In deze Boekman wordt waardevolle kennis over kunst en sociale cohesie gedeeld. Er is echter nog veel meer praktijkervaring en onderzoek nodig om de relatie tussen de kunsten en andere, inclusieve manieren van samenleven vorm te geven. Voor een inclusieve samenleving is het de kunst om verschillend te zijn, maar dan wel samen.
Hoe betrek je als professional naasten bij een cliënt die dak- en thuisloos is? Voor welke doelen zou een sterk netwerk rondom de cliënt eigenlijk goed zijn? En hoe werken professionals van verschillende organisaties en naasten dan samen ter ondersteuning van een cliënt? Welke vaardigheden en kennis heeft de professional nodig om naasten te ondersteunen? En werkt dat hetzelfde in verschillende stedelijke contexten, of zijn daarin verschillen?Het lectoraat Empowerment & Professionalisering van de Hogeschool Inholland, het onderzoeksbureau van HVO-Querido en het lectoraat Stedelijk Sociaal Werk van de Hogeschool van Amsterdam werkten de afgelopen twee jaar samen in het project ‘Social Network First?’, waarin ze onderzochten hoe MO-organisaties in Amsterdam en Haarlem werken aan netwerkondersteuning van mensen die dakloos zijn.
MULTIFILE
Binnen het landelijk opleidingsprofiel met een brede basis en een verplichte profielkeuze (jeugd; zorg; welzijn en samenleving), profileert de Social Work-opleiding van Hogeschool Utrecht zich vanuit een waardenfocus . Voor studenten betekent dit dat zij zich aan het einde van hun opleiding beroepstaken en sociale waarden eigen hebben gemaakt en daarmee een stevige basis hebben om het beroep van sociaal werker te kunnen uitoefenen . Studenten leren dit in kleine leerteams van ongeveer 10 personen . Dit is de (thuis)basis voor hun professionele ontwikkeling . In het leerteam brengen zij hun leerervaringen in uit zogenoemde “werkplaatsen” . Hierin is de nauwe samenwerking tussen beroepsopleiding, beroepspraktijk en ook praktijkonderzoek, in toenemende mate bepalend voor de (hybride) leeromgeving van studenten . Verbinding wordt bevorderd door in de opleiding naast theoretische en praktische kennis ook ervaringskennis, zowel van burgers als van de studenten zelf, in te brengen en aan te bieden .
Het project Circulaire Parkkade (CPk) is een project aan de Heysekade in de Zuid-Rotterdamse wijk Heijplaat waarbij een circulaire en grotendeels zelfvoorzienende woonbuurt wordt gebouwd. Er worden 19 woningen gebouwd van hergebruikte en biobased materialen en de gemeenschappelijke tuin staat in het teken van de productie van groente en fruit. De toekomstige bewoners wekken en slaan gezamenlijk elektriciteit en warmte op en zuiveren zelf het opgevangen regenwater. De ecologie hangt hier nauw mee samen: diversiteit in planten, de begroeiing en het oppervlaktewater binnen de wijk. Doordat de bewoners hun eigen systemen beheren, wordt ook bijgedragen aan de sociale cohesie van de wijkbewoners. In de verkennende fase van het project wordt een studie uitgevoerd naar een passend businessmodel dat rekening houdt met de circulaire aspecten. Vanwege het karakter van het project, de wijk en de woningen, is een klassieke grondexploitatie niet van toepassing. Het ontbreken van afval, klassiek eigendom en voorzieningen, zijn atypische uitgangspunten voor het opstellen van een grond- en opstal exploitatie. De studie moet antwoord geven op circulaire aspecten van de systemen voor warmteopwekking en –opslag, elektrische distributie icm smart technologie, water, voedsel, groen en (het ontbreken van) afval. Op basis van deze aspecten kan een geïntegreerd circulaire businessmodel worden opgesteld, dat de noodzakelijke input is voor de engineering, ontwikkeling en bouw van de CPk. Tevens beoogt het project het netwerk betrokken bij de CPk te versterken en verbreden. Deze aanvraag is tevens voorbereidend op een subsidieaanvraag in het kader van de aankomende call NWA Route 12 Circulaire economie en grondstoffenefficiëntie.
Dit project heeft tot doel in kaart te brengen hoe virtuele en fysieke sociale interacties in de vrije tijd zich tot elkaar verhouden. Wat is de impact van virtualisering van de vrijetijd op lokale praktijken? Vrijetijdspraktijken worden traditioneel gezien als gelegenheden bij uitstek om op een laagdrempelige manier in contact te komen met anderen en worden aangewend om sociale cohesie te bewerkstelligen (bijvoorbeeld via urban gardens). Het internet heeft echter voor nieuwe vormen van vrijetijdsbesteding en daarmee gepaard gaande sociale interactie gezorgd. Het is mogelijk om -bijvoorbeeld in het kader van een hobby zoals gamen- contact te leggen met gelijkgestemden aan de andere kant van de wereld. Dit roept de vraag op naar de invloed van digitale media en individualisering van de vrije tijd op de omvang en aard van sociale netwerken die aan de basis staan van sociale cohesie en sociaal kapitaal. Mogelijk versterken virtuele praktijken lokale sociale netwerken. Aan de andere kant kunnen mensen met een beperkte toegang tot de virtuele wereld buitengesloten raken. Onderzoek is nodig om te begrijpen hoe virtuele en fysieke sociale contacten op elkaar inwerken. In afstemming met bewoners en lokale organisaties beoogt dit project vervolgens een antwoord te geven op de vraag hoe de interactie tussen virtuele en fysieke praktijken succesvol kan bijdragen aan de kwaliteit van de sociale leefomgeving. Het onderzoek zal een mixed methods benadering toepassen om inzicht te verkrijgen in de (micro)dynamiek van de interactie tussen virtuele en fysieke vrijetijdspraktijken Vervolgens zullen de resultaten van het onderzoek benut worden om met bewoners en lokale organisaties een instrument te ontwikkelen om zowel fysieke als virtuele sociale verbindingen in de buurt in kaart te brengen en te versterken. Het project maakt deel uit van het onderzoeksprogramma Placemaking and Events van Breda University of Applied Sciences.
Dit project heeft tot doel in kaart te brengen hoe virtuele en fysieke sociale interacties in de vrije tijd zich tot elkaar verhouden. Wat is de impact van virtualisering van de vrijetijd op lokale praktijken? Hoe verhouden virtuele en fysieke vrijetijdspraktijken zich tot elkaar en hoe kan de interactie tussen virtuele en fysieke praktijken succesvol bijdragen aan de kwaliteit van de sociale leefomgeving. Het onderzoeksprogramma genereert kennis over placemaking - het creeren van betekenisvolle plaatsen voor bewoners en andere gebruikers. Hierbij gaat het ook om de kwaliteit van de leefomgeving en verwante issues zoals sociale cohesie en duurzaamheid.