Teneinde het opnemen van onderzoeksvaardigheden in het curriculum van de Faculteit Educatieve Opleidingen van de Hogeschool Utrecht te vergemakkelijken en ter ondersteunen, vonden wij het zinvol om een stuk te schrijven over de vermeende tegenstelling tussen kwalitatief en kwantitatief onderzoek. Een belangrijk uitgangspunt is dat we niet uitgaan van een in de wandelgangen vaak gehoorde tegenstelling tussen universitair en hogeschool onderzoek, waarbij de universiteit kwalificaties als fundamenteel en theoretisch opeist en de praktische kruimels voor het hoger beroepsonderwijs wil laten liggen. Wij gaan daar niet van uit omdat wij geen fundamenteel verschil zien tussen fundamenteel onderzoek en toegepast onderzoek. De grondslagen, de redeneringen, de systematiek zijn in beide gevallen hetzelfde. Op de achtergrond speelt, in ieder geval bij de humaniora van de hoge scholen, nog een andere tweedeling een rol: kwantitatief versus kwalitatief onderzoek. Belangrijke kenmerken van kwantitatief onderzoek zoals ingewikkelde onderzoeksdesigns, grote steekproeven en gecompliceerde statistische analyses zouden het natuurlijk domein van universiteiten zijn. Ook dit werpen we verre van ons. Volgens onze opvatting gaat het in de eerste plaats om 'goed onderzoek' en goed onderzoek vereist niet persé een kwalitatieve benadering of een kwantitatieve benadering. Goed onderzoek geeft in de eerste plaats een antwoord op een vraag die gesteld wordt: de probleemstelling. Zoals het overgrote deel van onderzoekers tegenwoordig rekenen wij ons niet tot kwantitatieve onderzoekers of tot kwalitatieve onderzoekers. Met behulp van onderzoek willen wij een slechts een antwoord geven op de gestelde vraag, de probleemstelling.
DOCUMENT
Vanuit identiteitstheorieën richt dit onderzoek zich op de identiteitsontwikkeling van jongeren en het maken van keuzes, in het bijzonder de studiekeuze.
MULTIFILE
Dit rapport bevat de uitkomsten van een kwalitatief en kwantitatief onderzoek naar ondernemerschap onder studenten van de Haagse Hogeschool. Het onderzoek i een onderdeel van het project The Hague Student Investment Fund, waarin hert lectoraat New Finance onderzoek heeft gedaan naar de haalbaarheid van het opzetten van een student investeringsfonds, Voor het slagen van dit project is het van belang een beleid te krijgen on de mate van ondernemerschap onder studenten. Voor dit onderzoek is gekozen om een kwalitatief onderzoek te doen naar het ondernemerschap op de Haagse Hogeschool, en ook een kwantitatief onderzoek naar ondernemerschap.
DOCUMENT
Docenten van Fontys Hogeschool Bedrijfsmanagement, Educatie en Techniek (BEnT) hebben geëxperimenteerd (Gorissen, 2014) met Flipping the Classroom in relatie tot de taxonomie van Bloom. Bij dit concept worden lage kennisniveaus uit deze taxonomie voor de les aangesproken en in de les worden hogere kennisniveaus aangesproken. Bij het herontwerp van hun lessen zijn docenten ondersteund door workshops, gegeven door Fontys Educatief Centrum (FEC). Het onderzoek geeft inzicht in de ervaringen van docenten als ze Flipping the Classroom toepassen en dient als input voor FEC zodat toekomstige workshops nog beter aansluiten bij behoeften van docenten. De hoofdvraag is: Wat zijn ervaringen van docenten en studenten van een HBO-instelling met het toepassen van de taxonomie van Bloom in relatie tot Flipping the Classroom? Hiervoor zijn drie deelonderzoeken uitgevoerd, te weten een kwalitatieve analyse van de lesvoorbereidingen en individuele interviews met docenten en een kwantitatief onderzoek onder studenten over de door hun gevolgde lessen via dit concept. Resultaten laten zien dat docenten het concept correct toepassen en ze hiervoor activerende werkvormen en ICT tools inzetten. Docenten zijn enthousiast over de toepassing ondanks dat herontwerp tijdrovend is. Studenten kenden het concept vooraf niet maar hérkenden het wel, zowel voorafgaand als in de les. Vanwege de lage respons onder studenten kan alleen een voorzichtige conclusie getrokken worden dat het concept bijdraagt aan betere verwerking van de leerstof en dat het vaker toegepast mag worden. De belangrijkste aanbevelingen zijn gericht op kennisdeling tussen docenten die dit concept (willen gaan) toepassen in het onderwijs en nader onderzoek naar de invloed op de leerprestaties van de studenten.
DOCUMENT
Voor goede en effectieve hulp zijn de ervaringen van ouders en jongeren van groot belang. De Jeugdwet verplicht gemeenten daarom om jaarlijks een clientervaringsonderzoek (CEO) uit te voeren. In de jeugdhulpregio Haaglanden hebben gemeenten en zorgaanbieders besloten dit gezamenlijk aan te pakken, vanuit de wens om regionaal sturingsinformatie over jeugdhulp, waaronder cijfers over het gebruik van jeugdhulp en clientervaringsonderzoek, te verzamelen. In 2016 deed de regio Haaglanden kwantitatief onderzoek naar de clientervaring van jongeren en ouders in de gespecialiseerde jeugdzorg. Conform de landelijke adviezen hebben de H10-gemeenten besloten een verdiepend kwalitatief onderzoek uit te voeren. Op basis van de resultaten van het kwantitatieve CEO en de daarbij behorende duidingssessies, hebben de H10-gemeenten twee vraagstukken geselecteerd waarop zij het kwalitatieve onderzoek willen richten, namelijk: 1. De samenwerking tussen de verschillende betrokken jeugdhulpprofessionals. 2. De mate waarin de hulp aansluit op de hulpvraag. Uit een verkenning met de gemeenten bleek dat er geen geschikte data voorhanden waren om dit verdiepende onderzoek uit te voeren zonder een nieuw onderzoek op te zetten. Daarom hebben het lectoraat Jeugdhulp in Transformatie aan De Haagse Hogeschool (HHs) en de regio Haaglanden in het vierde kwartaal van 2018 verkend of en op welke wijze De Haagse Hogeschool een kwalitatief CEO voor de regio kan uitvoeren. Dit heeft geresulteerd in voorliggend onderzoek, dat in samenwerking met tweedejaarsstudenten van de opleidingen Pedagogiek en Social Work van De Haagse Hogeschool is uitgevoerd. Primair doel van het onderzoek is om voor de H10-regio inzichten te verkrijgen in de clientervaringen binnen het vernieuwde jeugdhulpstelsel, teneinde daarmee de kwaliteit van de jeugdhulp in deze regio verder te verbeteren. Een nevendoel van dit onderzoek is om de studenten van de opleidingen Pedagogiek en Social Work van De Haagse Hogeschool leerervaringen te bieden op het terrein van praktijkgericht onderzoek in het jeugdhulpveld. Het onderzoek is nadrukkelijk opgezet als een pilot, waarin voor het eerst (in Haaglanden) ervaring wordt opgedaan met de inzet van hogeschoolstudenten bij de uitvoering van het clientervaringsonderzoek. LinkedIn: https://www.linkedin.com/in/cathelijne-mieloo-b17a5720/ https://www.linkedin.com/in/cora-bartelink-000b4950/ https://www.linkedin.com/in/robgilsing/
DOCUMENT
De gemeente Leidschendam-Voorburg heeft het lectoraat Jeugdhulp in transformatie van De Haagse Hogeschool (HHs) gevraagd om, samen met studenten, een kwalitatief cliëntervaringsonderzoek uit te voeren onder haar inwoners die jeugdhulp krijgen. De Jeugdwet verplicht gemeenten om jaarlijks een cliëntervaringsonderzoek (CEO) uit te voeren. In 2016 deed de regio Haaglanden, waartoe Leidschendam-Voorburg behoort, een kwantitatief CEO onder jongeren en ouders. Aanvullend daarop liet de regio Haaglanden een kwalitatief CEO uitvoeren om enkele thema’s die voortkomen uit het kwantitatieve onderzoek uit 2016 verder uit te diepen. Dit onderzoek is in 2019 uitgevoerd door het lectoraat Jeugdhulp in Transformatie van de HHs in samenwerking met studenten Social Work en Pedagogiek. De gemeente Leidschendam-Voorburg wilde een dergelijk onderzoek graag voor de eigen gemeente laten uitvoeren. In deze rapportage doen we verslag van het onderzoek. Achtereenvolgens bespreken we de opzet en vraagstelling en de resultaten. We ronden af met conclusies en aanbevelingen. Met medewerking van Bianca Prins, Judith Zweers van de gemeente Leidschendam-Voorburg en studenten Social work van de HHs
MULTIFILE
Het onderzoek Studentenwelzijn 2017-2018 is een eerste meting om in kaart te brengen hoe het gaat met de studenten van Hogeschool Inholland. Vanuit het Student Wellbeing Model zijn verschillende variabelen op het gebied van studentenwelzijn in kaart gebracht. We hebben gekeken naar energiebronnen, mate van stress, grootste stressoren en mogelijke stressreacties. Ook is onderzocht hoe studenten hun eigen gezondheid en levensstijl beoordelen en in welke mate zij bevlogen zijn. Tot slot is er aan studenten gevraagd wat er volgens hen kan worden gedaan om het welzijn van studenten te verbeteren. Er is gekozen voor een benadering waarbij het onderzoek werd afgenomen in de klas, tijdens de les, met als doel om in mindere mate een steekproef te trekken uit de onderzoekspopulatie. Op basis van deze eerste meting (0-meting) kunnen we geen harde conclusies trekken. Het onderzoek geeft echter wel enkele indicaties en in de onderzoeksresultaten is een paradox te zien.
DOCUMENT
In dit artikel worden verschillende promotieonderzoeken besproken. O.a. ook het promotieonderzoek "Zorgperspectieven op de relatie tussen mantelzorgers, zorgvragers en professionele hulpverleners: de zorgtriade in theorie en praktijk" van Deirdre Beneken genaamd Kolmer. In dit onderzoek wordt o.a. inzicht verkregen in de relaties tussen mantelzorgers, zorgvragers en professionele hulpverleners door een empirisch-kwalitatief onderzoek waarin informatie wordt verzameld bij belanghebbenden in de zorgtriade. De resultaten van dit onderzoek zouden kunnen leiden tot een afstemming tussen beleid en praktijk voor de positie van de mantelzorger en de relaties tussen mantelzorgers, zorgvragers en professionele hulpverleners. Zo kan op grond van de voorgestelde definitie de vraag gesteld worden of mantelzorgers recht hebben op een status zoals die van arbeidskrachten aangezien ze werk verrichten dat normaliter door professionele hulpverleners gedaan zou worden. Bovendien blijkt –wanneer wordt uitgegaan van de voorgestelde definitie – de groep mantelzorgers die in aanmerking komt voor mantelzorgondersteuning, minder groot te zijn. De overheid zou als gevolg daarvan een specifieker beleid voor mantelzorg kunnen voeren. Uit politiek-filosofisch onderzoek blijkt onder andere dat zorg een primairgoed is waardoor het onrechtvaardig zou zijn om het recht op zorg te laten afhangen van marktmechanismen of van goodwill van burgers. De overheid heeft in die zin een taak.
DOCUMENT
Verkennende analyse van de sociale kwaliteit van de lokale samenleving van gemeente Wageningen. Een dergelijke analyses is belangrijk in het licht van de taken die de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO) aan gemeenten toekent. Om te kunnen bepalen op welke wijze de gemeente de lokale civil society kan versterken is inzicht nodig in de aard en mogelijkheden van die lokale samenleving.
DOCUMENT
De Jeugdwet verplicht gemeenten om jaarlijks een cliëntervaringsonderzoek (CEO) uit te voeren. In 2019 heeft het lectoraat Jeugdhulp in Transformatie van de HHs in samenwerking met studenten dit onderzoek uitgevoerd voor de regio Haaglanden. De gemeente Leidschendam-Voorburg wilde een dergelijk onderzoek graag voor de eigen gemeente laten uitvoeren. In 2020 en 2021 hebben tweedejaarsstudenten Social Work vijfentwintig ouders en twee jongeren geïnterviewd over hun ervaringen met de toegang tot jeugdhulp, hun ervaringen met de aansluiting op hun hulpvraag en hun ervaringen met samenwerking en regie. In deze samenvatting worden de resultaten beknopt weergegeven.
DOCUMENT