Gecijferdheid is naast geletterdheid en digitale vaardigheden een belangrijke basisvaardigheid om mee te komen in een maatschappij waarin digitalisering en mathematisering een steeds grotere rol spelen. Volgens de Algemene Rekenkamer hebben ongeveer 2,1 miljoen volwassenen moeite met gecijferdheid. Dat aantal is groter dan het aantal volwassenen dat moeite heeft met geletterdheid. Het belang van gecijferdheid is in beleid nog ernstig onderbelicht. In dit rapport brengen we de resultaten in kaart rond de positie van gecijferdheid in Nederlandse bibliotheken: hoe zit het met de deskundigheid en de vaardigheden van bibliotheekmedewerkers en het aanbod van bibliotheken? Op basis van het “Wheel of Change” - model is een vragenlijst ontwikkeld, die ingaat op het gedrag van betrokkenen van bibliotheken bij het educatieaanbod, en hun kennis, vaardigheden, motivatie en mogelijkheden. In totaal 130 professionals en vrijwilligers van bibliotheken die betrokken zijn bij de volwasseneneducatie hebben de vragenlijst ingevuld. We vonden dat slechts een op de drie bibliotheken in Nederland aanbod op het gebied van gecijferdheid organiseert. De professionals en vrijwilligers van bibliotheken hebben slechts beperkte kennis en vaardigheden op het gebied van gecijferdheid en ervaren onvoldoende mogelijkheden om activiteiten te organiseren op het gebied van gecijferdheid. De motivatie om (meer) aandacht aan gecijferdheid te besteden is hoog. Deze resultaten bieden aanknopingspunten voor gerichte vervolgacties zoals training en het (verder) vergroten van de bewustwording van het belang van gecijferdheid onder relevante stakeholders.
DOCUMENT
Tussen 1 maart 2021 en 30 april 2023 heeft een consortium (bestaande uit in Nederland: de Koninklijke Bibliotheek (KB), De Haagse Hogeschool, het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid te Hilversum; in België: Media & Learning Association te Leuven en Public Libraries 2030 te Brussel; en in Spanje: Fundación Platoniq te Barcelona) een door Erasmus+ gesubsidieerd onderzoeksproject uitgevoerd naar nieuwsmediawijsheid onder jongeren. Het ging om Nederlandse, Belgische en Spaanse jongeren in de leeftijd van 12-15 jaar. Voor de projecttitel is gekozen voor het acroniem SMILES, dat staat voor ‘innovative methodS for Media & Information Literacy Education involving schools and librarieS’. De belangrijkste doelen van het SMILES-project zijn: • Het vormen van duo’s tussen bibliothecarissen en docenten uit het voortgezet onderwijs in de drie Europese landen, die met behulp van train-the-trainer workshops in staat werden gesteld om middelbare scholieren les te geven over nieuwsmediawijsheid in relatie tot desinformatie; • De leerlingen helpen om digitale technologieën veiliger en verantwoorder te gebruiken met een focus op de herkenning van betrouwbare en authentieke informatie versus het weerbaarder worden tegen desinformatie; • Het ontwikkelen van vijf modules dienend als lesmateriaal voor de Nederlandse, Belgische en Spaanse leerlingen tussen de 12-15 jaar met als doel hen desinformatie te laten herkennen en hen hiertegen weerbaarder te maken; • Een wetenschappelijke evaluatie van de effectiviteit van de geïmplementeerde lessen door middel van een effectmeting met behulp van ‘kennistoetsen vooraf’ en ‘kennistoetsen achteraf’; • Een versterking van de bestaande samenwerkingen en het opzetten van nieuwe samenwerkingen tussen scholen en bibliotheken in de drie partnerlanden. Het SMILES-project is uitgevoerd aan de hand van drie werkpakketten. In het eerste werkpakket werden vijf zogenaamde ‘Baseline-onderzoeken’, oftewel literatuuronderzoeken, uitgevoerd. Centraal stond de vraag wat de verschillende onderwijsbenaderingen in Spanje, België en Nederland zijn met betrekking tot desinformatie en hoe deze benaderingen met elkaar zijn te verbinden. Op basis van deze onderzoeken werden in het tweede werkpakket de vijf modules ontwikkeld. Daarnaast werd aan de onderwijzende duo’s het door SMILES op maat ontwikkelde trainingsprogramma aangeboden via een ‘train-the-trainer-methodiek’ om veilig en verantwoord het gebruik van digitale mediatools in te kunnen zetten tijdens de lessen met de leerlingen. Ook werden op basis van de literatuur omtrent desinformatie de kennistoetsen ontworpen om een effectmeting van de train-the-trainer workshops en de lessen te kunnen uitvoeren onder respectievelijk de trainers (onderwijzende duo’s) en de leerlingen. Deze kennistoetsen bevatten stellingen over desinformatie die door respondenten juist of onjuist beantwoord werden. Het aantal juist beantwoorde stellingen voorafgaand aan de lessen werd vergeleken met het aantal juist beantwoorde stellingen na afloop van de lessen. Op deze manier werd getracht een positief leereffect van de ingezette lessen te bewijzen. In het derde werkpakket werden de resultaten uit de ‘kennistoetsen vooraf’ en de ‘kennistoetsen achteraf’ geanalyseerd. Naast deze kwantitatieve analyses, werd ook met behulp van kwalitatieve resultaten geanalyseerd en bekeken in hoeverre de trainingen aan de trainers (onderwijzende duo’s)en de lessen met de vijf modules voor de leerlingen doeltreffend zijn gebleken in het respectievelijk onderwijzen, herkennen van en weerbaarder worden tegen desinformatie. Daarmee reflecteren we ook op de vraag of de geteste methodologie in de drie landen effectief is geweest: wat zijn de ‘best practices’ en waar zien we verbeterpunten? Uit de analyse blijkt dat de stellingen uit de kennistoetsen onvoldoende aansluiten bij de modules om een significante leercurve te kunnen vaststellen. Wel blijkt uit de kennistoetsen dat leerlingen zélf zeggen na het volgen van de lessen het verschil te kunnen zien tussen desinformatie en betrouwbaar nieuws. Daarnaast geven de leerlingen aan nieuwe dingen te hebben geleerd en meer te willen weten over het onderwerp desinformatie. Het leereffect blijkt ook uit de analyse van de kwalitatieve data: de modules hebben duidelijk een toegevoegde waarde in het verzorgen van onderwijs over nieuwsmediawijsheid in relatie tot desinformatie en journalistiek. Ook uit de kennistoetsen die onder de trainers (de onderwijzende duo’s) zijn ingevuld, blijken geen significante verschillen tussen het aantal juist beantwoorde stellingen in de ‘kennistoets vooraf’ en ‘kennistoets achteraf’ en zijn er geen duidelijke onderlinge verschillen tussen de landen waarneembaar. Wel blijkt, ook hier weer op grond van de kwalitatieve data, dat een ruime meerderheid van de trainers na afloop van de train-the-trainer workshops het gevoel heeft zelf de lessen aan de leerlingen te kunnen verzorgen. Ook blijkt uit de verschillende kwalitatieve bronnen dat docenten erg positief zijn over de modules. Zij geven aan dat de modules goed in elkaar zitten en een toevoeging vormen op het bestaande lesmateriaal. Alle trainers geven dan ook aan door te gaan met het onderwijzen van de door SMILES ontwikkelde modules, al zullen ze dat in de nabije toekomst soms in aangepast vorm doen. Het onderhavige rapport sluit af met aanbevelingen voor docenten en bibliotheekprofessionals die aan de slag willen gaan met de door SMILES ontwikkelde en geteste modules.
DOCUMENT
Hoeveel archieven en bibliotheken zich steeds vernieuwen, ontbreekt een totaalbeeld van alle ontwikkelingen. Op verzoek van GO Fonds hebben Jos van Helvoort en Peter Becker onderzoek gedaan naar innovaties die hier de afgelopen vijf jaar hebben plaatsgevonden. Een verslag plus vier reacties. LinkedIn: https://www.linkedin.com/in/josvanhelvoort/ https://www.linkedin.com/in/peter-becker-9915a65/
DOCUMENT
De afgelopen jaren is de rol van de openbare bibliotheek steeds meer verschoven van informatieverstrekker en cultuuraanbieder naar die van ontmoetings- en verbindingsplek. De bibliotheek is een plek waar medewerkers niet alleen boeken uitlenen, maar waar ze met lokale gemeenschappen verbinding zoeken, problemen oplossen en aan vaardigheden werken. Met dit buurtgericht werken verandert de rol van bibliotheekmedewerkers en de wijze waarop zij invulling geven aan hun dagelijkse werkzaamheden. Hierbij komen zij diverse uitdagingen tegen. Het verbinden met een buurt, zicht krijgen op niet altijd duidelijk geëxpliciteerde behoeften en verwachtingen en samen nieuwe diensten ontwikkelen vragen nieuwe competenties. Samen met de achterban van de deelnemende bibliotheken gaan wij als consortium aan de slag met de volgende praktijkvraag: Welke nieuwe kennis, vaardigheden en tools hebben bibliotheekmedewerkers nodig om op inclusieve wijze buurtgericht te werken? Het consortium bestaat uit vijf openbare bibliotheken en drie provinciale ondersteuningsinstellingen (met de taakstelling bibliotheken te helpen innoveren) uit vijf verschillende provincies – Friesland, Gelderland, Noord-Holland, Overijssel en Utrecht. Daarnaast is de KB, Nationale Bibliotheek betrokken in een overkoepelende rol. Met creatieve partners (Bureau Ruimtekoers; Dutch Design Foundation) ontwikkelen en testen we methodieken voor buurtgericht werken op basis van sociaal en participatief ontwerp. Hiermee kunnen we bibliotheekmedewerkers uitrusten met de kennis, vaardigheden en tools die zij nodig hebben om hun gemeenschappen te leren kennen en te bedienen en zichzelf krachtig en relevant te voelen in hun werk. We ontwikkelen de professionele empowerment matrix, die iedere bibliotheek en medewerker in staat stelt te testen hoe zij scoren op de benodigde elementen van de buurtgerichte bibliotheek. Daarnaast ontwikkelen we een toolbox waarin praktische tools opgenomen zijn die bibliotheekmedewerkers kunnen gebruiken om inclusief en buurtgericht te werken samen met de gemeenschappen die zij bedienen. Op deze manier kunnen bibliotheken hun maatschappelijk-educatieve rol vormgeven en hun waarde in de samenleving versterken.
In dit project werken we toe naar de volgende resultaten:1. Een serie kunstwerken die de aanwezigheid en werking van digitale technologie in de bibliotheek bevraagt dmv vervreemding, humor, immersie en spiegeling. De kunstwerken laten bekwame internetgebruikers ervaren hoe het is om niet op hun routines te kunnen vertrouwen. We zetten hen aan tot reflectie op hun normen en routines op het gebied van digitale technologie en nodigen ze uit om te oefenen een lerende, kritische en proactieve houding aan te nemen.2. Een empirisch onderzoek op basis waarvan bibliotheekmedewerkers zich bewuster worden van de implicaties van de digitale systemen die ingezet worden (van gratis wifi tot online uitleensysteem). Dit ook met het oog op de ontwikkeling en inzet van nieuwe systemen in de toekomst.