet or smartphone) to be used by home care nurses to provide them with the required information about eHealth applications. This selection tool will work in accordance with how home care nurses allocate care, e.g. by relating NIC-interventions to matching eHealth applications. " Providing information is an insufficient, although necessary, answer to the demands of home care nurses because of continuously developing eHealth applications. Hence, the second contribution of this project is knowledge about (and insight in) the clinical reasoning about the deployment of eHealth. This knowledge will be converted into a training module aimed at strengthening the clinical reasoning about the deployment of eHealth by their patients. " The third contribution of this project concerns embedding the selection tool and the training module in regular education (among others at Windesheim) and in refresher courses for home care nurses. Cooperation with regional care education networks will ensure sustainable and broad embedding of both the selection tool and the training module.
Sinds de overheveling van de wijkverpleging naar de Zorgverzekeringswet (Zvw) in 2015 is de indicatiestelling weer belegd bij de wijkverpleegkundigen. Er zijn echter signalen dat wijkverpleegkundigen verschillende zorg indiceren bij ‘vergelijkbare’ cliënten. Tot zover is er nog onvoldoende inzicht in de omvang, aard en oorzaken van de praktijkvariatie.Doel Doel van dit onderzoek is, naast het verkrijgen van inzicht in de aard, omvang en oorzaken van de ongewenste praktijkvariatie in de wijkverpleging, het vaststellen van passende maatregelen om ongewenste praktijkvariatie te reduceren en de kwaliteit van de indicatiestelling te verbeteren. Resultaten Beoogde resultaten: 1) Inzicht in de theoretische onderbouwing van het begrip praktijkvariatie en de aard en omvang van praktijkvariatie bij de indicatiestelling 2) Inzicht in de factoren die van belang zijn bij praktijkvariatie bij de indicatiestelling en wanneer dit ongewenst is 3) Verbeteracties die de indicatiestelling kunnen optimaliseren 4) Input voor het Masterplan indicatiestelling V&VN 5) Evaluatie van het normenkader indiceren en organiseren van zorg Looptijd 01 april 2020 - 31 maart 2023 Aanpak In deelonderzoek 1 gaan we in op de definiëring van praktijkvariatie. Deelonderzoek 2 richt zich op de aard en omvang van de praktijkvariatie. Vervolgens wordt in deelonderzoek 3 gekeken naar passende interventies om te komen tot reductie van de ongewenste praktijkvariatie. Impact Op basis van de uitkomsten van het onderzoek zal worden toegewerkt naar praktische aanbevelingen om de deskundigheid van wijkverpleegkundigen en daarmee de kwaliteit van de indicatiestelling – en dus de kwaliteit van zorg voor thuiswonende cliënten- te verbeteren.