Deze publicatie is het resultaat van een internationaal onderzoeksproject dat zich afspeelde van 2012-2014. De deelnemende organisaties waren vier universiteiten/hogescholen, een aantal instellingen voor zorg en welzijn, en mensen met psychische en verstandelijke beperkingen uit Amersfoort en Maastricht in Nederland, Budapest in Hongarije en Tallinn in Estland De verhalen in dit boek zijn afkomstig uit de interviews die tijdens het project gehouden zijn door de onderzoekers. De portretten illustreren ervaringen van ziekte, beperkingen en herstel, met uitsluiting en insluiting. Zij reflecteren ook ervaringen met het gebruik van maatschappelijke dienstverlening en geestelijke gezondheidszorg. Door deze verhalen te lezen zien we hoe veelzijdig het leven kan zijn, en wat de uitdagingen zijn voor echte participatie in de samenleving In dit boek beschrijven we ook in het kort een aantal thema’s die belangrijk zijn om professionele hulp- en dienstverlening meer te richten op het ondersteunen van herstel en participatie. Om verder te lezen zijn bronnen opgenomen. Samen vormen deze thema’s een nieuw en waardevol raamwerk -De betekenis van herstel, empowerment en participatie • Principes van herstel-gebaseerde en persoon-gecentreerde dienstverlening • Het belang van peer support en informele zorg • De transformatie van institutionele naar gemeenschapszorg • Essentiele kwaliteiten van professionals: visie, attitude, taal, gedrag • Steun voor het leven in de samenleving • De rechten van mensen met een beperking, en strategieën om deze rechten toe te passen
Het lectoraat richt zich op participatie en stedelijke ontwikkeling. De uitdagingen en problemen die spelen in stedelijke omgevingen gaan vaak over ‘delen’ en ‘verdelen’, en over de voortdurende spanningsverhouding tussen de verscheidenheid én verbondenheid die daarbij hoort. De stad zijn wij. Voor die sociale stedelijke ontwikkeling zet het lectoraat zich in door onderzoek te doen naar de mogelijkheden om de kracht van relaties en netwerken in de stad te versterken. Dat doen we vanuit onderzoek en onderwijs samen met de praktijk en het beleid. We werken ingebed, als embedded practice-based researchers. We willen relaties en netwerken niet alleen beter proberen te begrijpen, zoals de voortdurende en intrigerende spanningsverhouding tussen eenheid en verscheidenheid van mensen die daar deel van uitmaken. Ook willen we ze een positieve impuls geven, de kracht ervan benutten. Dat doen we mede door ook zelf met betrokkenen samen te werken, door samen te ‘zwermen’ tijdens het onderzoek, met als doel maatschappelijke participatie en stedelijke ontwikkeling te bevorderen. Want, zo zien wij het: voor de 21ste eeuw is er geen andere optie dan te delen. Na het inleidende eerste hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 uiteen gezet wat de kernbijdrage van het lectoraat is. Waar richt het lectoraat zich precies op als het gaat om participatie en stedelijke ontwikkeling? En waarom? In Hoofdstuk 3 werken we die bijdrage verder uit, door in te gaan op de doorontwikkeling van het lectoraat en het onderzoeksprogramma met drie onderzoekslijnen. Onze belangrijkste drijfveer is het realiseren van maatschappelijke impact. We besluiten de tekst in hoofdstuk 4 met een aantal slotbeschouwingen.
Bewegen in de openbare ruimte krijgt steeds meer aandacht in onder andere gemeentelijk beleid mede door de Omgevingswet, GALA en de Landelijke nota gezondheidsbeleid 2020-2024. Tevens heeft bewegen in de openbare ruimte een boost gekregen gedurende de coronapandemie. Meer mensen zijn buiten gaan bewegen omdat het niet anders kon. Ze genieten van ‘ommetjes’ in de natuur. Fitness in de buitenlucht heeft met bootcampaanbieders een vlucht genomen en urban sports vormen al langer trendsporten (Prins, Hoekman,& van de Poel, 2021) . Bewegen in de openbare ruimte sluit daarnaast aan bij de trend om meer informeel en ook individueel te bewegen. Voor een succesvolle beweegvriendelijke omgeving is een samenspel van hardware, software en orgware noodzakelijk. Werken volgens het Beweegvriendelijke omgevingsmodel (BVO-model) van het Kenniscentrum Sport & Bewegen (Hoyng & Eck, 2021) is aan te bevelen. Echter, dat BVO-model toepassen in de praktijk lukt nog niet optimaal.
De Centrale Bewonersadviesraad (hierna te noemen BAR) geeft vanuit bewonersperspectief de NCG gevraagd en ongevraagd feedback en advies over het versterkingsproces en fungeert als klankbordgroep. Het doel is om op deze manier bij te dragen aan het verbeteren van het versterkingsproces en gedupeerde bewoners hierin een meer volwaardige plaats te geven.De BAR bestaat uit een samengestelde groep bewoners geselecteerd op grond van hun doorleefde praktijkervaring. De BAR heeft een drietal functies ten aanzien van bestaande en beoogde vraagstukken, processen en beleid: signalering, advisering en evaluatie. De BAR, sinds 2022 actief, sluit binnenkort een eerste periode van 3 jaren af, waarin zij in maandelijkse bijeenkomsten zich heeft ingezet om, waar mogelijk bij te dragen aan de optimalisatie van de procesvoering bij de NCG. Tijd om te evalueren hoe de BAR de afgelopen periode heeft gefunctioneerd en wat de impact is geweest. En hieruit lering te trekken over hoe de BAR zelf en in de onderlinge relatie met de NCG zich de komende periode(n) kan door ontwikkelen.De Centrale Bewonersadviesraad (hierna te noemen BAR) geeft vanuit bewonersperspectief de NCG gevraagd en ongevraagd feedback en advies over het versterkingsproces en fungeert als klankbordgroep. Het doel is om op deze manier bij te dragen aan het verbeteren van het versterkingsproces en gedupeerde bewoners hierin een meer volwaardige plaats te geven.De BAR bestaat uit een samengestelde groep bewoners geselecteerd op grond van hun doorleefde praktijkervaring. De BAR heeft een drietal functies ten aanzien van bestaande en beoogde vraagstukken, processen en beleid: signalering, advisering en evaluatie. De BAR, sinds 2022 actief, sluit binnenkort een eerste periode van 3 jaren af, waarin zij in maandelijkse bijeenkomsten zich heeft ingezet om, waar mogelijk bij te dragen aan de optimalisatie van de procesvoering bij de NCG. Tijd om te evalueren hoe de BAR de afgelopen periode heeft gefunctioneerd en wat de impact is geweest. En hieruit lering te trekken over hoe de BAR zelf en in de onderlinge relatie met de NCG zich de komende periode(n) kan door ontwikkelen.