De doelstelling van het lectoraat is een impuls te geven aan een eigentijdse, kwalitatief hoogwaardige en marktgerichte vernieuwing van de opleidingsmethodiek en -didactiek binnen de Hogeschool Utrecht. Dit ten behoeve van de studenten en docenten. Deze innovatie komt per definitie tot stand met behulp van het werkveld. Het lectoraat maakt gebruik van het concept Levend Leren. Binnen deze algemene doelstelling houdt Jeroen Lutters zich bezig met het, voor de hele Hogeschool Utrecht belangrijke, onderzoeksterrein Opleiding en biografie in het bijzonder Opleiding en Jeugdcultuur. Er bestaan immers talloze aanwijzingen dat het succes van een opleidingstraject in belangrijke mate afhangt van de mate waarin rekening wordt gehouden met de biografische fase waarin de student verkeert. Reden waarom wij bij innovatie van het Hoger Onderwijs voortdurend moeten werken vanuit een integrale aanpak. Jeroen gaat daarbij uit van de beginselen die aansluiten bij wat ook wel bekend staat als de transformerende agogiek. Jeroen profileert zich vooral als schrijver en onderzoeker. Bewust is ervoor gekozen om het eerste voorop te zetten, omdat onderzoek (data verzamelen en analyseren) niet de primaire doelstelling is, maar altijd in dienst staat van een publicatie. Datzelfde geldt ook voor de verhouding seminar/training en publicaties. Ook daar komt het laatste in de eerste plaats. Het motto is steeds: leren iets te doen met de pen in de hand.
Dit onderzoek, dat handelt over de vrijetijdsbehoeften van jongeren in Stadbroek, is uitgevoerd door de Hogeschool Zuyd in opdracht van de gemeente Sittard-Geleen. De aanleiding was het sluiten van het locatiegebonden jongerenwerk als gevolg van vandalisme, bedreiging en overlast.
Dit is de eerste onderzoeksrapportage van het onderzoek naar daderanalyse van woninginbrekers. In deze rapportage worden de resultaten gepresenteerd van een eerste verkenning naar de mogelijkheden te komen tot een categorisering van verdachten van woninginbraak. Dit project is uitgevoerd in opdracht van de Gemeente Utrecht. Met dit onderzoek wordt een eerste stap gezet in het maken van een informatiegestuurde analyse over plegers (verdachten) van woninginbraak.
Coachingsgeprekken rond spiritueel – ritueel geladen handelen in de residentiele jeugdhulp. Vraagstukken rond jeugd, gezin en opvoeding zijn blijvend actueel. De vraag hoe het leven van jongeren eruit ziet en hoe zij voor hun leven en rol in de maatschappij worden gevormd, is daarbij wezenlijk. In mijn promotieonderzoek heb ik verslag gedaan van het dagelijks leven van adolescenten in de residentiele jeugdhulp en de rol van pedagogische medewerkers daarbij (Vierwind, 2019). Het perspectief van waaruit dat gebeurt is dat van de ritual studies. Naast dagelijkse- en overgangsrituelen worden in dit onderzoek ‘rituelen met een spirituele dimensie’ blootgelegd. De jongeren vertellen in de interviews hoe zij in situaties van tegenslag en verdriet overgaan tot spirituele handelingen waaraan zij moed en kracht ontlenen. Eerder onderzoek toont dat de adolescentietijd, onafhankelijk van eigen al of niet spirituele opvoeding, voor meerdere jongeren een periode van spiritueel ontwaken is. Religie en spiritualiteit blijken als coping mechanisme een bron van veerkracht. Een van de bevindingen in mijn onderzoek is dat pedagogisch medewerkers zeggen dat zij weten dat jongeren bij tegenslag en verdriet spirituele handelingen verrichten, maar daarbij expliciet benoemen dat ze in mentorgesprekken daar niet op afstemmen. Als een reden daarvoor wordt genoemd dat dit niet aansluit bij de eigen visie en levensrichting. Deze bevinding sluit aan bij eerder onderzoek waarin wordt geconcludeerd dat het kunnen hanteren van de eigen voorkeurstijl door pedagogisch medewerkers blijvend aandacht vraagt. Ook de door jongeren in eerder onderzoek uitgesproken behoefte om met hun begeleiders ‘echte gesprekken’ te kunnen hebben, is in dit verband noemenswaardig. Het hier voorgestelde onderzoek richt zich op de vraag hoe pedagogisch medewerkers in mentorgesprekken die binnen de residentiele jeugdhulp worden gevoerd kunnen afstemmen op het spiritueel handelen van jongeren. De resultaten van dit onderzoek zijn ook voor aanpalende beroepsgroepen van belang (Verpleegkunde, Onderwijs, Theologie).
Depressieklachten bij adolescente meisjes vormen een belangrijk probleem voor de volksgezondheid. Depressiepreventie staat bijgevolg hoog op de agenda van de Rijksoverheid alsook bij Rotterdamse middelbare scholen. Co-ruminatie, d.w.z. het excessief bespreken van problemen en negatieve gevoelens in hechte vriendschappen, is bij meisjes een kernfactor in het ontstaan, continueren en escaleren van depressieklachten. Rotterdamse middelbare scholen krijgen moeilijk in beeld welke vriendinnen (leerlingen) gevaarlijk co-ruminatiegedrag laten zien en ervaren dientengevolge ernstige handelingsverlegenheid in het effectief beïnvloeden van dit co-ruminatiegedrag en de daarmee samenhangende depressieklachten. Het is belangrijk dat scholen de beschikking krijgen over een effectief depressiepreventieprogramma, met de dyadische relatie tussen co-ruminerende meisjes als focus van interveniëren. Een dergelijk programma bestaat echter nog niet. Met voorliggende projectaanvraag beoogt ons multidisciplinaire Happy Friends, Positive Minds-consortium (HFPM) een eerste impuls te geven aan de ontwikkeling van een stepped-care, school-based depressiepreventieprogramma voor meisjes. Onderdeel van dit stepped-care programma is de interactieve App je Happy-app met dashboardfunctie, waarmee schoolprofessionals de ontwikkeling van meisjes kunnen monitoren en kunnen ondersteunen. We vragen financiering aan voor de eerste fase van de ontwikkeling van de App je Happy-app, een applicatie die vriendinnen gaat ondersteunen hun co-ruminatiegedrag te doorbreken en om te buigen naar gezamenlijke, uitdagende, en ontspannende fysieke activiteiten en positieve communicatie en sociale interacties in hun dagelijkse leven. Hierdoor zal het risico op chronische, klinische depressie verminderen. Concreet beogen we met voorliggend projectvoorstel middels conceptuele sprints en co-creatie tijdens een driedaagse Hackaton en daaropvolgende doelgroepen-tests de innovatievraag te beantwoorden hoe we de werkzame mechanismen van de App je Happy-app moeten vormgeven zodat de app effectieve impact kan sorteren op het terugdringen van co-ruminatiepatronen en daarmee samenhangende depressieklachten bij adolescente meisjes.
Voor kinderen in de adolescentiefase is identiteitsvorming een belangrijke ontwikkelingstaak. Adolescenten ontwikkelen onder meer een sociale identiteit. Deze behelst de relatie tussen een individu en zijn/ haar sociale omgeving, en omvat de vraag bij welke groep een individu zich thuisvoelt of hoort. Rotterdam kent een heterogene populatie. Dat betekent dat Rotterdamse adolescenten in aanraking komen met verschillende groepen mensen. Dit kan de vraag met betrekking tot bij wie ze horen urgent, maar ook complex maken. Voor Rotterdamse Sociaal Werkers die werken met kwetsbare doelgroepen is het belangrijk om processen rond identiteitsontwikkeling goed te ondersteunen. Een positieve sociale identiteit is gerelateerd aan psychische ontwikkeling en welbevinden van mensen. Echter, binnen de opleiding Social Work aan Hogeschool Rotterdam, maar ook binnen het werkveld van jeugdzorg (De Winter, 2015) wordt weinig expliciete aandacht besteed aan dit thema. Daarom exploreert de postdoc de volgende vraag: Hoe kunnen (toekomstige) Sociaal Werkers een bijdrage leveren aan positieve sociale identiteitsontwikkeling van (kwetsbare) adolescenten binnen de Rotterdamse context en wat betekent dat voor het onderwijs aan de opleiding Social Work? Het onderzoek vindt plaats binnen Kenniscentrum Talentontwikkeling, onder begeleiding van Frans Spierings. Het kenniscentrum werkt intensief samen met de Social Work opleiding. De postdoc richt zich op het ontwikkelen van een handelingskader van Sociaal Werkers om sociale identiteitsontwikkeling van individuen in de adolescentiefase te versterken. Opgedane kennis wordt ingebed in het curriculum van de opleiding Social Work aan Hogeschool Rotterdam. De onderzoeker werkt nauw samen met een andere postdoc die vanuit Kenniscentrum Talentontwikkeling onderzoek doet naar ethische reflectie in het jeugdzorgdomein. Beide onderzoeken versterken elkaar, omdat zij het handelingsrepertoire van de sociaal werker versterken, en dragen bij aan de kennisagenda van het kenniscentrum. Uiteindelijk wordt bijgedragen aan het lectoraat professionele identiteit van de Sociaal Werker, en wordt in samenwerking met die lector een eindsymposium georganiseerd binnen Hogeschool Rotterdam.