Het invoeren of implementeren van vernieuwingen in de gezondheidszorg is ingewikkeld. Iedere verpleegkundige die al eens iets heeft willen veranderen heeft dat waarschijnlijk aan den lijve ondervonden. Ondanks deze moeilijkheden hebben we als professional de uitdagende taak om bij te dragen aan het verbeteren van de kwaliteit van de zorg, bijvoorbeeld door vernieuwingen in te voeren. In dit artikel wordt ingegaan op 4 methodische werkwijzen die vaak gebruik worden in zorg- en onderwijssettings bij het implementeren van veranderingen. Dit zijn: PDCA cyclus van Deming Participatief Actieonderzoek (PAO) Implementatiemodel van Grol en Wensing Responsieve Evaluatie (RE) Het doel van dit artikel is een praktisch overzicht te bieden van deze methoden en modellen die de implementatie van een verandering kunnen ondersteunen, zodat de lezer een methode of een combinatie daarvan kan kiezen die bij zijn situatie en uitgangspunten aansluit. Dit overzicht wordt geboden door de 4 methoden in een matrix te beschrijven en vervolgens te vergelijken.
LINK
Hoewel Evidence Based Practice (EBP) in de verpleegkundige literatuur een veelgebruikte term is, geeft diezelfde literatuur aan dat dit niet wil zeggen dat de verpleegkundige praktijk ook evidence-based is. Hier zijn verschillende redenen voor te geven, waaronder de verklaring dat de wereld van de verpleegkundige praktijk en de wereld van het verpleegkundig onderzoek twee afzonderlijke werelden zijn. Aangezien in handelingsonderzoek deze beide werelden worden verbonden is deze methode gebruikt om EBP te implementeren in een psychiatrische verpleegkundige setting. In dit artikel wordt een deel beschreven van dit handelingsonderzoek
LINK
Een verpleegkundige die evidence-based handelt, maakt gebruik van zowel wetenschappelijk onderzoek als zijn eigen professionele ervaringskennis, gecombineerd met de kennis en voorkeuren van de patiënt. Een gangbare benadering om dit evidence-based handelen in de praktijk te krijgen, is het ontwikkelen van een richtlijn om deze vervolgens in de gezondheidszorg te implementeren. Hoewel deze werkwijze gangbaar is, is ze slechts beperkt succesvol. Inmiddels is er beginnend bewijs dat cultuur en leiderschap sleutelelementen zijn bij het implementeren van richtlijnen, zodat er meer nodig is om professioneel gedrag te veranderen dan de professional ‘bloot stellen’ aan een richtlijn. Een dergelijke gedragsverandering is een complex proces, omdat dit handelen onderhevig is aan zowel intrinsieke (persoonsgebonden) als extrinsieke (contextgebonden) factoren.
LINK
Er wordt voortdurend gestreefd om de zorg te verbeteren door vernieuwingen te implementeren. Dit vindt plaats terwijl we eigenlijk nog maar weinig weten over de factoren die van invloed zijn op zo'n implementatie en hoe deze factoren te beïnvloeden zijn, zodat de kans op een succesvolle implementatie groter wordt. Dit in de UK uitgevoerd onderzoek heeft dan ook als doel om meer inzicht te verwerven in de positieve en belemmerende factoren die bij de invoering van een vernieuwing in de GGZ een rol spelen.
LINK
Met deze studie wordt (a) inzicht verkregen in de implementatie van de ouderbetrokkenheidsmodule van Success for All die gericht is op het stimuleren van onderwijsondersteunend gedrag op leesgebied door ouders met een kind in groep 3, 4 of 5, en worden (b) lessen getrokken die nuttig zijn bij de toekomstige implementatie van deze of vergelijkbare ouderbetrokkenheidsmodulen. Zeven Groningse basisscholen met relatief en absoluut veel kinderen in achterstandssituaties hebben gedurende drie schooljaren (van 2015/2016 tot en met 2017/2018) de ouderbetrokkenheidsmodule geïmplementeerd. Op die scholen zijn na de implementatieperiode 22 professionals geïnterviewd. Op basis van de interviewgegevens zijn twee dimensies van implementatie geanalyseerd: mate (welke vooraf vastgestelde kernelementen van de module zijn geïmplementeerd?) en proces (hoe goed zijn deze kernelementen geïmplementeerd?). De mate van implementatie is gescoord als laag, gemiddeld, of hoog. Gebleken is dat één school een gemiddelde mate van implementatie heeft behaald en de overige zes scholen een lage. Met de beschrijvingen van het proces van implementatie is deze informatie geduid. De uitkomst van onze analyses is dat een hogere mate van implementatie van een ouderbetrokkenheidsmodule afhankelijk is van (1) de inbedding van de innovatie in de organisatorische structuur van de school, (2) de aanwezigheid van een gemotiveerde trekker die zich in zijn of haar rol gesteund voelt door collega’s en leidinggevenden, (3) de noodzaak die het schoolteam voelt voor het implementeren van kernelementen van de module, (4) het enthousiasme van de betrokken onderwijsprofessionals voor de module, (5) het terugvallen op externe expertise om stagnerende implementatie gezamenlijk weer op de rit te krijgen en (6) actieve betrokkenheid en positieve reacties van ouders.
DOCUMENT
De jeugdzorg is regelmatig in het nieuws. Heel positief is dat meestal niet. Er zijn inmiddels door allerlei partijen rapporten en adviezen uitgebracht over de jeugdzorg. Een kernprobleem dat in alle publicaties genoemd wordt is de behoefte aan wat ‘hoogwaardige jeugdzorg’ genoemd wordt, met toepassing van actuele kennis en effectieve interventies. Toepassing van actuele kennis en effectieve interventies vergt consequente en systematische aandacht voor implementatie. Deze rede gaat in op de vraag hoe we dit kunnen aanpakken. Na introductie van de context van de jeugdzorg, wordt onderbouwd hoe kwalitatief goede toepassing van centrale bouwstenen van jeugdzorg, de effectiviteit kan verhogen. Kwalitatief goede toepassing van de centrale bouwstenen gaat niet vanzelf en vergt een effectief implementatieproces en een context die implementatie faciliteert. Het mogelijk maken van leren op de werkvloer is de basis van goede implementatie en in de rede komen de stappen aan de orde die dat mogelijk maken.
DOCUMENT
Openbare les van dr. L. Boendermaker in verkorte vorm uitgesproken op woensdag 18 mei 2011. In de les gaat de lector in op de factoren die een rol spelen bij de implementatie van interventies en wat er allemaal bij komt kijken. Vijf onderwerpen worden hierin besproken: 1) De ontwikkelingen in de jeugdzorg, 2) De factoren die bepalen of een interventie werkt, 3) Hoe implementatie er uit moet zien, 4) Wat implementatie betekent voor de praktijk en 5) de projecten waarin Amsterdamse jeugdzorginstellingen aan de slag zijn met implementatie.
DOCUMENT
De implementatie van zowel evidence-based behandelingen als het evidence-based gedachtegoed verloopt vaak moeizaam. Om het primaire proces te veranderen wordt veel inspanning gericht op de professional. Dat blijkt niet voldoende te zijn. Is die professional zo onwillig? Nee, de professional handelt in een context die minstens zo belangrijk is in implementatieprocessen. Het implementeren van evidence-based practice (EBP) valt nog niet mee. Er is veel geschreven over de kloof tussen praktijk en wetenschap en over het beperkte gebruik van wetenschappelijke kennis door verpleegkundigen. Verpleegkundigen gebruiken de kennis die ze in hun mbo- of hbo-opleiding hebben geleerd. Als ze in de praktijk tegen een probleem of kennistekort aanlopen, vragen ze eerder een collega dan te rade te gaan bij de wetenschappelijke literatuur. Ook als het gaat om concrete interventies of handelingen zijn tradities zeer sterk. Zelfs als er stevige implementatieprojecten worden ingezet, lijkt het niet altijd te lukken. Het resultaat van een serie goed begeleide doorbraakprojecten in de geestelijke gezondheidszorg bleek bijvoorbeeld zeer teleurstellend.
LINK
De bedoeling van het Protocol Verbeteren en Verantwoorden van Afstuderen in het hbo is om opleidingen in het hbo te helpen samen werken aan het valide, betrouwbaar en voor studenten inzichtelijk toetsen van de beoogde eindkwalificaties, zoals beoogd in standaard 3/16 van de NVAO en het rapport ‘Vreemde ogen dwingen’ van de Commissie Bruijn (Expertgroep Protocol, 2014). Om dit te bereiken heeft het protocol drie doelen: 1. Duidelijkheid scheppen over terminologie en inrichting van het afstuderen. 2. Een kader scheppen voor gezamenlijk leren en verbeteren. 3. Een kader scheppen voor borging en verantwoording.
LINK
Presentatie tijdens studiedag Blended Learning van Vereniging Hogescholen, Utrecht.
DOCUMENT