Explainable AI
Gepubliceerd op:
Artificiële intelligentie (AI) wint terrein binnen onze maatschappij en lijkt op sommige vlakken zelfs al ingeburgerd; veel mensen gebruiken AI dagelijks. Maar dat heeft ook een keerzijde; denk aan de zorgen over baan- en intelligentieverlies. Welke manier van AI-gebruik is juist? En welke niet? Lector Stefan Leijnen, verbonden aan de Hogeschool Utrecht (HU), doet onderzoek naar verschillende AI-toepassingen en vertelt erover in dit artikel.
Wat je leest in dit artikel
Dr. Stefan Leijnen is lector van het lectoraat Artificial Intelligence aan de Hogeschool Utrecht. Hij doet onderzoek naar toepassingen van artificiële intelligentie (AI) en datagedreven innovatie. Eerder promoveerde hij aan de Radboud Universiteit met zijn onderzoek naar Machine Learning. Hij is ook oprichter van Asimov Institute en werkt als hoofd internationaal bij AiNed. Hij onderzoekt de effecten van AI op de maatschappij en hoe we deze zich snel ontwikkelende technologie op een verantwoorde manier kunnen gebruiken.
Om een volledig beeld te schetsen van de voordelen en mogelijke gevaren van AI is het goed om te weten wat AI nou precies is. Stefan Leijnen legt dat uit: “AI is een complex computerprogramma dat met behulp van veel rekenkracht en data voorspellingen kan doen; niet door de programmeur te laten bedenken hoe dat werkt, maar door de computer te leren hoe het in elkaar zit. Dat doet zo’n programma aan de hand van gegeven voorbeelden. De computer maakt dan modellen die wij niet snappen; wij kunnen slechts het eindresultaat zien.”
Alles wat daartussen gebeurt, weten we dus niet. Daarin zit wel een gevaar. Je kunt je bijvoorbeeld afvragen: maakt de computer gebruik van zaken die inbreuk maken op mijn privacy, heeft het programma vooroordelen? Het idee dat mensen niet meer betrokken zijn bij bepaalde stappen, boezemt soms angst in. Leijnen blijft echter positief: “Ten tijde van de industriële revolutie moesten mensen ook leren omgaan met allerlei nieuwe machines; dat kostte tijd. Als we leren om AI verantwoord in te zetten, kan het ons veel brengen.”
AI-gebruik brengt ook risico’s met zich mee. Je kunt AI niet zomaar overal voor inzetten. Leijnen schetst een sprekend voorbeeld: “In de Verenigde Staten liet een rechter zich adviseren door AI. Maar het is ontzettend moeilijk voor een rechter om het advies – schuldig of niet schuldig - dat gebaseerd is op zoveel data en rekenkracht te negeren; een computerprogramma veroordeelde verdachten. Uiteindelijk is dit verboden; het is niet wenselijk om AI zo in te zetten. Het programma kan namelijk geen rekening houden met omstandigheden en randzaken. Een rechter kan dat wel en het is ook noodzakelijk voor een gerechtelijk proces; die menselijke intuïtie blijf je nodig hebben, en niet alleen in de rechtszaal.”
Aan de Hogeschool Utrecht loopt nu het project Responsible Applied Artificial InTelligence (RAAIT), in samenwerking met Hogeschool Amsterdam en Hogeschool Rotterdam. Het onderzoekt hoe AI verantwoord kan worden ingezet in de praktijk, en ontwikkelt door middel van learning communities een methodologie voor toekomstig gebruik.
Op hogescholen kunnen de gevolgen van specifiek AI-gebruik goed onderzocht worden. Leijnen legt uit: “Waar het uiteindelijk om gaat, is dat wij meer zijn dan een computer. We doen vaak alsof we rationele, voorspellende wezens zijn, die ook data kunnen verwerken en mechanisch kunnen denken, maar dat is niet het hele verhaal. Voor sommige zaken heb je menselijke emoties en inzichten nodig. Je kunt niet alles vangen in een wetboek of via AI.”
De ontwikkeling van AI is nog in volle gang. Dus hoe meer geld bedrijven hebben, hoe sneller ze krachtigere AI-systemen kunnen bouwen. Dat ziet Leijnen liever anders: “Ik hoop dat er een machtsverschuiving plaatsvindt, zodat niet alleen grote bedrijven uit Amerika of China – maar bijvoorbeeld ook Europese bedrijven, overheidsinstanties en kennisinstellingen – geavanceerde AI-technieken kunnen ontwikkelen. Je ziet nu dat AI grootschalig wordt ingezet voor marketing. Het zou mooi zijn als ook non-profitorganisaties, hogescholen en overheden AI op dezelfde schaal kunnen benutten. Dat is natuurlijk vooral een financiële kwestie.”
Als de kosten omlaaggaan, kunnen ook kleine bedrijven en overheden zich mengen in het veld. Dan kan er met AI ook meer waardevol onderzoek worden gedaan, bijvoorbeeld op het gebied van medicijnen of chemie.
Om een krachtigere positie in te nemen, is het voor Nederland zaak om goed samen te werken op Europees gebied. Leijnen houdt zich tijdens zijn werk bezig met de internationale positie van Nederland op AI-gebied. Hij vertelt: “Als we in Europa willen meedoen aan AI-ontwikkelingen, dan moeten we een gezamenlijke visie ontwikkelen en ons daaraan houden. Het liefst met gedeelde wetten en standaarden. Dan wordt het voor bedrijven ook aantrekkelijker om zich hier te vestigen.”
Drie jaar geleden is op de HU een nieuwe eenjarige master gestart: Human-centered AI. Daarin worden zowel technische als maatschappelijke aspecten onderzocht. Ook sociaal-maatschappelijke thema’s en de menselijke kant van AI zijn hierbij van belang.
Leijnen: “Je kunt leren hoe je op een maatschappijvriendelijke manier AI kunt ontwikkelen. Deze master is dus zeer waardevol en is ontstaan in samenwerking met drie andere universiteiten: uit Napels, Dublin en Boedapest. Ik ben heel trots dat we deze master op Europees niveau hebben ontwikkeld. We hebben nu EU-financiering ontvangen om verder uit te breiden. Mijn droom is dat de master uiteindelijk wordt aangeboden in alle lidstaten. Zo kunnen we ons op Europees niveau blijven ontwikkelen en – ondanks verschillende talen en culturen – samen aan een betere toekomst bouwen.”
Leijnen benadrukt nog de veelvuldige samenwerking met de Nederlandse ICT-corporatie SURF. Daarvoor is een belangrijke rol weggelegd om ook op onze hogescholen met geavanceerde technologie onderwijs te geven en onderzoek te doen.
Meer weten? Lees het door Stefan Leijnen zelf geschreven artikel over AI-ontwikkelingen.