Begin 2020 heeft de gemeente Den Haag aan De Haagse Hogeschool (Lectoraat Urban Ageing) gevraagd om samen met Hulsebosch Advies en AFEdemy een integrale monitor te ontwikkelen en uit te voeren waarbij, door middel van kwalitatieve en kwantitatieve methoden, onderzoek wordt gedaan naar de stand van zaken van Den Haag als seniorvriendelijke stad en tevens te kijken naar huidige trends aangaande ouderen. Tevens vroeg de gemeente om de ontwikkeling van een meetinstrument dat in de toekomst eenvoudig bij herhaling kan worden ingezet voor onderzoek: de standaard Age Friendly Cities and Communities Questionnaire (AFCCQ) voor ouderen1. In een stadsenquête en in zogenaamde stadsateliers zijn ouderen gevraagd naar hun bevindingen. In totaal hebben 393 Haagse ouderen meegedaan aan de enquête en 50 aan de stadsateliers. De aan de ouderen gestelde vragen gingen over de volgende acht onderwerpen die volgens de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) gezamenlijk de seniorvriendelijkheid van een stad bepalen: ●Huisvesting; ●Sociale participatie; ●Respect en sociale inclusie; ●Burgerschap en werkgelegenheid; ●Communicatie en informatie; ●Sociale en gezondheidsvoorzieningen; ●Buitenruimte en gebouwen; ●Transport; ● en aanvullend, een negende domein: Financiën. CC-BY NC ND https://www.dehaagsehogeschool.nl/onderzoek/lectoraten/details/urban-ageing#over-het-lectoraat
MULTIFILE
De snelle toename van overgewicht en obesitas is een wereldwijd verschijnsel. Oorzaak? Richtlijnen voor gezonde voeding en lichamelijke beweging worden op grote schaal niet gehaald. Een belangrijke risicogroep als het gaat om ongezond gedrag wordt gevormd door jongeren die een laag opleidingsniveau volgen. Het opleidingsniveau en het jong zijn maken dat deze doelgroep moeilijk vatbaar is voor gezondheidsvoorlichting. Jongeren hebben vaak een onvolledig beeld over hoe ze gezond kunnen leven en onderschatten de gezondheidsrisico's die gepaard gaan met hun ongezonde leefstijl sterk. De overheid speelt een belangrijke rol bij de ontwikkeling van gezondheidbevorderende interventies. Zij heeft als taak burgers te informeren en oplossingen aan te dragen voor problemen in de samenleving. Deze verantwoordelijkheid heeft ertoe geleid dat de overheid al jarenlang campagnes ontwikkelt om burgers te wijzen op gezond en veilig gedrag. Er bestaat echter veel onduidelijkheid en onzekerheid over de waarde van communicatie als instrument om het gedrag van mensen te beïnvloeden. Gedrag beïnvloedende communicatie wordt in de overheidsvoorlichting al jarenlang als problematisch beschouwd. Om een blijvende gedragsverandering teweeg te brengen, is het noodzakelijk om te weten hoe het menselijk gedrag werkt en welke factoren hierop van invloed kunnen zijn. Een theorie die het verkrijgen en toepassen van dergelijke inzichten centraal stelt en zich sinds enige jaren in een groeiende belangstelling mag verheugen, is de 'theorie' van social marketing. De inzichten van deze multidisciplinaire aanpak zijn veelbelovend en sluiten goed aan bij het groeiende besef dat gezondheidsinterventies alleen succesvol kunnen zijn indien gekozen wordt voor een geïntegreerde aanpak. Deze publicatie beoogt een bijdrage te leveren aan het verbeteren van gezondheidsvoorlichting aan laagopgeleide jongeren. Er worden nog te veel campagnes ontwikkeld die er niet in slagen deze doelgroep te doordringen van de persoonlijke gezondheidsrisico's die zij lopen. In dit onderzoek zijn de inzichten van social marketing toegepast op de problematiek van overgewicht bij laagopgeleide jongeren. We zijn ervan overtuigd dat met diepgaande kennis van de doelgroep, inzicht in hun gedragingen, motieven, drijfveren, en mediagebruik, ook zij overtuigd kunnen worden van het nut van een gezonde leefstijl.
De afdeling communicatie van de gemeente Almere is begin 2012 de samenwerking aangegaan met het lectoraat crossmediale communicatie in het publieke domein (PubLab) van de Hogeschool Utrecht. Gezamenlijk is er een onderzoeksprogramma ontwikkeld waarmee de afdeling wil reflecteren op de communicatie van de organisatie en de aannames die hieraan ten grondslag liggen. Het onderzoeksprogramma moet zo een bijdrage leveren aan de verdere professionalisering en visievorming van de afdeling. Eén van de thema’s die in de gesprekken over de visie op de communicatie van de gemeente regelmatig opduikt is de ontwikkeling van een ‘communicatieve organisatie’. De bijdrage van de afdeling Communicatie zou erop gericht moeten zijn de communicatieve vaardigheden van de medewerkers te versterken om zo de organisatie als geheel communicatiever te maken. Op deze manier zou de communicatieprofessie het meest effectief bijdragen aan de organisatiedoelen. Met de ontwikkeling naar een organisatie waarin de verantwoordelijkheid voor communicatie breed is belegd en niet langer exclusief het domein is van communicatieprofessionals, speelt de afdeling Communicatie in op brede ontwikkelingen in de samenleving en alle mogelijkheden van online communicatie.
ADAS- Monitor Advanced Driver Assistent Systems (ADAS) worden gezien als een middel om de verkeersveiligheidsstreefdoelstellingen uit het Strategisch Plan Verkeersveiligheid 2030 en de Europese beleidsstukken te behalen. Naast de veelal technische uitdagingen en ontwikkelingen die ADAS momenteel doormaken, wordt in de breedte van de automotive sector benadrukt dat het gebruik en de bekendheid van ADAS bij automobilisten te wensen overlaat waardoor de potentie van ADAS voor de verkeersveiligheid niet optimaal wordt benut. De ADAS alliantie , een samenwerking van meer dan 60 bedrijven, overheden en kennisinstellingen, heeft als doel gesteld het (veilig)gebruik van ADAS met 20% te bevorderen. Echter, ontbreekt actuele informatie met betrekking tot de bekendheid van, het vertrouwen in en het daadwerkelijke gebruik door automobilisten. In dit onderzoek staat de periodieke monitoring van de gebruikersadaptatie centraal waarbij de bekendheid van, de acceptatie, het percentage daadwerkelijk gebruik van ADAS door automobilisten wordt gepresenteerd doormiddel van een (digitaal) dashboard. Een divers samengesteld consortium voert het onderzoek uit en maakt daarbij gebruik van een groter netwerk om de benodigde data te vergaren en voor disseminatie. Het onderzoek bestaat uit een werkpakket waarin de gebruikersadapatie doormiddel van vragenlijstonderzoek wordt vastgesteld en een werkpakket waarin iteratief het concept ontwerp leidt tot een prototype dashboard. Het resultaat van dit onderzoek is een werkend prototype van een ADAS-dashboard. Wanneer het prototype wordt vertaalt naar een definitief ontwerp, blijft het tot vijf jaar na presentatie geüpdatet met recente data. Het ADAS-dashboard bevat een visuele en digitale weergave van het onderzoek naar het gebruikersperspectief en wordt indien gewenst uitgebreid met andere relevante data. Wanneer het ADAS dashboard is gerealiseerd, kan het zowel voor beleidsmakers en bedrijven ingezet worden om keuzes te onderbouwen of om ontwikkelingen op te baseren als ook om communicatiestrategieën te ontwikkelen waarmee het gebruik wordt bevorderd.
Sociale media zorgen voor een grillig verloop van het publieke debat. Dat komt doordat iedereen via deze media zijn zegje kan doen en velen van die mogelijkheid ook inderdaad gebruik maken. Vaak is dat spontaan en ongefilterd. De gevolgen daar¬van kunnen voor iedereen en zeker voor politiek, publieke organisatie en bedrijfsleven heftig zijn. Vandaar de onder communicatieprofessionals steeds terugkerende vraag: wat doen we met al die beroering die via sociale media tot ons komt? Tegenspreken? Negeren? Meedoen? Om aan die vraag tegemoet te komen hebben we in twee voorlopende Raak Publiek projecten de BEP ontwikkeld. BEP staat voor Bird’s Eye Perspective. BEP biedt communicatieprofessionals een vogelper-spectief in online conversaties. Het perspectief helpt die conversaties en eventueel daaropvolgende inter-acties op waarde te schatten. Communicatieprofes¬sionals gebruiken inzichten uit BEP om bewuster te zijn van de gevoeligheden en weerstanden in gesprekken die gaande zijn en aan te sluiten op wat leeft in het publieke debat. Dit stelt hen in staat om in gesprek te blijven én de stap te kunnen maken naar een anticiperende communicatiestrategie., De KIEM subsidie zullen wij gebruiken om een RAAK PUBLIEK-aanvraag te schrijven, waarin de basis wordt gelegd voor een discursief psycho¬logisch onderzoek naar een beeld-BEP die helpt patronen in beeldgebruik te ontdekken, te zien uit welke elementen de verschillende beelden bestaan, en ingrediënten biedt voor een reactie in beeld. Daarbij kijken we met nadruk naar het beeld aspect van online uitingen in een gesprekscontext en de patronen die zich daarin voordoen, de dynamiek en het verloop van interacties. In samenspraak met consortiumpartners zullen wij de KIEM subsidie gebruiken om: > de aanvraag inhoudelijk vorm te geven > geschikte casussen te selecteren die als onderzoeksmateriaal zullen dienen > werkpakketten samen te stellen en een activiteitenplan te maken > meer instellingen en praktijkorganisaties betrekken en uitnodigen voor deelname
In de recente open brief van de creatieve industrie aan de informateur worden overheden opgeroepen samen met onderzoekers en de praktijk te experimenteren om hun digitale transformatie te laten slagen. Deze KIEM-aanvraag voorziet in deze behoefte. Het project heeft als doel in co-creatie met praktijkpartners voor de gemeenten Utrecht en Overbetuwe een data-gedreven segmentatiemodel en bijbehorend communicatie- en participatie-instrument te ontwikkelen die deze gemeenten in staat stelt om innovatie op het gebied van burger- en buurtparticipatie aan te jagen. Dit gebeurt in living labs, waarbij hogescholen en praktijkpartners samen experimenteren met nieuwe vormen van vraaggestuurde (digitale) communicatie. Centraal in het experimenteren staan 14 (concept) ‘betrokkenheidsprofielen’, die in de living labs (1) getoetst worden, en (2) waarvoor een concretiseringsslag gemaakt wordt richting strategische en tactische communicatie. In ieder living lab zullen enkele profielen centraal staan. De onderzoekspartners in het consortium, dat naast de gemeenten Utrecht en Overbetuwe bestaat uit de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, de Hogeschool Utrecht en Citisens (onderdeel van Necker van Naem, een onderzoek- en adviesbureau in de publieke sector), hebben de gezamenlijke ambitie na deze KIEM-aanvraag een vervolgaanvraag in te dienen, met meer Nederlandse gemeenten. In deze nieuwe aanvraag zullen andere (concept) betrokkenheidsprofielen getoetst en geconcretiseerd worden, met als uiteindelijke doel het data-gedreven segmentatiemodel voor de 14 profielen volledig te valideren. Beoogde uitkomsten van het project, dat een looptijd heeft van 1 jaar, zijn (1) het eerder genoemde communicatie- en participatie-instrument voor beide participerende gemeenten, (2) een blogserie, en (3) een openbare afsluitende bijeenkomst waarin de resultaten van het onderzoek en een doorkijk naar de toekomst gedeeld zullen worden.