De psychomotorische therapie laat in de eerstelijns en tweedelijns jeugd-ggz en in specialistische centra goede resultaten zien. Toch ervaren psychomotorisch therapeuten (pmt-ers) een lacune als het gaat om het objectief kunnen vaststellen van hun behandelresultaten. Pmt-ers hebben behoefte aan een overzicht van uitkomstmaten om hun behandelresultaten meer gestandaardiseerd in kaart te kunnen brengen, zowel in het kader van de evaluatie van individuele behandelingen als in het bredere kader van evidentie voor het vak.
Het onderzoeksproject had als doelstelling een inventarisatie en prioritering te maken van de door pmt-ers en hun cliënten gemeenschappelijk gedragen uitkomstmaten voor psychomotorische therapie binnen de kind en jeugd GGZ. Op basis van dit onderzoek zijn de volgend vijf uitkomstmaten vastgesteld en onderling gerangschikt:
1. Interactie
2. Spanningsregulatie
3. Emotieregulatie
- Agressieregulatie
- Frustratietolerantie
- Impulsregulatie
4. Zelfbeeld/-vertrouwen
5. Lichaamsbeleving
Dit overzicht van uitkomstmaten is tot stand gekomen doordat groepsinterviews met pmt-ers zijn gehouden. Vervolgens zijn er drie focusgroepen met pmt-ers georganiseerd. De focusgroepen waren samengesteld uit deelnemers van de groepsinterviews. Daarna is er een consensusgroep georganiseerd. Deze bestond uit deelnemers van de drie focusgroepen. In de consensusgroep hebben pmt-ers door middel van ranking en rating de huns inziens vijf belangrijkste uitkomstmaten voor psychomotorische therapie binnen de kind en jeugd GGZ vastgesteld.
Ook is er met kinderen, adolescenten en hun ouders gesproken. De geïnterviewden hebben een gespreksverslag ontvangen. Het verslag bevatte een top vijf van de door hen genoemde uitkomstmaten. De geïnterviewde kinderen, adolescenten en hun ouders is gevraagd om feedback op het verslag te geven.
Ten slotte was er een bijeenkomst van de synthesegroep. De onderzoekers en leden van de stuurgroep hebben de vijf uitkomstmaten van de pmt-ers naast de vijf uitkomstmaten van de kinderen, adolescenten en ouders gelegd. Beide sets van uitkomstmaten bleken geheel met elkaar overeen te komen.
Kinderen en jeugdigen met psychosociale en/of psychiatrische problematiek krijgen binnen instellingen voor kinder- en jeugdbehandeling vaak psychomotorische therapie (PMT) aangeboden. Binnen PMT wordt gebruik gemaakt van bewegings- en lichaamsgerichte methoden, een werkwijze die vanwege het concrete en ervaringsgerichte karakter vaak goed aansluit bij kinderen en jeugdigen. Hoewel PMT, zowel in de eerstelijns jeugd-ggz als in tweedelijns en specialistische centra, goede resultaten laat zien, ervaren psychomotorisch therapeuten een lacune als het gaat om objectief vaststellen van het behandelresultaat. De psychomotorische therapeuten geven aan sterke behoefte te hebben aan meetinstrumenten om de behandeluitkomst meer gestandaardiseerd in kaart te brengen, zowel in het kader van evaluatie van individuele behandelingen als in het bredere kader van evidentie voor het vak.
In dit project zetten twee organisaties voor kinder- en jeugdpsychiatrische zorg, Levvel en Behandelcentrum Zorgplein Dronten, samen met de werkveldgroep Kind & Jeugd van de Nederlandse Vereniging voor Psychomotorische therapie (NVPMT) en het lectoraat Bewegen, Gezondheid en Welzijn van Hogeschool Windesheim een eerste stap op de weg naar een gestandaardiseerde evaluatie van psychomotorische therapie binnen de kinder- en jeugdpsychiatrie. Met behulp van interviews en focusgroepen met psychomotorisch therapeuten, patiënten en hun naasten, worden eerst de gezamenlijk gedragen behandeldoelen voor psychomotorische therapie geïnventariseerd en vervolgens geprioriteerd. Het gaat hier om uitkomsten, vaak aangeduid met Patient Reported Outcomes( PRO’s) die specifiek zijn voor PMT, zoals bij voorbeeld een positievere lichaamswaardering of een betere spanningsregulatie. De partners in het project zien het vaststellen van deze PRO’s als opmaat tot vervolgonderzoek, waarbij aan deze PRO’s meetinstrumenten gekoppeld kunnen worden, waarmee uiteindelijk een standaard behandelevaluatie protocol tot stand moet komen waarmee ook in meer algemene zin meer zicht verworven kan worden op de effectiviteit van psychomotorische interventies binnen de kinder- en jeugdpsychiatrische behandeling.