In Nederland zijn sinds 2000 verschillende publicaties verschenen waar de effecten van voor- en vroegschoolse educatie (vve) zijn onderzocht. Deze overzichtsstudie vat met behulp van een ‘multi-level’ meta-analyse 21 (deel)studies samen waarin ruim 50.000 kinderen zijn onderzocht in de periode 2000-2015 met in totaal 165 uitkomstmaten, verdeeld over het taaldomein (k = 46), het rekendomein (k = 26), algemene intelligentie (k = 18) en het sociaal-emotionele domein (k = 75). Het geaggregeerde effect van vve is niet-statistisch significant en is vrijwel nul (d = 0.026, standaardfout = 0.029); ook de uitkomsten voor de afzonderlijke domeinen wijken niet significant af van nul. De studie-uitkomsten zijn kleiner in vve-publicaties van recentere datum. De teleurstellende opbrengsten laten zien dat vve, ten opzichte van de reguliere groepen in de voor- en vroegschoolse periode, geen toegevoegde waarde heeft voor de ontwikkeling van het jonge kind in de Nederlandse context
DOCUMENT
Rapport IEBB (Integrale Energietransitie Bestaande Bouw) De energietransitie vraagt de komende jaren een grondige renovatie van de bestaande woningvoorraad. Wooncomplexen die in bezit zijn van woningcorporaties lenen zich in principe goed voor grootschalige aanpak voor verduurzaming. In de loop der jaren is echter ook een gedeelte van het woningbezit van woningcorporaties verkocht. Deze verkoop heeft geleid tot een gespikkeld woningbezit. Dit belemmert grootschalige woningrenovatie. Het project Energietransitie in Gespikkelde wijken richt zich op deze problematiek en vormt onderdeel van het IEBB-project te weten activiteit 4 van deelproject 7.2. Het valt binnen Thema 7 Keteninnovatie en binnen onderdeel 7.2 Eenduidige vraag- en vraag-aanbodbundeling. Voor het project is een afbakening gemaakt naar grondgebonden woningen (dus zonder VvE-structuur) die voorheen eigendom waren van woningcorporaties. Het gaat dus om wijken met voormalige sociale huurwoningen (destijds in bezit van woningcorporaties); veelal rijtjeshuizen en veelal geschakelde woningen. De afbakening houdt in dat complexen en appartementen met een VvE-structuur niet de focus hebben. Ook verkocht eigendom dat voorheen in bezit was van institutionele beleggers vormt niet de focus in dit project.
DOCUMENT
Zijn startgroepen effectief in het kleiner maken van (taal)achterstanden bij kinderen? Ja, blijkt uit onderzoek door de Universiteit Twente en Oberon. Met veel uren (12,5 per week), een pabo-geschoolde leerkracht, nadruk op opbrengstgericht werken, een doorgaande leerlijn en onder regie van de basisschool kunnen doelgroepkinderen geholpen worden.
LINK
Geen samenvatting beschikbaar
DOCUMENT
Rianne Bosland-Meerding en Colleen Clinton zijn onderzoekers bij Lectoraat De Pedagogische Opdracht van Hogeschool InHolland. Zij verzorgenden op 5 oktober 2022 een webinar over het onderwerp kansengelijkheid. Kansengelijkheid is een van de thema’s waarbinnen het lectoraat onderzoeksmatig samenwerkt met kinderopvang en onderwijs. Is het mogelijk meer kansengelijkheid in een grootstedelijke context zoals Den Haag te realiseren, onder andere via vve? Tijdens de inspiratiesessie kregen deelnemers informatie over de inzichten die de onderzoekers hebben opgedaan. Wat zijn de ervaringen van professionals als het gaat over het bieden van kansen? Waarom is kansenongelijkheid niet alleen een grootstedelijk probleem? Waarom spreken de onderzoekers liever over ‘kansen in context’ dan over ‘kansengelijkheid’? Het lectoraat stelt de professionaliteit van pedagogisch professionals centraal. Uitgangspunt is dat er vanuit én ten bate van de uitvoeringspraktijk wordt gewerkt en ontwikkeld, waarbij wetenschappelijke kennis wordt benut. Tijdens deze inspiratiesessie hoorden deelnemers meer over het gedachtegoed en de werkwijze van het lectoraat.
LINK
Although there is an array of technical solutions available for retrofitting the building stock, the uptake of these by owner‐occupants in home improvement activities is lagging. Energy performance improvement is not included in maintenance, redecoration, and/or upgrading activities on a scale necessary to achieve the CO2 reduction aimed for in the built environment. Owner‐occupants usually adapt their homes in response to everyday concerns, such as having enough space available, increasing comfort levels, or adjusting arrangements to future‐proof their living conditions. Home energy improvements should be offered accordingly. Retrofit providers typically offer energy efficiency strategies and/or options for renewable energy generation only and tend to gloss over home comfort and homemaking as key considerations in decision‐making for home energy improvement. In fact, retrofit providers struggle with the tension between customisation requirements from private homeowners and demand aggregation to streamline their supply chains and upscale their retrofit projects. Customer satisfaction is studied in three different Dutch approaches to retrofit owner‐occupied dwellings to increase energy efficiency. For the analysis, a customer satisfaction framework is used that makes a distinction between satisfiers, dissatisfiers, criticals, and neutrals. This framework makes it possible to identify and structure different relevant factors from the perspective of owner‐occupants, allows visualising gaps with the professional perspective, and can assist to improve current propositions.
MULTIFILE
Samen onder één dak betekent in oudere appartementcomplexen vaak: samen gebukt onder een veel te hoge energierekening. En dat hoeft niet! Dat het ook anders kan, bewijzen de zeven VvE's die in dit boekje aan verduurzaming van hun complex hebben gewerkt. Dat hebben ze gedaan door er samen de schouders onder te zetten en creatieve oplossingen te bedenken. Hun argumenten: lagere woonlasten (hypotheek- en energielasten bij elkaar) en waarde toevoegen aan hun woning...
DOCUMENT
Studies uit binnen- en buitenland hebben laten zien dat de staf in de voor- en vroegschoolse periode relatief sterk is in emotionele ondersteuning van jonge kinderen maar duidelijk zwakker bij didactische ondersteuning. In een gecontroleerde experimentele studie onderzochten we de effecten van training voor pedagogisch medewerkers gericht op het verbeteren van de proceskwaliteit, in drie condities: een intensieve vve-variant, video interactiebegeleiding en een combinatie hiervan. De vve-training verbeterde de vaardigheden van de staf bij de didactische ondersteuning. De video- interactiebegeleiding bleek effectief in het verbeteren van de begeleiding tussen kinderen. Een micro-analyse van de interacties tussen de staf en de kinderen liet differentiële effecten zien van beide trainingen. De positieve resultaten uit deze studie onderstrepen het belang van gestructureerde en intensieve trainingen voor het versterken van de educatieve vaardigheden van pedagogisch medewerkers, met aandacht voor intensieve coaching op de werkvloer en video-feedback.
DOCUMENT
The goal of a local energy community (LEC) is to create a more sustainable, resilient, and efficient energy system by reducing dependence on centralized power sources and enabling greater participation and control by local communities and individuals. LEC requires transformations in local energy systems, and strongly depends on the preferences and actions of the local actors involved. The necessity for extensive stakeholder involvement adds complexity to the energy transition, posing a significant challenge for all involved parties. The municipality of Leidschendam-Voorburg has committed to the national decision for energy transition. It has taken a strategic approach by proceeding De Heuvel/Amstelwijk as the pioneer in this initiative, leading the way for other neighborhoods to follow. It is crucial to devise strategies that effectively facilitate stakeholder engagement. To this end, a thorough stakeholder analysis is needed. Such an analysis can focus on the identification of key stakeholders, their interests, their influence, and their behavioral characteristics in relation to the energy transition. Additionally, it's crucial to uncover the challenges encountered by these stakeholders and finally develop appropriate strategies to address them hence enhance their engagement. This thesis begins with an introduction to the research background, including a presentation of the case study and a statement of the problem identified in the field, followed by the research questions underpinning the study. A thorough literature review ensues, providing a robust synthesis of existing research relating to stakeholder engagement in LECs, with a view to expediting energy transitions. The literature review not only forms the foundation for the research methods adopted in this study but also promotes in the construction of the conceptual model. Subsequent to the literature review, the research method is detailed. The filed research is conducted in five steps: Step 1 - identification of stakeholders, Step 2 - prioritization of stakeholders, Step 3 - interviewing, Step 4 - data analysis, including stakeholder profiling with mapping and addressing challenges, and finally, Step 5 - proposal of strategies for stakeholder engagement enhancement based on the expected and current levels of stakeholders engagement. This research collects necessary information to understand the profiles of stakeholders in De Heuvel/Amstelwijk, tackle challenges faced by different stakeholders, propose strategies to increase stakeholders engagement. It not only aims to enrich the depth of theoretical knowledge on the subject matter but also strives to aid in the development of a localized energy strategy that is optimally suited for the De Heuvel/Amstelwijk neighborhood as good example for other neighborhoods.
DOCUMENT
De werkgroep VVE heeft onderzocht hoe de werving en toeleiding in de Indische buurt/ De Hoogte kan verbeteren zodanig dat alle kinderen die VVE nodig hebben, ook daadwerkelijk een professioneel en deskundig aanbod VVE kunnen volgen.De doelstelling van het VVE-beleid is om de ontwikkeling van kinderen uit autochtone en allochtone achterstandsgroepen te stimuleren, zodat hun kansen op een goede schoolloopbaan en maatschappelijke carrière worden vergroot. Onder de doelgroep vallen kinderen die het risico lopen op een achterstand. Doorgaans wordt gedacht aan de kinderen met een ‘gewicht’. Kinderen met een normaal ontwikkelingsverloop en kinderen die het risico lopen op een ontwikkelingsstoornis of gedragsproblemen vallen niet onder de doelgroep.De werkgroep heeft gekeken naar het huidige doelgroepbereik. Dit heeft inzicht gegeven in het deel dat nog niet bereikt wordt. Er zijn interviews gehouden met de betrokken werkgroepleden. Het bleek lastig te zijn om de gegevens van de twee- en driejarigen goed in kaart te brengen. Daarom is gekeken naar de vierjarigen op 1 januari 2010. Door het extrapoleren van de gegevens van de vierjarigen werd duidelijk dat in ieder geval 73% van de doelgroepkinderen bereikt wordt. Van de overige 27 % is niet duidelijk of er voorschoolse educatie is genoten. Slechts 8% van de doelgroepkinderen heeft helemaal geen voorschoolse instelling bezocht.Door het in kaart brengen van de gegevens van de vierjarigen werd duidelijk van welke voorschoolse instellingen deze kinderen afkomstig waren. Dit overzicht maakte de kindstromen inzichtelijk. Het blijkt dat de kinderen van veel verschillende voorschoolse instellingen komen. Dit feit bemoeilijkt mogelijk de doorgaande lijn.In de werkgroep is gesproken over hoe de screening van de doelgroep het beste uitgevoerd kan worden. Diverse screeningsinstrumenten zijn bekeken, waarbij eveneens gesproken is over wijkspecifieke kenmerken. Uiteindelijk is, mede vanwege het beleid van de gemeente, gekozen voor SNEL en de omgevingsanalyse. De werkgroep heeft, op basis van een bestaand stroomsschema, een bruikbaar schema voor deze doelgroepbepaling ontworpen.Naast de doelgroepbepaling en het doelgroepbereik is ook gekeken naar de wijze van toeleiding naar VVE. Door de interviews met de betrokken werd duidelijk dat er veel initiatieven zijn om de informatie actief bij de ouders te brengen. Naast de gerichte toeleiding door het consultatiebureau, de dreumesconsulent, COP en CJG hebben diverse projecten in de wijk ook het neveneffect toe te leiden. Vanwege het feit dat de informatievoorziening via verschillende kanalen plaatsvindt, is het nodig om goed af te stemmen. De werkgroep heeft daarom geadviseerd het 0-4 jarigenoverleg te behouden. Door het onderzoek werd eveneens duidelijk dat er een vaste route van signalering naar plaatsing nodig is. Daarom is, op basis van een bestaand schema, een stroomschema voor toeleiding ontworpen. De werkgroep heeft daarnaast een aantal adviezen geformuleerd om huidige toeleiding te verbeteren.De werkgroep is het jaar geëindigd met een aantal adviezen voor implementatie, waarbij een aantal instrumenten direct gericht kan worden ingevoerd.
DOCUMENT