Studenten die mantelzorgtaken hebben komen vaak in de knel doordat de combinatie van zorg met studie hen te zwaar wordt. Binnen het NWA project 'Expertiselab jonge mantelzorgers' ontwikkelde het lectoraat Langdurige zorg en ondersteuning (LZO) van de Hogeschool van Amsterdam een pilot waarbinnen studerende mantelzorgers samen met o.a. studentendecanen en mantelzorgondersteuners samen passende interventies ontwikkelden. Belangrijkste uitkomst is, naast tips voor cultuurverandering en betere ondersteuning, dat idealiter elke onderwijsinstelling een eigen Expertiselab Studerende mantelzorgers zou moeten opzetten.
Het Nederlandse hoger en beroepsonderwijs ervaart een sterke groei in het aanbod van ondernemerschapsonderwijs, van specifieke trainingen voor startups tot breder ondernemerschapsonderwijs gericht op het ontwikkelen van een ondernemende houding en ondernemende vaardigheden. Tegelijkertijd evolueert challenge-based onderwijs, waar studenten werken aan projecten met externe organisaties, vaak gericht op maatschappelijke vraagstukken, en dit draagt bij aan ondernemende vaardigheden. Momenteel bestaat er echter weinig expliciete verbinding tussen deze onderwijsvormen en er wordt relatief weinig samengewerkt met het mkb.Hoewel het mkb het grootste deel van de bedrijvenpopulatie betreft, is er relatief weinig aandacht voor het mkb in het onderwijs. Veel docenten missen kennis over het mkb en twijfelen aan de beschikbare begeleidingscapaciteit binnen het mkb. Uit de analyse van diverse programma’s en initiatieven blijkt dat er een gapende kloof bestaat tussen het onderwijsaanbod en de daadwerkelijke behoeften van het mkb. Dit verschijnsel wordt versterkt door een gebrek aan coördinatie en zichtbaarheid van het beschikbare aanbod, waardoor het voor mkb-ondernemers een uitdaging wordt om passende ondersteuning te vinden. De onderlinge samenwerking tussen onderwijsinstellingen en het mkb wordt verder bemoeilijkt door de versnippering van het landschap van ondersteuningsprogramma's, een gebrek aan bekendheid met deze programma's bij docenten, en de complexiteit van het onderwijsorganisaties.Het onderzoek onderstreept de noodzaak van een geïntegreerde aanpak om de kloof tussen onderwijsinstellingen en het mkb te dichten. Een centraal kennisknooppunt zou kunnen dienen als brug tussen deze twee werelden, door het aanbod te consolideren en zowel ondernemers als onderwijsinstellingen te ondersteunen in het vinden van de juiste samenwerkingspartners. Dit vereist een gezamenlijke inspanning van onderwijsinstellingen, het mkb, en overheidsinstanties om de samenwerking te stroomlijnen en te versterken, met als uiteindelijk doel het bevorderen van innovatie en economische groei.In dit licht worden diverse vervolgstappen voorgesteld, waaronder het ontwikkelen van een duurzaam financieringsmodel voor het kennisknooppunt, het vergroten van de zichtbaarheid van het aanbod voor het mkb, en het stimuleren van een cultuur van samenwerking binnen onderwijsinstellingen. Dit omvat tevens het aanpakken van structurele belemmeringen die effectieve samenwerking in de weg staan, zoals de verkokering binnen onderwijsinstellingen en het ontbreken van een gecoördineerde aanpak voor ondernemerschapsonderwijs.De inzichten uit dit onderzoek vormen een belangrijke stap naar het realiseren van een onderwijslandschap dat beter is afgestemd op de behoeften van het mkb, en daarmee op de bredere maatschappelijke en economische uitdagingen waar Nederland voor staat. Het benadrukt de cruciale rol die ondernemerschapsonderwijs speelt in het stimuleren van innovatie en het voorbereiden van studenten op een dynamische arbeidsmarkt en daarmee het maatschappelijk verdienvermogen te versterken.
Het Project TBTOP is een samenwerkingsproject tussen onderwijsinstellingen voor VMBO, MBO en HBO om het techniek onderwijs samen met bedrijven in de regio aantrekkelijker te maken voor studenten, docenten en bedrijfsleven. Dit wil men realiseren door meer praktijknabij onderwijs te ontwikkelen. Ook wil men de vak-disciplinaire visie op het beroep verbreden en studenten kennis laten maken met doorstroommogelijkheden in studie en beroep. Een groep projectleiders uit de verschillende onderwijsinstellingen draagt zorg voor de voortgang van de vernieuwingsprocessen en verankering in het onderwijs. De betrokkenen hebben samenwerking in een nieuwe context ervaren namelijk samenwerking met de beroepspraktijk, samenwerking met andere vakdisciplines en samenwerking met andere onderwijsinstellingen (en dus onderwijsniveaus). Het samenwerken aan praktijkopdrachten in multidisciplinaire TOPteams is een nieuw proces geweest voor docenten en bedrijfsmedewerkers. Dit proces heeft, los van de concrete producten en processen, een cultuurverandering in het onderwijs in gang gezet. Groepen docenten zijn getriggerd om over de grenzen van hun vakgebied te kijken en naar het onderwijs te kijken, vanuit de bril van de praktijk. Hiermee hebben de betrokkenen zich geprofessionaliseerd. In de film die gemaakt is naar aanleiding van dit project, vertellen betrokkenen hun ervaringen binnen de nieuwe samenwerkingsvormen. De film is interactief en op verschillende momenten in te stappen.
In het Groningse aardbevingsgebied moeten de komende jaren volgens de contourenschets van de Nationaal Coördinator Groningen tussen de 35.000 en 100.000 woningen worden versterkt. Er is geen regio in Nederland waar ineens, op zo?n korte termijn en in zo?n grote omvang, de noodzaak van grootschalig aardbevingsbestendig bouwen is ontstaan. De Groningse mkb-bouwbedrijven werken samen om via bedrijfsinterne verbeteringen deze opdracht te realiseren. De praktijkvragen van de betrokken bouwbedrijven zijn: " Hoe kan ik mijn bedrijfscapaciteit optimaal managen, gezien de kansen rondom aardbevingsbestendig bouwen, maar zodanig dat de orderportefeuille en het personeelsbestand in balans zijn? " Hoe richt ik mijn bedrijfsprocessen zodanig op de verwachte groei in, dat de werkzaamheden binnen acceptabele doorlooptijden en naar tevredenheid van bewoners en opdrachtgevers duurzaam kunnen worden uitgevoerd? De kern van het consortium bestaat uit 10 mkb-bouwbedrijven, Bouwend Nederland regio Noord en de Hanzehogeschool Groningen. Het lectoraat Flexicurity is penvoerder, daarnaast is het lectoraat Arbeidsorganisatie en ?productiviteit en het lectoraat Ruimtelijke Transformaties betrokken. Vanuit het onderwijs participeren de Academie voor Architectuur, Bouwkunde en Civiele Techniek en EPI-kenniscentrum. EPI-kenniscentrum is een samenwerkingsverband van de Hanzehogeschool Groningen, Alfa College en Rijksuniversiteit Groningen ? en andere publieke en private partners. Het bundelt onderwijs en scholing op het terrein van aardbevingsbestendig bouwen voor de regio. Het doel van het consortium is om: " Kennis te ontwikkelen over capaciteitsmanagement en slim organiseren (binnen en tussen bedrijven) van het aardbevingsbestendig bouwproces, en de (arbeids)marktwerking daaromheen. " Deze kennis en inzichten te vertalen in voor het mkb bruikbare producten zoals tools, startcondities en randvoorwaarden (Handboek capaciteitsmanagement- en procesverbetering voor mkb-bouwbedrijven). " De verworven praktijkkennis om te zetten in onderwijsproducten zoals een nieuwe minor in het HG bouwonderwijs en innovatie van onderwijs en scholing via EPI-kenniscentrum. " Te komen tot een structurele en intensieve samenwerking tussen mkb-bouwbedrijven, onderwijs en praktijkgericht onderzoek aan de Hanzehogeschool Groningen (en andere onderwijsinstellingen).
Het beschermen van onze leefomgeving en het verhogen van het herstellend vermogen van de natuur is belangrijker dan ooit. Het Nationaal Programma Landelijk Gebied maakt duidelijk waar de prioriteiten liggen: een duurzame (kringloop) landbouw waar alle sectoren aan bijdragen, met als doel 10% groenblauwe dooradering in 2050. De paardenhouderij is onderdeel van de plattelandseconomie en toch wordt de impact van deze sector regelmatig onderschat. Het houden van paarden gaat namelijk gepaard met extensief grondgebruik en kan aanzienlijk bijdragen aan een groenere, biodiverse en duurzamere leefomgeving. Het project “Biodiverse paardenhouderijen” komt voort uit de vraag van hippische ondernemers hoe biodiversiteit en paardenwelzijn te verbinden met nieuwe verdienmodellen binnen de kaders van het verhogen van de groenblauwe dooradering en de landschapskwaliteit. Het doel van dit project is om samen met hippische ondernemers (tevens praktijklocaties), onderzoeks- en onderwijsinstellingen, brancheorganisaties, overheidsinstanties, maatschappelijke partners en hippische toeleveranciers te onderzoeken hoe paardenhouderijen biodivers en paardvriendelijk ingericht kunnen worden met aandacht voor duurzame verdienmodellen in een gebiedsgerichte context en de groenblauwe dooradering van het landelijke gebied. Op basis van de onderzoeksresultaten worden gerichte adviezen ontwikkeld voor de praktijklocaties hoe hun erven ingericht kunnen worden. Vervolgens wordt een brede modelwerkwijze voor biodiverse paardenhouderijen ontwikkeld, voor een brede toepassing in de hippische sector. De kern van dit project ligt in de nauwe samenwerking tussen de praktijk, toegepast onderzoek en het onderwijs in het wo, hbo en mbo. Praktijkgericht onderzoek wordt uitgevoerd op locatie bij hippische ondernemers. De opgehaalde resultaten worden vervolgens geïmplementeerd en breed gepubliceerd naar alle relevante partijen binnen en buiten de sector. Het project benut de kracht van toegepast onderzoek om échte praktijkproblemen aan te pakken. Door concrete adviezen op te leveren welke direct aansluiten bij de wensen en behoeften van werkveldpartijen, levert dit project tevens een bijdrage aan de transitieopgaven van het landelijke gebied.
Stichting Innovatie Glastuinbouw Nederland (SIGN) heeft met diverse partijen ervaring met ecologische vlotten (ook wel drijflichamen genoemd). SIGN Living Lab (onderdeel van SIGN) is een experimenteerlocatie waar ondernemers, onderwijsinstellingen, studenten en ontwerpers aan de slag kunnen met duurzame en circulaire toepassingen van plantaardig restmateriaal. In dit project gaat studenten samen met het Practoraat Circulaire Kas (Lentiz onderwijsgroep), onder begeleiding van SIGN Living Lab praktisch invulling geven aan het maken van (ecologische) vlotten. Het doel van dit project is om een reeks ecologische vlotten in een vijver bij een teler te plaatsen, dat aantoonbaar een functie heeft als biodiversiteit bevorderend en mogelijk water zuiverend, wat helder naar de sector gecommuniceerd kan worden. De ecologische vlotten zijn gemaakt van gerecyclede materialen en zijn beplant met inheemse, bloeiende planten. Het doel is dat de vlotten een diversiteit aan insecten aantrekken, en hiermee de biodiversiteit in en rondom het open water. Tevens is het doel om samenwerking tussen bedrijfsleven en stakeholders en tussen kennis- en onderwijsinstellingen bevorderen.