Oekraïense vluchtelingen kunnen bij aankomst in Nederland direct participeren op de arbeidsmarkt. Mede hierdoor ligt hun arbeidsparticipatie een stuk hoger dan onder Oekraïense vluchtelingen in Duitsland. Is dit ‘work first’-model daarmee ook een voorbeeld voor andere landen? Het is aannemelijk dat een work-first aanpak een belangrijke bijdrage levert aan de relatief hoge arbeidsparticipatie van Oekraïners in Nederland. Die vaststelling ondersteunt de lopende politieke en maatschappelijke discussie om asielzoekers meer mogelijkheden te geven om tijdens de asielprocedure te werken. De bevindingen over de arbeidsmarktpositie van Oekraïners laten echter ook zien dat zij vooral aangewezen zijn op het flexibele segment van de arbeidsmarkt waar de meeste onder hun niveau werken. Dit is een groot verschil met de situatie in Duitsland. Een van de lessen zou kunnen zijn om in navolging van Duitsland de inburgering ook open te stellen voor Oekraïense ontheemden (Groenendijk, 2023). Oekraïense ontheemden kwamen naar Nederland met de gedachte dat dit tijdelijk zou zijn, en ook het beleid van de Nederlandse overheid is hierop gestoeld. Deze tijdelijkheidsgedachte brengt met zich mee dat langeretermijnoverwegingen nauwelijks een rol spelen in onder meer de oriëntatie op de arbeidsmarkt en de geneigdheid om de taal te leren. Naarmate de oorlog langer duurt, is de kans groot dat Oekraïners zich hier permanent gaan vestigen. Ook dat is een reden om in beleid het perspectief meer te verschuiven in de richting van een settle first-aanpak, die misschien op korte termijn de arbeidsparticipatie inperkt, maar als het goed is in de naaste toekomst tot een betere arbeidsmarktpositie en grotere zelfredzaamheid leidt.
In de volksmond staat het International Facility Management Programme bekend als 'Summerschool'. Het programma, waarmee acht samenwerkende opleidingen uit Duitsland, Finland, Nederland en Oostenrijk mede gestalte geven aan internationalisering, speelt zich namelijk grotendeels in de zomervakantie af. Dit jaar was het - jaarlijks wisselende, internationaal relevante - thema bedrijfscontinuïteit.
Een van de onderzoekslijnen bij het lectoraat Gebiedsontwikkeling en recht is grensoverschrijdende samenwerking (GROS). Vanwege de ligging van Saxion in oost-Nederland ligt de focus bij GROS op grensoverschrijdende samenwerking tussen Nederland en Duitsland. GROS wordt belemmerd door juridische, bestuurlijke en culturele verschillen. Onderzoek naar GROS richt zich op het overbruggen van de verschillen, waardoor de maatschappelijke en economische voordelen van ondernemen en besturen in de grensstreek optimaal kunnen worden benut. Het onderzoek naar GROS is gestart met het promotieonderzoek naar grensoverschrijdende gebiedsontwikkeling. Hierbij gaat het om de vraag hoe overheden langs de grens tussen Nederland en Duitsland kunnen samenwerken bij de ruimtelijke inrichting van hun gebieden. Het kan bijvoorbeeld gaan om een grensoverschrijdend natuurgebied of bedrijventerrein, grensoverschrijdende infrastructuur of zelfs een grensoverschrijdend gebouw. Deelonderzoeken richten zich onder andere op het maken van grensoverschrijdende afspraken en op het nemen van ruimtelijke besluiten.
ATAL: Automated Transport and Logistics Automatisering van transportmodaliteiten is overal ter wereld gaande. Met een Duurzaam Living Lab kunnen multimodale geautomatiseerde transportoperaties verder in de praktijk duurzaam en opschaalbaar worden ontwikkeld. Hierbij worden beleidsmakers en organisaties ondersteund in deze transitie. De maatschappelijke voordelen van grootschalige uitrol van Automated Trucks en Platooning, Automated Train Operations en Autonomous Sailing zijn onder andere minder energieverbruik en emissies, betere doorstroming en betere verkeersveiligheid. De Duurzame Living Lab heeft betrekking op het haven-achterland vervoer van Rotterdam richting Duitsland en België. Het wegvervoer maakt gebruik van de TULIP-Corridor, water en spoor modaliteit volgen de MIRT goederencorridors tot in het Ruhrgebied.
Deze aanvraag doen we als Twents consortium dat sinds 2018 bestaat uit de Universiteit Twente, Saxion Hogeschool, ROC van Twente, AKI ArtEZ en de gemeente Enschede. Gemeente Hengelo is in 2022 aangehaakt. We bouwen verder op de ervaringen uit eerdere CDKM regelingen, waarbij we de komende jaren meer gemeenten willen verbinden en onze onderwijsaanpak een plek willen geven in onze opleidingen en vakken. We doen dit onder de werknaam ‘OostLAB’. Onze gezamenlijke ambitie was en blijft het duurzaam verbinden van onderwijs en onderzoek met de maatschappelijke opgaven uit de stad. Hiervoor werken de vier kennisinstellingen gezamenlijk en met de gemeenten aan vraagstukken, waarbij de verschillende perspectieven tot nieuwe en creatieve oplossingen leiden. In de komende periode willen we dit inbedden in onze curricula. Onze aanpak wordt zo vormgegeven dat er steeds meer vakken en opleidingen mee kunnen doen. Leidend voor de vraagstukken zijn de door de gemeente Hengelo en Enschede opgestelde kennisagenda’s. Deze thema’s zijn tevens opgenomen in de Agenda voor Twente, het samenwerkingsverband van 14 Twentse gemeenten. Het gaat dan om een slimme toekomstbestendige energievoorziening, de transformatie naar een duurzame en circulaire economie en innovatieve gezondheidszorg. Onze samenwerking kenmerkt zich als pragmatisch en met korte lijntjes. Deze manier van werken biedt ons de mogelijkheid om de komende jaren de ingezette koers door te zetten en meer gemeenten aan onze onderwijsinstellingen te verbinden. De ambitie is om de komende jaren niet alleen meer Twentse gemeenten te betrekken, maar ook Münster (Duitsland). Met OostLAB willen we de komende jaren de schakelfunctie verder uitwerken. We leren hier veel van, en we willen onze ervaringen ook graag met andere regio’s delen. Daarom zetten we ook in op onderzoek naar onze aanpak en de monitoring van de impact.
Teeltsubstraten zoals potgrond zijn onmisbaar voor het kweken van planten. Deze planten zorgen onder andere voor een groene, gezonde en aangename leefomgeving voor mens en natuur. Veel Nederlandse potgrond, bestaan voor een groot deel uit turf. Turf wordt gewonnen uit veengebieden in onder andere Duitsland, Ierland, Finland en Estland. Het ontginnen van turf tast het ecosysteem aan in deze landen en draagt bij aan de uitstoot van broeikasgassen. Lokale en hernieuwbare grondstoffen, zoals wilgenvezels, kunnen een duurzaam alternatief bieden voor het destructief ontgonnen turf. Om te weten of wilgenvezels dezelfde eigenschappen hebben als turf, wordt er onderzoek gedaan naar de houdbaarheid, het vasthouden van water en voedingsstoffen. Daarnaast wordt er onderzoek gedaan of dit alternatief potgrond geschikt is voor het kweken van planten die de biodiversiteit verhogen in het Hollandse-Utrechtse veenweidegebied. Het practoraat ’Water en Bodem’ ‘en het lectoraat ‘Integrale Voedsel en Productieketens’ van Hogeschool Inholland doen samen met het bedrijfsleven onderzoek naar de wilg als grondstof in potgrond. Dit onderzoek heeft als doel duurzamere kweekoplossing te bieden voor streekeigen en biodiversiteit verhogende planten voor het veenweidegebied. Zowel studenten als leerlingen van het mbo en het vmbo zetten zich in, in het opzetten van kweekproeven met planten, in potgrond met wilgenvezel als grondstof. Zij onderzoeken de kwaliteit van deze potgrond en de ontwikkeling van planten gekweekt in dit substraat, vergeleken met conventionele potgrond.