Today, Dutch National Non-profit Sports Organizations (NNSFs) experience financial pressures. Two indications for this are described in this paper i.e. increased competition in the sports sector and changes in subsidy division. Decreasing incomes from subsidies can be compensated with either increasing incomes from a commercial domain or increasing incomes from member contributions. This last solution has been the motive for the increasing interest in the use of marketing techniques as a solution for the growing uncertainties. Many NNSFs have participated in a special marketing program in order to enlarge their marketing awareness and create a marketing strategy. This paper deals with possible impediments resulting from the implementation of the marketing strategies. It is primarily based on a literature review, however, the first results from a qualitative research to the increasing use of marketing techniques among NNSFs provides insights in the experienced impediments of NNSFs .
In this article, the impact of strategic orientations on the use of digital marketing tactics and, subsequently, on the international business performance of small electronic retailers (e-retailers) in cross-border electronic commerce (e-commerce) is analysed. Furthermore, these relationships are compared between e-retailers originating in both developed and emerging e-commerce markets. Using a sample of 446 small business-to-consumer e-retailers from 20 European countries, we find that the deployment of digital marketing tactics has a positive effect on international business performance. Of the strategic orientations examined, foreign market orientation is most associated with the use of digital marketing tactics. Remarkably, growth orientation only has a positive effect on e-retailers from developed e-commerce markets, while customer orientation negatively affects e-retailers from emerging e-commerce markets. The differences between e-retailers from developed and emerging e-commerce markets are prominent and show that markets should not be considered as either uniform or generalisable.
In most shopping areas, there are place management partnerships (PMPs) that aim to increase the competitiveness of the area. Collective digital marketing activities, such as the adoption and update of collective websites and social media pages, provide opportunities in this regard. Currently, the extent to which digital marketing activities are being employed varies widely among PMPs. However, studies investigating the factors that influence the uptake of digital marketing activities are lacking. This study applies a resource-based view to fill this gap, using data from an online survey about collective digital marketing activities among 164 official representatives of PMPs in urban shopping areas in the Netherlands. Regression analyses were employed to examine the extent to which the resources of PMPs influence the adoption and update frequency of the two most often used digital marketing channels: websites and social media pages. The results revealed that while the adoption of collective digital marketing channels is strongly influenced by the physical resources that characterize the shopping area itself, the update frequency of these channels is influenced more by the organizational resources of PMPs. In addition, the strategic choice of PMPs to deploy human and financial resources for the benefit of collective digital marketing activities leads to increased use of these activities. This effect is reinforced by the fact that digital marketing skills gained through experience contribute to a higher update frequency of the adopted channels. As such, this study provides empirical evidence on the influence of PMPs shared resources upon their digital marketing activities.
De 55plus Toolbox (www.55plustoolbox.nl) ondersteunt ondernemers, ontwerpers en marketeers, bij het innoveren voor 55plussers: wie zijn 55plussers, hoe ontwerp je daar producten voor, hoe richt je de marketing hiervoor in en hoe vermarkt je producten voor deze doelgroep? De gratis toegankelijke toolbox bevat informatie over de doelgroep, handige tools voor bij het innoveren en inzichtelijke cases. De 55plus Toolbox is het resultaat van het RAAK-project Vitale Oudere dat begin 2011 is afgerond. Het was een samenwerking tussen Saxion lectoraat Industrial Design, lectoraat Gezondheid Welzijn en Technologie en andere partners in de regio, waaronder Jaarsma + Lebbink en Panton. Jaarsma + Lebbink biedt tegenwoordig met een aantal partners commerciële diensten aan op het gebied van markt- en productstrategie en –ontwikkeling ter ondersteuning van bedrijven die actief willen zijn op de ouderen-markt. Sinds begin 2017 heeft Jaarsma + Lebbink het beheer over de 55 plus Toolbox. Jaarsma + Lebbink wil met partners bedrijven en instellingen helpen om hun producten en diensten beter af te stemmen op de doelgroep, de 50-plusser, zodat deze organisaties hun concurrentiepositie kunnen versterken. De Toolbox is daarbij een heel nuttig instrument, een bron van informatie en inspiratie, maar dan dient deze wel geüpdatet te worden. Voor Panton, een ontwerpstudio voor de gezondheidzorg in Deventer, zijn ouderen een belangrijke doelgroep voor de producten die ontwikkeld worden. Panton en Jaarsma + Lebbink hebben Saxion Lectoraat Industrial Design gevraagd mee te werken aan de vernieuwing van de 55 Plus Toolbox. Doel van het project is te komen met een vernieuwde Toolbox die een stap verder gaat dan de huidige Toolbox. De vernieuwde Toolbox sluit aan op de huidige vragen en behoeften van potentiële gebruikers: bedrijven en organisaties die met producten en diensten willen innoveren voor de doelgroep ouderen, deze doelgroep op een positieve manier willen bereiken en benaderen via marketing en producten en diensten in de markt willen zetten voor deze doelgroep. De vernieuwde Toolbox biedt organisaties enerzijds de mogelijkheid zelf aan de slag te gaan met innovatie voor de 50 plus doelgroep. Hiervoor worden in de Toolbox kennis, innovatietools en cases aangeboden waarmee organisaties zich kunnen oriënteren op de 50 plus doelgroep en eerste vragen beantwoord kunnen krijgen. Anderzijds wordt organisaties de inzet geboden van professionele bureaus zoals Jaarsma en Lebbink en Panton, voor de ondersteuning op het gebied van marketing en productontwikkeling, en hogeschool Saxion voor praktijkgericht onderzoek op dit vlak.
Dit project: Action Research Tweedehandskleding Circulair Experimenteren (ARTce) richt zich op het verbeteren van de mogelijkheden voor tweedehandskledingverkoop. Bij ARTce staan praktijkvragen centraal, zoals: Welke stromen afgedankte kleding zijn geschikt voor tweedehandsgebruik en waarom? Hoe kunnen deze stromen aan tweedehandskleding opnieuw aantrekkelijk gemaakt worden? Of worden ge-upcycled? Deze praktijkvragen spelen bij o.a. The Swapshop: een MKB-bedrijf met twee winkels (Amsterdam en Rotterdam). The Swapshop heeft een ‘ruil’-model waarbij de ontvangen kleding ‘swaps’ opleveren voor de klant. Deze swaps geven korting bij kledingaanschaf in de winkel. Dit model blijkt kwetsbaar, omdat er swap-waarde zit in de 40% aan kledingitems, die onverkoopbaar blijken te zijn. Door samenwerking met kledinginzamelaar Sympany, komt er iets van waarde retour. De Swapshop heeft op basis van uitkomsten van het circulaire fashion onderzoek van de HU contact met de HU-onderzoekrs gezocht. Hieruit is de kans ontstaan om Action Research onderzoek in te zetten voor onderzoek naar hoe uitgerangeerde tweedehandskleding vanwege de vezelwaarde zo lang mogelijk waardevol blijft circuleren. Hiervoor wordt een living lab opgezet waaraan The Swapshop en Sympany gaan deelnemen. De Green Offices op Utrecht Science Park (USP) van de HU en de Universiteit nemen deel aan het onderzoek. Het HU Denver House (Self-sufficient Challenge House van 2017) is de beoogde locatie voor het ‘Swap-Lab’, waar langere tijd onderzoek mag gaan plaatsvinden (KIEM-project plus opvolgende projecten de komende vijf jaar). Naast de inzichten levert ARTce een netwerk aan bedrijven, die diensten aanbieden om de kledingvezel-waarde te behouden (wassen, repareren, vermaken, hergebruiken voor andere items, wellicht zelfs als woningtextiel). Met inzicht in nieuwe mogelijkheden om kledingitems aantrekkelijk te maken en te houden voor hergebruik, wordt een vervolgonderzoek geformuleerd om de succesvolste gevonden oplossingen uit de Utrechtse praktijk landelijk te gaan opschalen. Met dat onderzoeksplan eindigt dit ARTce-project.
Zoals met meer onderwerpen gerelateerd aan duurzame toeristische ontwikkeling, is ook het onderwerp bewonersprofijt niet "af". Specifiek op dit onderwerp werd snel duidelijk dat het überhaupt inzichtelijk maken van wat bewonersprofijt precies is, waar het uit is opgebouwd en hoe het tot stand komt eerst noodzakelijk was. Met de door de koplopersgroep uitgewerkte theoretische afbakening en verdieping is een eerste belangrijke stap gezet in de richting van het meten van bewonersprofijt. Daarnaast zijn, aan de hand van (inter)nationale voorbeelden, ook de mogelijke interventies en methoden om bewonersprofijt van toerisme te vergroten duidelijker geworden. In 2024 wordt het theoretisch kader dat de positieve bijdrage van toerisme aan het welzijn van inwoners inzichtelijk maakt, verder verrijkt. Er wordt onderzocht welke methoden momenteel worden toegepast om bewonersprofijt te meten en welke voor- en nadelen hiermee samenhangen. Tevens worden experimenten uitgevoerd om verschillende meetmethodes te testen. Ook blijven we actuele en relevante praktijkvoorbeelden publiceren ter inspiratie en stimuleren wij praktische interventies ter bevordering van bewonersprofijt. Het doel van deze aanpak is om stakeholders zoals gemeenten, DMO's en andere beleidsverantwoordelijken beter in staat te stellen om een geschikte meetmethode voor bewonersprofijt te selecteren. De doorontwikkeling van kennis en ervaring blijven wij uiteraard delen met de sector. PartnersHotelschool The Hague, HZ/ Kenniscentrum Kusttoerisme, Centre of Expertise leisure, tourism & hospitality (CELTH), Marketing Drenthe, Stichting Eilandmarketing Schouwen Duiveland, Marketing Oost, NBTC.