Hbo-verpleegkundigen vervullen in toenemende mate een spilfunctie in de zorgverlening in de wijk aan patiënten met chronische aandoeningen en multimorbiditeit. Er is echter een tekort op de arbeidsmarkt aan hbo-opgeleide wijkverpleegkundigen. Een van de oplossingen hiervoor is het vergroten van de instroom van afgestudeerde studenten hbo-verpleegkunde, maar de nieuwe aanwas stagneert doordat veel studenten kiezen voor een loopbaan in het algemeen ziekenhuis, wat mede komt doordat zij de uitdagingen van het werkveld van de wijk onderschatten.Het nieuwe opleidingsprofiel voor alle Nederlandse opleidingen hbo-verpleegkunde BN2020, met meer elementen van extramurale zorgverlening, beoogt hierin verandering te brengen. Aan de opleiding verpleegkunde van de Hogeschool van Amsterdam wordt onderzocht of curriculum-herontwerp de beeldvorming over de wijk bij studenten positiever maakt, waardoor meer studenten een positieve keuze maken voor de wijk. Het onderzoek brengt goed en slecht nieuws: we weten inmiddels wat studenten belangrijk vinden voor hun beroepskeuze, maar ook dat het niet eenvoudig is om invloed op hun voorkeuren uit te oefenen.De deelnemers van de workshop worden over beide zaken bijgepraat en er wordt aandacht besteed aan de vormgeving van het curriculum-herontwerp. Omdat positieve stage-ervaringen hierbij een belangrijke component vormen, wordt in werkgroepen doorgedacht op de vraag wat opleiders en instellingen gezamenlijk kunnen doen om de belangstelling van studenten voor extramuraal werken te vergroten. De aanbevelingen worden kort aan elkaar gepresenteerd. Hiermee wordt concreet wat opleiders in school en praktijk kunnen doen om ervoor te zorgen dat de beroepskeuzen van studenten meer aansluiten bij de hedendaagse ontwikkelingen in de gezondheidszorg.
Most people with dementia (PwD) are cared for by unpaid family carers, many of whom must balance caring with paid work. This regularly entails dealing with care-related emergencies (CRE). This study aims to explore the impact of carers’ autonomy at work regarding breaks, schedule, and place on their ability to manage CRE, and use technology to that end. We conducted interviews with 16 working carers of PwD in Scotland. Data were analysed thematically to identify key themes. Autonomy at work appeared on a spectrum from no to complete autonomy. Carers’ position on this spectrum was often dynamic and determined by the nature of their work, their workplace culture and regulations, and their line managers’ support – or clients in the case of self-employed carers. Break autonomy allowed carers to use technology to be notified of and delegate the CRE response. Schedule autonomy allowed for an in-person response to CRE. Place autonomy allowed carers to work and care simultaneously, which enabled them to manage CRE immediately but presented them with additional challenges. Distance between workplace and PwD’s residence impacted carers’ ability to manage CRE, despite having complete autonomy. Implications for healthcare professionals, service providers, employers, policymakers, and technology developers are presented.
Dit project richt zich op kennisontwikkeling over integratie van zorginhoudelijke en technologische randvoorwaarden voor de ontwikkeling van een CVA-portaal dat persoonsgerichte CVA-zorg voor individuele patiënten ondersteunt. Het CVA-portaal is geen nieuwe administratietool maar richt zich op inzage in informatie uit de verschillende EPD’s van de bij een CVA-patiënt betrokken zorgverleners in de eerste lijn: verpleegkundigen en paramedici, zoals fysiotherapeuten, ergotherapeuten en logopedisten. Dit faciliteert digitale interdisciplinaire communicatie en samenwerking binnen het extramurale CVA-zorgproces, waarbij ook de patient en zijn sociale netwerk nauw bij betrokken is. Dit project bouwt voort op een recent door de HAN uitgevoerde exploratieve studie naar de wensen van verpleegkundige en paramedische zorgprofessionals in de eerste lijn met betrekking tot interdisciplinaire communicatie en samenwerking. In deze studie bleek dat er ruimte is voor een ‘verdiepingsslag’ waar het de randvoorwaarden voor een geïntegreerde en persoonsgerichte benadering van CVA-patiënten betreft. Hoewel zorgverleners zich zeker bewust zijn van het belang van samenwerking, bleken hun aanvankelijke wensen voor gedeelde informatie nog onvoldoende gebaseerd te zijn op het perspectief van de patiënt. Het met name monodisciplinaire en aanbodgerichte karakter van de wensen voor informatiedeling staat een geïntegreerde benadering van een individuele patiënt in de weg. Dit vervolgproject hanteert een iteratieve methode voor het vaststellen van de inhoudelijke en technologische randvoorwaarden van een CVA-portaal. Op basis van intensieve interactie tussen technologen en zorgprofessionals worden inzichten verworven in verbindingen tussen relevante informatie uit de eigen EPD’s met het beoogde CVA-portaal. In een pilot zullen de eerste gebruikerservaringen met het concept worden geëvalueerd op basis van casuïstiek. Dit project draagt bij aan de ontwikkeling van een technologische infrastructuur ter ondersteuning van persoonsgerichte zorg van de patiënt en zijn sociale netwerk. De projectresultaten vormen een ‘onderlegger’ voor een beoogd RAAK-mkb project waarin op basis van een werkende versie van een CVA-portaal gebruikersonderzoek zal worden opgeschaald.
Persoonlijkheidsstoornissen zijn ernstige veelvoorkomende psychiatrische stoornissen met vergaande beperkingen in psychisch en sociaal functioneren en met negatieve gevolgen voor werk, intieme en sociale contacten. Het behandelen van patiënten met een persoonlijkheidsstoornis is een belangrijk maatschappelijk vraagstuk, dat aansluit bij behandelrichtlijnen en verschillende landelijke kennisagenda’s. Vaktherapie (beeldende, dans-, drama-, muziek en psychomotorische therapie) is een veel ingezette behandeling. Volgens professionals, patiënten en eerste onderzoeksresultaten is vaktherapie veelbelovend voor het bevorderen van het welbevinden van patiënten met een persoonlijkheidsstoornis. Het bevorderen van welbevinden (i.e. zich psychologisch, emotioneel en sociaal goed voelen) is belangrijk naast het verminderen van klachten: beide zijn belangrijk voor goede geestelijke gezondheid en patiënten met een persoonlijkheidsstoornis hebben vaak een laag welbevinden. Een vaktherapeutische behandelmodule gericht op het bevorderen van het welbevinden van patiënten met een persoonlijkheidsstoornis is echter nog niet ontwikkeld en onderzocht op effectiviteit. Voorgesteld onderzoek richt zich op de ontwikkeling en evaluatie van een vaktherapeutische behandelmodule met vaktherapeutische interventies ter bevordering van het welbevinden van patiënten met een persoonlijkheidsstoornis. Op geleide van een uitgebreide vraagarticulatie onder vaktherapeuten, samenwerkende zorgverleners en patiënten, wordt de vaktherapeutische behandelmodule gebaseerd op Schematherapie, een bewezen effectieve en veel ingezette gesprekstherapie. De behandelmodule wordt ontwikkeld en geëvalueerd door een consortium van kennisinstellingen, expertisecentra voor de diagnostiek en behandeling van persoonlijkheidsstoornissen en de brancheorganisatie van vaktherapeuten en patiëntenorganisaties. Dit gebeurt in vier werkpakketten: Ontwikkeling vaktherapeutische module (Werkpakket 1), Randvoorwaarden implementatie vaktherapeutische module (Werkpakket 2), Haalbaarheid vaktherapeutische module (Werkpakket 3) en Pilot evaluatie vaktherapeutische module (Werkpakket 4), die gebaseerd zijn op de stapsgewijze Intervention Mapping Methode. De effectiviteit wordt onderzocht in een haalbare pilot evaluatie (het multiple baseline single case experimental design). Data worden zowel kwantitatief als kwalitatief geanalyseerd. De vaktherapeutische module wordt duurzaam ingebed in praktijk en onderwijs. Kernwoorden: Vaktherapie, Schematherapie, Persoonlijkheidsstoornissen cluster B/C, Positieve Psychologie, Welbevinden, Psychiatrie