Sportverenigingen in Nederland dragen bij aan een gezonde leefstijl, sociale cohesie en inclusieve sportdeelname. Ondanks dat de sportparticipatie toeneemt, hebben de clubs het moeilijk om hun ledental op peil te houden. Diverse ontwikkelingen spelen daarbij een rol. De focus van het onderzoek in dit proefschrift richt zich op twee maatschappelijke ontwikkelingen, ‘individualisering’ en ‘digitalisering’. In zeven studies wordt antwoord gegeven op twee onderzoeksvragen: 1) hoe het clubgevoel van leden van sportvereniging kan worden geconceptualiseerd in termen van definitie, voorspellers en opbrengsten en 2) hoe sociaalnetwerksites van sportverenigingen kunnen bijdragen het ontwikkelen van het clubgevoel van leden? Die studies vormen samen een multimethode onderzoek. Resultaten laten zien dat clubgevoel verwijst naar de gevoelsband van leden met hun club op basis van participatie, relevantie en de sociale wereld van de club. Clubgevoel hangt samen met bindingsaspecten zoals de intentie om je in te zetten voor de club en te blijven. Sociaalnetwerksites van sportverenigingen kunnen helpen om dit clubgevoel te ontwikkelen, bij voorkeur door de kanalen in te zetten voor informatie en interactie over de club, de sport en de leden. De online kanalen vormen samen de virtuele community van de vereniging die, afhankelijk van de aanpak door de club en de leden, verschillende verschijningvormen kan hebben. Met hun virtuele community bieden sportverenigingen, naast de accommodatie, ook een ónline ontmoetingsplek voor sport en andere activiteiten waarmee ze het clubgevoel onder hun leden kunnen bevorderen. Met dit proefschrift geeft Nanny Kuijsters inzichten voor de ontwikkeling van virtuele community’s voor verenigingen, professionals en geïnteresseerden in de georganiseerde sport.
De gemeente Utrecht heeft de Stichting Harten voor Sport (HvS) voor de periode 2013-2017 de opdracht verleend om als stedelijke organisatie uitvoering te geven aan Sport en Bewegen in de Buurt. Harten voor Sport heeft de taak om de sport- en beweegdeelname in de stad te vergroten door sport- en beweegprogramma’s voor jeugd, jongeren, volwassenen en ouderen te faciliteren en organiseren. Hiervoor stuurt de stichting Utrechtse beweegmakelaars, vitaliteitsmakelaars, buurtsportcoaches en combinatiefunctionarissen aan die werkzaam zijn in de wijken en samenwerken met o.a. buurtbewoners, sportverenigingen, welzijnsorganisaties, gezondheidscentra en scholen. De gemeente Utrecht heeft de stichting Harten voor Sport tevens gevraagd om de maatschappelijke opbrengsten van haar activiteiten jaarlijks te meten en verantwoording af te leggen voor de geleverde prestaties. Hiermee wil de gemeente stimuleren om – indien nodig – de aanpak bij te stellen en vanuit een lerende houding de afspraken tussen beide partijen jaarlijks te kunnen aanscherpen en verbeteren. Harten voor Sport heeft daarom samen met het lectoraat Participatie en Maatschappelijke Ontwikkeling (PMO) van de Hogeschool Utrecht een (meerjaren-)onderzoekstraject uitgevoerd naar de maatschappelijke opbrengsten en het toewijzen van deze effecten aan de programma’s van Harten voor Sport. Dit is een vervolg op de rapportage: ‘De bijdrage van Harten voor Sport (2014). Maatschappelijke opbrengsten en werkzame factoren’, van Van Rooijen & Smits (2015) waarbij het accent lag op de samenwerking met de (sport)intermediairs. In de voorliggende rapportage ligt de focus op de opbrengsten van de Harten voor Sport programma’s en methodieken die de beweegmakelaars inzetten om het sport- en beweeggedrag van Utrechters te stimuleren.
Voor u ligt het derde boekje dat wij uitgeven naar aanleiding van de lezingenreeks ‘Kracht van Sport’. Het betreft de vijfde maal dat wij de reeks organiseren. De reeks startte in 2012 met het onderwerp; ‘Olympische Spelen in Nederland: Droom of Nachtmerrie?’, in 2013 gevolgd door ‘Kracht van Sport’ (boekje), in 2014 ‘Kracht van Sport: over de grens’, in 2015 ‘Kracht van Sport: de verbinding’ (boekje), en afgelopen voorjaar (2016) ‘Kracht van Aangepaste Sport’.
Het lopen van een marathon wordt steeds populairder. Naast de vele positieve gezondheidseffecten van duurinspanning, kan duurinspanning ook gepaard gaan met maagdarmklachten. Zo’n 30-90% van de hardlopers heeft last van maagdarmklachten tijdens of in de uren na het hardlopen. Het ontstaan van maagdarmklachten heeft waarschijnlijk te maken met de herverdeling van het bloedvolume, resulterend in minder bloedtoevoer naar het spijsverteringskanaal en een minder goed functionerende darmbarrière. Doordat de darmbarrière minder goed functioneert kunnen er ongewenste stoffen (endotoxinen) de bloedbaan intreden en voor ontstekingsreacties zorgen. De vele micro-organismen in onze darm, gezamenlijk onze darmmicrobiota genoemd, zijn van invloed op de voedselvertering, maar ook op het functioneren van de cellen die de darmwand bekleden en de verbindingen tussen deze cellen. Mogelijk hebben hardlopers met maagdarmklachten tijdens duurinspanning te maken met een afwijkende samenstelling van de darmmicrobiota en/of metabolieten ten opzichte van hardlopers zonder klachten, waardoor de darmbarrière minder goed functioneert en er problemen kunnen optreden. Vandaar dat het voornaamste doel van ons onderzoeksproject is om te onderzoeken of er een relatie bestaat tussen de samenstelling van de darmmicrobiota en/of metabolieten en het ontstaan van maagdarmklachten tijdens duurinspanning. De onderzoeksvragen die zullen worden bestudeerd zijn: 1) Verschilt de samenstelling van de darmmicrobiota en/of metabolieten van hardlopers die wel en niet last krijgen van maagdarmklachten tijdens het lopen van een marathon? En zo ja, hoe? 2) Kan de samenstelling van de darmmicrobiota en/of metabolieten van getrainde sporters die maagdarmklachten ervaren tijdens duurinspanning positief beïnvloed worden door probiotica-suppletie, zodat de kans op en/of intensiteit van maagdarmklachten tijdens duurinspanning wordt verminderd en de sportprestatie verbeterd? Het onderzoeksproject richt zich op de identificatie van sporters die last hebben van maagdarmklachten tijdens duurinspanning. We hopen met de beoogde resultaten bij te kunnen dragen aan op de persoon gerichte preventie van maagdarmklachten door het aanpassen van de darmmicrobiota.
De effecten en de werkzame bestandsdelen van interventies in de openbare ruimte zijn nog weinig onderzocht doordat deelnemers vaak niet geregistreerd worden en het ontbreekt aan een praktisch toegepast en uniform meetinstrument dat vergelijking mogelijk maakt. Gemeenten en sportservice organisaties geven wel aan dat ze behoefte hebben aan monitoring en evaluatie zodat ze op dit thema kunnen bijsturen en opschalen. In dit project willen HAN, Team Sportservice, Clever Sports en twee gemeenten samen met buurtsportcoaches aan de slag gaan omdat zij vanuit gemeenten de taak hebben om meer mensen te laten bewegen in de buurt. Daarbij wordt een meetinstrument ontwikkeld voor effecten in de openbare ruimte. Dit gaat buurtsportcoaches en beleidsambtenaren helpen om samen dezelfde taal over de opbrengsten te spreken en leerervaringen uit te wisselen. Er worden drie interventies op acht plekken onderzocht. De projectresultaten zijn een gevalideerd meetinstrument waarvan het gebruik opgeschaald wordt naar andere gemeenten in het netwerk. Verder worden de opbrengsten van bewegen in de openbare ruimte in een rapportage opgeleverd, waarbij ook aandacht is hoe de opgehaalde opbrengsten gezien worden door professionals in andere beleidsdomeinen. Tot slot helpt dit project de HAN om hun kennis over effecten van sport bij toekomstige evaluaties in te zetten.
De transitie naar een gerobotiseerde industriële omgeving is in volle gang. Robots zijn zich aan het ontwikkelen tot collaboratieve robots (co-bots) en worden zo meer een collega dan een geïsoleerde machine in een kooi. Een goede co-bot-mens-samenwerking heeft positieve effecten op de werkbeleving, resulteert in minder stress, verzuim, minder ‘bijna-ongelukken’ en leidt tot hogere productiviteit en kwaliteit op de werkvloer. Onderling vertrouwen tussen medewerker en co-bot speelt een belangrijke rol in een goede samenwerking en voor effectieve teamprestaties. De interactie tussen medewerker en co-bot dient daartoe zo natuurlijk mogelijk, voorspelbaar en intuïtief te verlopen. Op dit terrein valt nog veel winst te boeken in het industriële MKB. Co-bots moeten leren anticiperen op wat in de directe omgeving komen gaat, zodat de medewerker nimmer in een onveilige situatie verkeert en zich comfortabel voelt in de samenwerking met de co-bot. Van de andere kant moeten medewerkers leren begrijpen hoe co-bots werken en wat ze van hen kunnen verwachten. Ambitie van het project “Close Encounters with Co-bots” is het verbeteren van de effectieve samenwerking tussen medewerker en co-bot op de industriële werkvloer en daarbij vertrouwen en beleefde veiligheid te borgen voor de medewerker. In het project wordt daartoe gewerkt aan begrip van de co-bot in de mens, begrip van de mens in de co-bot, het bouwen aan technische oplossingen voor effectieve communicatie, en prototyping en testing in relevante praktijkomgevingen in het MKB. Het bedrijfsleven kan met de resultaten van het project versneld de door hen gewenste leercurve doorlopen om samenwerkende industriële mens-co-bot-systemen substantieel te laten bijdragen aan operationele winst in economisch, (productie)technisch en sociaal opzicht. Het project is een interdisciplinair samenwerking tussen de vakgebieden psychologie, mechatronica en ICT binnen Fontys Hogescholen en Saxion Hogeschool. De negen participerende (MKB) bedrijven zijn actief als industrieel productiebedrijf, in robotica ontwikkeling, als systeem- en robotleverancier, in productieautomatisering en in de sociale werkvoorziening. Daarnaast zijn kennisinstelling TU/e, coöperatie Brainport Industries en samenwerkingsverband Holland Robotics nauw betrokken. In het project zal bestaande kennis toepasbaar worden gemaakt en zal nieuwe kennis worden ontwikkeld t.b.v. een natuurlijke, voorspelbare en intuïtieve samenwerking tussen medewerker en co-bot op de industriële werkvloer. Verder zal verankering van kennis en kunde in onderwijs en lectoraten plaatsvinden en een vergroting van de kwaliteit van docenten en afstudeerders. Er zullen circa 17 docent-onderzoekers van de hogescholen en circa 100 studenten betrokken worden, die in de vorm van studentenprojecten, stages en afstudeeronderzoeken werken aan interessante vraagstukken direct uit de beroepspraktijk.