Hulpverleners krijgen in het contact met cliënten vaak met ingewikkelde zaken te maken: huiselijk geweld, verwaarlozing van kinderen en tal van andere kwesties waarbij ze keuzes moeten maken. Soms komen zulke zaken in het nieuws. Zoals de ‘Savanna-zaak’ over het in 2004 door zijn ouders mishandelde en vermoorde peutertje. Of de zaak rond ‘baby Hendrikus’ waarbij het draaide om de vraag of de verstandelijk beperkte ouders hun baby Hendrikus wel of niet konden opvoeden. Deze zaken werden in de Nederlandse media breed uitgesmeerd. En de beschuldigende vinger wees in de richting van de hulpverleners: die hadden het moeten voorkomen, die hadden moeten ingrijpen of juist niet. Meestal maken hulpverleners bij ingewikkelde kwesties met cliënten hun morele afwegingen en keuzes in stilte, buiten het zicht van de media. En daarbij houden ze vaak hun hart vast. Want als het misloopt met hun cliënt, dan worden ze publiekelijk aan de schandpaal genageld. En daarmee wordt de verantwoordelijkheid voor morele oordeelsvorming te vak op het bord van individuele professionals gelegd