Deze module is geschikt voor alle deelnemers aan gebiedsgericht werken, zowel formele als informele krachten. De focus ligt bij bachelorstudenten die zich op zo’n praktijk oriënteren. De leerdoelen en de competenties in deze module zijn een combinatie van attitude, kennis en vaardigheden. Deze komen voort uit de vele leergangen en trainingen die in nauwe samenwerking met de praktijk door leden van de Amsterdamse Wmo-werkplaats zijn opgezet.
Het thema van deze handreiking is ‘Werken met de Wmo’. Het is bedoeld voor u als docent Social Work om u te ondersteunen bij het samenstellen van lesmateriaal rond het werken in het kader van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning. Deze handreiking is een mix van inhoudelijke informatie en informatie over materialen die ontwikkeld zijn binnen de Wmo-werkplaatsen ten aanzien van dit onderwerp, zodat u dit naar eigen inzicht en met eventuele aanpassingen kan toepassen in het onderwijs. Deze handreiking is als volgt opgebouwd. Eerst wordt kort inzicht gegeven in de hervormingen als gevolg van de invoering van de Wmo en toegelicht wat het verschil is tussen transitie en transformatie. Vervolgens worden aan de hand van zes thema’s onderwijsmodules en literatuur die aansluiten bij het thema genoemd en een aantal voorbeeldoefeningen gegeven. Daarbij is er aandacht voor de transitie oftewel de structuurveranderingen van de zorg en de transformatie, een andere visie op ondersteuning. Ten gevolge van de transitie is de organisatie van de zorg anders geregeld en de toegang tot zorg veranderd. De transformatie gaat over een andere visie op en wijze van ondersteunen.
In de periode 2009-2012 is de kennisontwikkeling en -implementatie rondom de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (Wmo) in de regio Twente sterk in beweging gekomen. In de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (Wmo) staat de eigen verantwoordelijkheid van de burger voor zijn zelfredzaamheid en participatie in de samenleving voorop. Maatschappelijke ondersteuning richt zich op het stimuleren en versterken van de eigen kracht van de burger en van zijn informele sociale netwerk. In dit eindrapport wordt de bijdrage van de Wmo-werkplaats Twente aan deze beweging binnen Zorg en Welzijn geschetst. Met dit boek denken we een bijdrage te leveren aan de realisatie van de ontwikkeling van innovatieve praktijken die aansluiten bij de in de toekomst gewenste professionaliteit van de maatschappelijke ondersteuning. We vertrouwen er op dat dit boek zijn weg zal vinden naar allen die daar op enigerlei wijze bij betrokken zijn.
MULTIFILE
Alle auto's, windmolens en o.a. houten kozijnen hebben één ding gemeen. Ze moeten gecoat worden om het materiaal te beschermen. Alleen al in Nederland wordt ruim 1 miljard euro omzet gerealiseerd met coatings. Er is dringend behoefte aan verduurzaming en innovatie. Aan het einde van de levensduur wordt de coating meestal verbrand, dit leidt tot meer CO2 omdat coatings veelal van fossiele grondstoffen zijn gemaakt. Het maken van een biobased coating is daarom essentieel. Echter, één belangrijk ingrediënt mist, de aromaat. Het zijn de aromaten die de coating glanzend, krasvast en uv-bestendig maken. De coatingindustrie heeft geprobeerd het fossiele ingrediënt ftaalzuuranhydride (PA) in de hars te vervangen, maar er is tot op heden geen goede oplossing gevonden. Relement ontwikkelde als eerste bedrijf wereldwijd een bio-aromaat, te weten biobased 3-methylftaalzuuranhydride (bio-MPA). Een showmodel van een coating gebaseerd op bio-MPA ontbreekt en dat is precies wat samen met Fontys Hogeschool onderzocht gaat worden in dit KIEM Go-Chem project. Het doel van het project Alchemist is om een biobased alkyd coating showmodel te realiseren gebaseerd op bio-MPA i.p.v. fossiel PA. De eigenschappen van de coating worden getest en vergeleken met een alkyd coating gebaseerd op fossiel PA. Er worden betere eigenschappen verwacht door het vervangen van PA door MPA.
Client: UNWTO. Subcontract through Oxford University Product: Chapters 11 and part of 12 of the report Climate change and tourism: Responding to global challenges (UNWTO-UNEP-WMO 2008)
Sinds het begin van dit millennium ligt er een toenemende nadruk in het sociaal domein op een cultuurverandering, waarin integraal werken een centrale rol speelt. Integraal vanuit het leefwereldperspectief van bewoners. En integraal vanuit het professionele en systemische perspectief. Zie bijvoorbeeld het motto ‘één gezin, één plan, één regisseur’. Ook wordt er meer verwacht van inzet op en het realiseren van ‘stepped care’ of ‘matched care’ (ondersteuning zo licht als mogelijk en zo zwaar als nodig). Eén van de consequenties is dat het werk van sociaal professionals veel meer afstemming en samenwerking vergt met andere partijen. Integraal werken dient als een middel om de verkokerde, niet samenhangende wijze van werken vanuit verschillende organisaties en professionals te ontmantelen. Over de competenties van professionals uit de verschillende disciplines, variërend van Wmo-loketambtenaren tot gedragswetenschappers uit de jeugdzorg, van jongerenwerkers tot ambulante GGZ-verpleegkundigen, van maatschappelijk werkers tot opbouwwerkers en wijkverpleegkundigen, wordt verwacht dat zij ‘generalistisch’ zijn. Het is echter onduidelijk wat daarmee in de feitelijke uitvoerings- beleids- en opleidingspraktijk wordt bedoeld. Dit KIEM project richt zich op het opbouwen van (a) een concrete en exemplarische leerpraktijk in Utrecht op het snijvlak van sociaal werk en maatschappelijke ondersteuning en (b) het ontwikkelen van een meerjarig programma waarmee sociaal professionals in het brede sociaal domein competenties kunnen ontwikkelen, zodat zij beter zijn toegerust om interprofessioneel en integraal samen te kunnen werken. Daarbij wordt nauw aangesloten bij het ontwikkelen van belangrijke 21st century skills als reflecteren, het aanspreken van het creatief vermogen, het vermogen tot samenwerken (waaronder inzicht verkrijgen in de competenties en bijdragen van professionals en ervaringsdeskundigen uit andere disciplines) en kritisch denken.