Case report. Dossiernummer 405-17-720 In deze studie onderzochten we de opzet en inhoud van professionalisering van leraren in basis- en voortgezet onderwijs aan nieuwkomers-kinderen in Zweden en Vlaanderen. Dit deden we tegen de achtergrond van zorgen in Nederland rond de kwaliteit van onderwijs aan deze doelgroep. Opleiding en van leraren maakt deel uit van deze bredere problematiek. De centrale onderzoeksvraag was: Hoe wordt in Zweden en Vlaanderen vorm en inhoud gegeven aan de professionalisering van leraren die onderwijs verzorgen aan nieuwkomers, en welke aanknopingspunten biedt dit voor Nederland? Om niet alleen de opzet van professionalisering op hoofdlijnen, maar ook de inhoud aandacht te kunnen geven, werden drie inhoudelijke professionaliseringsthema’s nader onder de loep genomen waarop vanuit de discussies rond 'Ruimte voor nieuwe talenten' (Schrijfgroep LPTN, 2017) een duidelijke scholingsbehoefte in het veld bestond: (1) de intake van nieuwkomers; (2) de verhouding tussen onderwijs in de tweede taal en de positie van moedertalen; (3) de methodiek van tweede-taalonderwijs. Het onderzoek werd uitgevoerd via een combinatie van deskresearch, interviews met sleutelpersonen uit beleid, professionalisering en wetenschap, en praktijkbezoeken. Het analysekader, tussentijdse bevindingen en eindresultaten zijn op drie momenten voorgelegd aan Nederlandse referenten die een rol spelen bij beleid, professionalisering, praktijk en wetenschap, om de betekenis voor Nederland gezamenlijk met betrokkenen te kunnen duiden.
Medewerkers en studenten in het hoger onderwijs zeggen veel te leren van congresdeelname. Tot op heden echter zijn die leerervaringen nauwelijks systematisch in kaart gebracht. We weten ook weinig over verschillen daarbij tussen junior- en senior congresdeelnemers, ofwel deelnemers die eerder nog weinig of juist veel congressen bezochten. In deze exploratieve casestudy interviewden betrokkenen van ons onderzoeksteam (N = 9) elkaar voor en na bezoek aan de OnderwijsResearchDagen 2018 (ORD) over hun leerverwachtingen en leerervaringen. Via thematische codering resulteerde dit in leerverwachtingen en leerervaringen die verschillen tussen junioren en senioren. Junioren richten hun leerverwachtingen op hun eigen ervaringen binnen de microsetting van de afzonderlijke sessies, waarbij ze vooral binnen de congresstructuur hun leren plaatsen. De senioren beschouwen een congres meer als een geheel en zien het congres in een grotere context van de discipline of het vakgebied, waarbinnen ze hun leerervaringen rapporteren. Hierbij zetten ze de congressetting meer naar hun hand en zijn ze meer dan junioren gericht op de ontwikkeling van anderen. De resultaten van dit kleinschalige onderzoek kunnen congresdeelnemers en - organisatoren meer inzicht geven in het leren van congresbezoek en daarmee helpen in het benutten van congresdeelname als professionaliseringsvorm.
Sociaal werk is een kunde, vergelijkbaar met gezondheidskunde en onderwijskunde. Dat wil zeggen een interdisciplinaire integratie van kennisontwikkeling en praktijkverbetering vanuit een eigenstandige focus. Belangrijke toeleverende disciplines voor sociaal werk zijn met name economie, ethiek, gezondheidskunde, kennistheorie, pedagogiek, psychologie, recht en sociologie. Als onderdeel van een landelijk project gericht op het vaststellen van de gemeenschappelijke theoretische kennisbasis voor sociaal-werkopleidingen interviewden wij, de auteurs van dit artikel, academische specialisten over toeleverende disciplines. De geïnterviewden benoemen niet alleen een onderscheidende disciplinaire blik die relevant is voor sociaal werk, maar onderscheiden binnen zo’n blik ook meerdere paradigmatische perspectieven. Daarbij valt op dat wel vaker één perspectief binnen de disciplinaire blik een bijzondere positie inneemt. Redenen daarvoor zijn dat zo’n perspectief een meer omvattend karakter bezit (maatschappelijk, historisch, internationaal, intercultureel), de grenzen van het vakgebied overschrijdt (interdisciplinair) en/of een expliciete (ethische, politieke) stellingname insluit (engagement).
Technologische innovatie van het verpleegkundig beroep is dringend nodig om aan de toenemende zorgvraag te kunnen voldoen. Veel technologische innovaties bieden nu nog niet dat wat de verpleegkundige echt nodig heeft. Als gevolg hiervan wordt een groot aantal innovaties niet of nauwelijks gebruikt. Een verkwisting van tijd en geld. Als verpleegkundigen actief betrokken worden bij het ontwerp van technologische innovaties, zullen de innovaties die voor hun beroep bedacht worden mogelijk beter aansluiten. Dit is een nieuwe rol voor verpleegkundigen. Verpleegkundigen dienen hiervoor samen te werken met technische disciplines, bijvoorbeeld ICT-ers. Het aangaan van samenwerkingen met andere disciplines wordt ook wel boundary crossing genoemd. Het huidige postdoconderzoek “Boundary crossing: Samen Werken Aan Technologische Innovatie Van Het Verpleegkundig Beroep” gaat hier op in. Het betreft een multidisciplinair onderzoek waar vier verschillende onderzoeksdomeinen samenkomen: technologie, onderwijskunde, co-design en zorg. Het aangaan van samenwerkingen met andere disciplines om te komen tot zinvolle innovaties vraagt om nieuwe competenties, van zowel zorgverleners als technici; boundary crossing competence. Vanuit eerder onderzoek van de postdockandidaat en collega’s zijn verschillenden initiatieven tot stand gekomen die boundary crossing tussen verpleegkundigen en technici faciliteren. In het huidige postdoconderzoek worden deze initiatieven geëvalueerd met als doel deze nieuwe rol en competenties van verpleegkundigen verder te valideren. Het onderzoek wordt uitgevoerd vanuit het Lectoraat Technologie voor Zorginnovaties. Het lectoraat is onderdeel van het Kenniscentrum Gezond en Duurzaam Leven, één van de vier kenniscentra van de Hogeschool Utrecht (HU) en onderzoekt hoe met technologie oplossingen gecreëerd kunnen worden voor de toenemende zorgvraag, als gevolg van de vergrijzing en wereldwijde tekorten aan zorgverleners. De SIA postdocbeurs wordt tevens gebruikt om een onderzoekslijn rondom “boundary crossing: samen werken aan de technologische innovatie van het verpleegkundig beroep” op te zetten en duurzaam in te bedden in het lectoraat, kenniscentrum én onderwijs.
Er zijn manieren om met behulp van moderne technologie, namelijk chatbots, startende docenten te ondersteunen in de eerste jaren van hun werk. Deze veelbelovende mogelijkheid willen we in de praktijk verkennen en beproeven. Begeleiding van startende docenten op de scholen staat onder druk door het lerarentekort. Startende docenten staan regelmatig voor de uitdaging om zelf te zoeken naar aanvullende kennis over lastige situaties die ze tegenkomen zoals: orde houden in de klas en motiveren van leerlingen. Omdat adequate begeleiding niet altijd voorhanden is willen we onderzoeken of een chatbot voor startende docenten op het gebied van pedagogisch-didactische vaardigheden een bijdrage kan leveren in de begeleiding van startende docenten. Vragen waar we antwoord op willen krijgen zijn: Naar welke kennis zijn startende docenten op zoek en welke formuleringen gebruiken startende docenten om hulp te vragen? Om dit project te kunnen uitvoeren is een consortium van meerdere partijen gecreëerd omdat voor het ontwikkelen van een chatbot kennis en expertise uit verschillende domeinen nodig is zoals onderwijskunde, Conversational Interfaces en ICT. Dit consortium bestaat uit de lerarenopleiding van de Hogeschool Utrecht, twee opleidingsscholen in de regio en Helpr. Dit project levert als eindproduct een werkende versie van een chatbot voor startende docenten in het VO op het gebied van pedagogisch-didactische vragen en een evaluatie onder zowel begeleiders/coaches en startende docenten inzake de ervaring met deze chatbot. Na dit project wordt besloten om wel of niet door te gaan met het doorontwikkelen van deze chatbot en deze breed in de praktijk in te zetten voor ondersteuning van startende docenten in het VO en mogelijk ook in het primair en hoger onderwijs.
Deze PD zoomt in op de volgende aspecten; 1) Bevorderen en verduurzamen van het lerend vermogen van een (eco)systeem in transitie (lerend systeem) 2) Bevorderen van de adaptiviteit van individuen binnen een (eco)systeem in transitie (lerende individuen). Deze PD gaat over de ontwikkeling van een complexe praktijk waarin domein overstijgend wordt samengewerkt, geleerd en geïnnoveerd om te komen tot een nieuw centrum voor geïntegreerde zorg. Het vraagstuk is urgent omdat het tempo waarin deze transitie vorm krijgt traag verloopt waardoor ‘het systeem’ vast dreigt te lopen. Professionals met verschillende achtergronden uit verschillende domeinen/organisaties zijn hierbij betrokken, vanuit verschillende strategische lagen (multi-stakeholdersamenwerking), waarbij de inhoud en organisatie van het werk in verandering is. Oude routines voldoen niet meer. Professionals uit acht verschillende zorgdisciplines moeten o.a. nieuwe samengestelde werkwijzen/werkroutines ontwikkelen en een nieuw soort vorm van zorg gaan aanbieden. Het doel is te komen tot een ecosysteem waarin leren en professionaliseren in relatie tot de transitieopgave geborgd is. Hiervoor is een systemische aanpak nodig waarin de ‘leeropgaven’ centraal staan. In beide casussen spelen veranderopgaves, waarbij kennis over transitieprocessen, adaptiviteit, en lerende organisaties en netwerken alsook kennis van interventies, methodieken en werkvormen uit de onderwijskunde, organisatiepsychologie, veranderkunde, innovatiewetenschap, opleidingskunde e.a. zoals systemisch co-design, reflexieve monitoring, en design thinking nodig zijn om te kunnen veranderen in deze praktijken. Bovengenoemde kennis wordt samengebracht en doorontwikkeld in de context van zorg.