Het is geen hogere wiskunde om vast te stellen dat kinderen tegenwoordig minder (goed) bewegen dan kinderen die voor de digitale revolutie zijn geboren. Een belangrijke plek waar verandering kan worden bewerkstelligd is het bewegingsonderwijs. Motorisch vaardige kinderen hebben vaker een actieve leefstijl, presteren cognitief beter en hebben minder kans op overgewicht en valongevallen dan minder vaardige kinderen. Vakleerkrachten ervaren echter steeds meer dat kinderen goed leren bewegen een grote uitdaging is. De hoofdvraag van het RAAK publiek project was ‘In hoeverre is een zes maanden durende doelgericht leren interventie (DOELLI) geïmplementeerd in het bestaande aanbod van lessen bewegingsonderwijs praktisch realiseerbaar en effectief om kinderen in groep 3 tot en met groep 8 motorisch te ontwikkelen?’ Het onderzoek bestond uit twee delen; 1) Het onderzoeken naar de drie bestaande meetinstrumenten om het beweegniveau van kinderen vast te stellen en 2) Het onderzoek naar de praktische haalbaarheid en effectiviteit van een interventie die zich laat kenmerken door doelgericht leren. Met 21 deelnemende scholen, 22 vakleerkrachten en bijna 4000 kinderen die hebben deelgenomen hebben we een voor het bewegingsonderwijs en de wetenschap uniek project uit kunnen voeren. Er is door de vakleerkrachten een enorme inspanning geleverd om bestaande werkwijzen die vaak al jarenlang werden toegepast te doorbreken. Belangrijkste resultaten zijn 1) docenten zien de meerwaarde van de didactiek van doelgericht leren, 2) de didactiek leidde tot meer bewust nadenken over de lesdoelen, 3) de methodiek van coördinatieve vermogens verrijkt de lesstof, 4), een instrument om motorische vaardigheid vast te stellen wordt gewaardeerd, 5) de AST en HAN Beweegtest classificeren kinderen verschillend, 6) het scoren van gedragsvaardigheden leidt tot waardevolle inzichten. De resultaten van het project zijn vastgelegd in een boek voor vakleerkrachten, Bewegen kun je leren, en er is een platform ontwikkeld waar docenten informatie kunnen ophalen en delen, beterlerenbewegen.han.nl.
Kinderen bewegen tegenwoordig minder en ook steeds minder goed. Vakleerkrachten bewegingsonderwijs verkeren in de positie om deze situatie te verbeteren, maar het ontbreekt ze aan tijd en kennis. Ze hebben handvatten nodig. De belangrijkste vraag is dus ‘Welke handvatten kunnen we vakleerkrachten in het basisonderwijs geven, zodat ze efficiënter kunnen zijn in hun taak om kinderen beter te leren bewegen?’
Uit de directe contacten die de HAN en de HHS hebben met leerkrachten uit het bewegingsonderwijs is de vraag naar beter onderbouwde programma ’s steeds weer naar voren gekomen. Een verkennend onderzoek heeft duidelijk gemaakt dat de vraag onder vakleerkrachten in heel Nederland breed gedragen wordt. Niet helemaal onverwacht aangezien de vraag aansluit op de Nationale Kennisagenda Sport en Bewegen.
Met behulp van een sterk netwerk bestaande uit twee hogescholen, twee publieke instellingen, drie MKB bedrijven en drie universiteiten wordt de vraag van de vakleerkrachten in dit project uitvoerig behandeld. Uit de analyse van de literatuur en de reflectie hierop wordt duidelijk dat er sterke behoefte is aan programma’s die kinderen op hun eigen niveau kunnen uitdagen. Daarbij is het van belang dat de programma’s geïmplementeerd kunnen worden in het bestaande aanbod bewegingsonderwijs.
De hoofdvraag van dit project wil antwoord geven op de vraag welk effect de DLI-interventie heeft, waarbij DLI staat voor Doelgericht Leren Interventie.
Met andere woorden, kan een in het onderwijs ingebedde interventie kinderen van groep 3 tot 8 beter leren bewegen?
Het onderzoek wordt opgezet in twee delen. Allereerst wordt onderzocht in welke mate de drie bestaande meetinstrumenten voldoen. Daarnaast worden de praktische haalbaarheid en effectiviteit van de DLI interventie onderzocht. De mening van vakleerkrachten is hierbij van eminent belang.
De ontwikkelde kennis wordt via het netwerk verspreid en beschikbaar gesteld voor alle (aankomende) vakleerkrachten bewegingsonderwijs.