Met de huidige maatschappelijke uitdagingen, zoals klimaat en transities op het gebied van de vermindering van beschikbare ruimte voor stedelijk goederenvervoer en de sterke groei in e-commerce wordt het steeds belangrijker om logistiek mee te nemen in het ruimtelijk ontwerp van een gebied. Hierdoor kan efficiënte bevoorrading worden gerealiseerd en overlast worden beperkt. Ook kan zo worden aangesloten bij stedelijke ambities omtrent schone en slimme stadslogistiek. Toch wordt logistiek vaak niet of beperkt meegenomen in de ruimtelijke planning bij het (her-)ontwikkelen van gebieden. Door vroegtijdig na te denken over hoe het logistieke systeem eruit moet zien kan in het stedelijke ontwerp rekening worden gehouden met het ruimtegebruik van logistiek. Dit kan inefficiënte inpassing achteraf voorkomen. Om een hulpmiddel te bieden voor steden is daartoe een methode ontwikkeld die een basis vormt voor het nadenken over hoe logistiek kan worden geïntegreerd in de ruimte bij nieuwe gebiedsontwikkelingen. Stadslogistiek kenmerkt zich door de grote diversiteit van stromen waarin elk logistiek segment (afval, bouw, express en pakket, facilitair, etc.) om een eigen aanpak vraagt. Om die reden is het uitgangspunt van de methode om eerst grip te verkrijgen op het verwachte aantal voertuigen per stadslogistiek segment voordat wordt gekeken naar welke logistieke oplossingen passend zijn. Op basis van de samenstelling van het nieuw te ontwikkelen gebied (type en grootte bedrijven, functies en aantal huishoudens) en de geobserveerde voertuigen in andere gebieden wordt daar een inschatting van gegeven. Vanuit hier kan met maatwerk een mix van logistieke oplossingen worden opgesteld dat aansluit bij het type logistiek en de kenmerken en plannen voor en rond het gebied. Stedenbouwkundige ontwerpers kunnen dit vervolgens meenemen, zodat logistiek een slim en integraal onderdeel wordt van het ontwerp.
Dit artikel beschrijœ de stad als microkosmos voor organisaties. Het zoomt in op de relaties tussen de stad, de organisaties die erin zijn gehuisvest en de gezondheid van haar gebruikers. Het artikel opent met een historisch perspectief, om vervolgens te reflecteren op hedendaagse ontwikkelingen. Er worden interventies in en om gebouwen beschreven die gezond gedrag stimuleren. In het publieke domein kunnen mensen in organisaties bijvoorbeeld verleid worden om te bewegen, door aantrekkelijke voorzieningen op korte afstand. Veilige en schone voorzieningen voor wandelen en fietsen dragen daaraan verder bij. In de gebouwen zijn het stimuleren van traplopen, gezondevoeding en ergonomisch meubilair belangrijke stimuli. Door het slim positioneren van trappen(huizen) (op looproutes), informatieborden en noodzakelijke voorzieningen in het gebouw (zoals kantine, koffie, toilet, vergaderruimte en printer) wordt gezond bewegen gestimuleerd. Ook de toegang tot frisse lucht, daglicht, planten, stilte en de juiste temperatuur kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan de gezondheid van mensen in organisaties. Daarmee kunnen ruimtelijke interventies in steden en organisaties positieveinvloed uitoefenen op de gezondheid van zowel werknemers als bewoners.
LINK
Ballet en moderne dans zijn een vorm van topsport. De druk op dansers is enorm. Lange en intensieve werkdagen, veel reizen en verschillende werkplekken maken het lastig om lichaam en geest goed te verzorgen. Hierdoor liggen blessures en mentale klachten op de loer. Nederlandse dansgezelschappen willen meer aandacht gaan besteden aan preventieve maatregelen om fysieke en mentale problemen bij hun dansers te voorkomen. Het ontbreekt hen echter aan kennis en kunde om dit innovatieve vraagstuk op te kunnen pakken. Het Nationale Ballet en het Scapino Ballet hebben het lectoraat Performing Arts Medicine van Codarts (Hogeschool voor de Kunsten Rotterdam) benaderd om antwoord te krijgen op de vraag hoe dansers op de hoogste podia, op gezonde wijze, hun beste performance kunnen laten zien. Gezamenlijk is deze praktijkvraag omgevormd naar drie onderzoeksdoelstellingen: 1. Opstellen van meetinstrumenten om de fysieke en mentale gezondheid van dansers te screenen en te monitoren; 2. Ontwerpen van een web-based systeem dat automatisch en real-time informatie uit de ontwikkelde meetinstrumenten kan inlezen, analyseren en interpreteren; 3. Ontwikkelen van een Fit to Perform protocol dat aanbevelingen geeft ten aanzien van het verbeteren van de fysieke en mentale gesteldheid van de danser. Het consortium bestaat uit de volgende organisaties: - Praktijkgerichte onderzoeksinstellingen: Codarts Rotterdam en Hogeschool van Amsterdam; - Universiteiten: ErasmusMC, Technische Universiteit Eindhoven en Vrije Universiteit Amsterdam; - Praktijkinstellingen: Het Nationale Ballet en het Scapino Ballet; - Overige instellingen: het Nederlands Paramedisch Instituut (NPi) en het Nationale Centrum Performing Arts (NCPA). Bij de samenstelling van het consortium is gekozen voor een goede mix tussen praktijkorganisaties, onderzoeksinstituten en onderwijsinstellingen. Daarnaast is er sprake van cross-sectorale samenwerking doordat kennis vanuit de podiumkunsten, sport, gezondheidszorg, onderwijs en technologie met elkaar verbonden wordt.
Ongezond eet- en beweeggedrag bij kinderen komt regelmatig voor. Daarbij vormen negatieve gevolgen van ongezond gedrag, zoals overgewicht en obesitas, een breed maatschappelijk probleem. Met name in de vier grootste steden van Nederland wordt (ernstig) overgewicht bij kinderen vaak gesignaleerd. Dit hangt samen met de sociaaleconomische en sociaal-culturele achtergrond van de gezinnen in deze steden. Pedagogisch professionals werkzaam binnen de buitenschoolse opvang (BSO), kunnen een bijdrage leveren aan gezond eet- en beweeggedrag bij basisschoolkinderen en dus aan gezond opgroeien. Echter, er wordt binnen de BSO-setting weinig met gezonde leefstijl-thema’s gedaan. De vraag vanuit de praktijk is: hoe kan ik, als BSO pedagogisch professional, in de dagelijkse praktijk optimaal invulling geven aan gezonde leefstijl-thema’s en gezond eet- en beweeggedrag bij kinderen bevorderen? Pedagogisch professionals geven aan handvatten nodig te hebben voor het stimuleren van gezond gedrag bij een brede groep kinderen van 4 tot en met 12 jaar. In het huidige project genaamd GO-BSO wordt daarom een praktische handreiking voor BSO pedagogisch professionals ontwikkeld. Het doel is opvoedpraktijken omtrent eten en bewegen van pedagogisch professionals en eet- en beweeggedragingen van basisschoolkinderen te verbeteren. De handreiking wordt met behulp van Intervention Mapping en in co-creatie met pedagogisch professionals en kinderen samengesteld. Het geheel moet praktisch uitvoerbaar zijn voor pedagogisch professionals en aantrekkelijk zijn voor kinderen met diverse sociaaleconomische en sociaal-culturele achtergronden. Daarnaast dient de handreiking laagdrempelig, duurzaam en breed inzetbaar te zijn in de kinderopvang als basisvoorziening voor een brede groep kinderen. Het GO-BSO project levert na 2 jaar zowel een praktische handreiking voor pedagogisch professionals op als ook een proces- en effectevaluatie. De handreiking wordt getest op bruikbaarheid, uitvoerbaarheid en waardering bij pedagogisch professionals en kinderen. Daarnaast wordt onderzoek uitgevoerd naar het effect van de handreiking op opvoedpraktijken van pedagogisch professionals en eet- en beweeggedragingen van kinderen.
Van oudsher zijn bedrijventerreinen monofunctioneel opgezet. Werken staat centraal. De laatste jaren is er veel aandacht voor het vergroenen van bedrijventerreinen. Slechts één procent van het oppervlak van bedrijventerreinen is ‘groen’. De gezondheid van werknemers en omwonenden krijgt echter weinig aandacht. Vergroenen richt zich eenzijdig op klimaat en biodiversiteit. Dit moet en kan anders. Zo’n 30 procent van de mensen werkt op een bedrijventerrein. Dit vraagt om een groene omgeving die mensen kunnen beleven en waar zij kunnen bewegen omdat dit bijdraagt aan hun welzijn en gezondheid. Werkgevers hebben ook belang bij fitte werknemers. Hoe kan het dan dat de gezondheid bij het vergroenen van bedrijventerreinen nog maar weinig aandacht krijgt? Wat zijn beweegredenen voor gezondheidsbevorderend vergroenen en hoe komen stakeholders in beweging? Vraagstelling: dit beoogde KIEM-onderzoek richt zich op de vraag waarom de gezondheidsbevorderende aspecten van het vergroenen van bedrijventerreinen nog weinig aandacht krijgen van lokale beleidsmakers, parkmanagement op bedrijventerreinen en van ondernemers en op de vraag hoe dit kan verbeteren en hoe de gewenste transitie er uit kan zien. In het onderzoek inventariseren onderzoekers van lectoraat De Ondernemende Regio van Fontys Hogeschool samen met partners uit het werkveld, met name Verhoeven | De Ruijter – bureau voor stedenbouw en landschapsontwikkeling, waar initiatiefnemers en betrokkenen bij het investeren in gezondheidsbevorderend vergroenen van bedrijventerreinen tegenaan lopen. De inventarisatie brengt ook de omstandigheden en overwegingen in beeld waarom op bepaalde locaties goede voortgang wordt gemaakt op dit vlak terwijl dit elders nog niet of maar weinig het geval is. De opbrengst van het onderzoek vatten wij als volgt samen: • Agenderen van de gezondheidsbevorderende aspecten van groenere bedrijventerrein. • Inzicht in succes- en faalfactoren bij het gezondheidsbevorderend vergroenen van bedrijventerreinen. • Handreikingen voor lokale beleidsmakers, parkmanagers en overige betrokkenen om in de komende jaren op dit vlak meer voortgang te boeken.