Using event-related potentials (ERPs), this study examines how trait information inferred from behaviors is associated with person names. In linguistic discourses, person names were associated with descriptions of either positive or negative behaviors. In a subsequent explicit evaluation task, the previously described person names were presented in isolation, and the participants were asked to judge the emotional valence of these names. We found that the names associated with positive descriptions elicited a larger positivity in the ERP than the names associated with negative descriptions. The results indicate that the emotional valence of person names attached to person perception can be dynamically influenced by short descriptions of the target person, probably due to trait inference based on the provided behavioral descriptions.
We examined the neural correlates of facial attractiveness by presenting pictures of male or female faces (neutral expression) with low/intermediate/high attractiveness to 48 male or female participants while recording their electroencephalogram (EEG). Subjective attractiveness ratings were used to determine the 10% highest, 10% middlemost, and 10% lowest rated faces for each individual participant to allow for high contrast comparisons. These were then split into preferred and dispreferred gender categories. ERP components P1, N1, P2, N2, early posterior negativity (EPN), P300 and late positive potential (LPP) (up until 3000 ms post-stimulus), and the face specific N170 were analysed. A salience effect (attractive/unattractive > intermediate) in an early LPP interval (450–850 ms) and a long-lasting valence related effect (attractive > unattractive) in a late LPP interval (1000–3000 ms) were elicited by the preferred gender faces but not by the dispreferred gender faces. Multi-variate pattern analysis (MVPA)-classifications on whole-brain single-trial EEG patterns further confirmed these salience and valence effects. It is concluded that, facial attractiveness elicits neural responses that are indicative of valenced experiences, but only if these faces are considered relevant. These experiences take time to develop and last well beyond the interval that is commonly explored.
MULTIFILE
Both emotional words and words focused by information structure can capture attention. This study examined the interplay between emotional salience and information structure in modulating attentional resources in the service of integrating emotional words into sentence context. Event-related potentials (ERPs) to affectively negative, neutral, and positive words, which were either focused or nonfocused in question-answer pairs, were evaluated during sentence comprehension. The results revealed an early negative effect (90-200 ms), a P2 effect, as well as an effect in the N400 time window, for both emotional salience and information structure. Moreover, an interaction between emotional salience and information structure occurred within the N400 time window over right posterior electrodes, showing that information structure influences the semantic integration only for neutral words, but not for emotional words. This might reflect the fact that the linguistic salience of emotional words can override the effect of information structure on the integration of words into context. The interaction provides evidence for attention-emotion interactions at a later stage of processing. In addition, the absence of interaction in the early time window suggests that the processing of emotional information is highly automatic and independent of context. The results suggest independent attention capture systems of emotional salience and information structure at the early stage but an interaction between them at a later stage, during the semantic integration of words.
LINK
Mensen die moeite hebben met lezen en schrijven (laaggeletterden) zijn ondervertegenwoordigd in onderzoek, waardoor een belangrijke onderzoekspopulatie ontbreekt. Dit is een probleem, omdat zorgbeleid dan onvoldoende op hun behoeften wordt aangepast. Laaggeletterden hebben vaak een lage sociaal economische positie (SEP). Mensen met een lage SEP leven gemiddeld 4 jaar korter en 15 jaar in minder goed ervaren gezondheid vergeleken met mensen met een hoge SEP. Om laaggeletterden te betrekken in onderzoek, is het o.a. nodig om onderzoek toegankelijker te maken. Dit project draagt hieraan bij door de ontwikkeling van een toolbox voor toegankelijke (proefpersonen)informatie (pif) en toestemmingsverklaringen. We ontwikkelen in co-creatie met de doelgroep toegankelijke audiovisuele materialen die breed ingezet kunnen worden door (gezondheids)onderzoekers van (zorggerelateerde) instanties/bedrijven én kennisinstellingen voor de werving voor en informatieverstrekking over onderzoek. In de multidisciplinaire samenwerking met onze partners YURR.studio, Pharos, Stichting ABC, Stichting Crowdience, de HAN-Sterkplaats en de Academische Werkplaats Sterker op eigen benen (AW-SOEB) van Radboudumc stellen we de behoeften van de doelgroep centraal. Middels creatieve sessies en gebruikerservaringen wordt in een iteratief ontwerpende onderzoeksaanpak toegewerkt naar diverse ontwerpen van informatiebrieven en toestemmingsverklaringen, waarbij de visuele communicatie dragend is. Het ontwikkelproces biedt kennisontwikkeling en hands-on praktijkvoorbeelden voor designers en grafisch vormgevers in het toegankelijk maken van informatie. Als laaggeletterden beter bereikt worden d.m.v. de pif-toolbox, kunnen de inzichten van deze groep worden meegenomen. Dit zorgt voor een minder scheef beeld in onderzoek, waardoor (gezondheids)beleid zich beter kan richten op kwetsbare doelgroepen. Hiermee wordt een bijdrage geleverd aan het verkleinen van gezondheidsverschillen.
Veel ouderen ervaren tijdens en na ziekenhuisopname functieverlies. ‘Function Focused Care in Hospital’, ook wel bekend als bewegingsgerichte zorg, is een interventie gericht op het voorkomen en verminderen van functieverlies bij ouderen tijdens een ziekenhuisopname. Verpleegkundigen moedigen patiënten aan tot actieve betrokkenheid in de dagelijkse zorgmomenten.Doel Doel van dit project is de effectiviteit bepalen van Function Focused Care in Hospital op het fysiek functioneren van patiënten die opgenomen zijn in de Nederlandse ziekenhuizen. Resultaten Nederlandstalig scholingsprogramma en handboek van de Function Focused Care in Hospital-benadering voor de ziekenhuissetting; Een evaluatie van het proces en de uitkomsten van de Function Focused Care-benadering. Looptijd 01 november 2020 - 31 oktober 2025 Aanpak Er is een haalbaarheidsstudie uitgevoerd, die uitwees dat de interventie geschikt is voor de Nederlandse praktijk. Op de neurologische en geriatrische afdelingen van drie ziekenhuizen is Function Focused Care in Hospital in de dagelijkse zorg geïmplementeerd en geëvalueerd op effectiviteit. Over de interventie Function Focused Care (FFC) is een zorgbenadering waarin verpleegkundigen patiënten actief betrekken bij alle zorgmomenten om hun fysiek functioneren te optimaliseren. Eerder onderzoek heeft laten zien dat FFC een positief effect heeft op fysieke activiteit, mobiliteit en ADL bij ouderen in de wijk en de langdurige zorg. Ook laten studies in de acute zorg belovende resultaten zien van FFC op fysieke activiteit en mobiliteit bij ouderen opgenomen in het ziekenhuis. Voorbeelden van zorg volgens de FFC-benadering zijn met de patiënt naar de badkamer lopen in plaats van wassen op bed, of de maaltijd aan tafel nuttigen in plaats van zittend in bed eten. De essentie van FFC is het behouden of, indien mogelijk, verbeteren van het fysieke functioneren. Tijdens de hele ziekenhuisopname wordt de patiënt aangemoedigd meer tijd te laten besteden aan fysieke activiteit op een op de patiënt aangepast niveau. Co-financiering Het project wordt mede gefinancierd door ZonMW, projectnummer 520002003.
De alliantie tussen professionals en cliënten in de jeugdzorg is een krachtige algemeen werkzame factor in de hulp aan kinderen en ouders met opvoedproblemen. De alliantie tussen professionals en cliënten bestaat uit de persoonlijke klik, overeenstemming over de doelen waaraan gewerkt wordt en de wijze waarop er samengewerkt wordt aan die doelen. Een positieve alliantie in een vroeg stadium van het hulpverleningstraject is een betrouwbare voorspeller van een positieve uitkomst. Het vroegtijdig zicht krijgen op de kwaliteit van de alliantie geeft de mogelijkheid om breuken en deuken in beeld te brengen en vroegtijdig bespreekbaar te maken en te herstellen. Het ritueel om de alliantie bespreekbaar te maken wordt in de praktijk nog weinig gestalte gegeven. Het vergt van professionals een scherp observatievermogen, goede reflectievaardigheden en de nodige creativiteit om het ritueel in het primair proces te passen. Met de te ontwikkelen experimentele leerlijn waar deze aanvraag op ingaat willen werkveldpartners inzetten op het aanleren van deze vaardigheden.