De auteur beschrijft de migrantenstroom in de grensplaats Velika Kladuša (Bosnië en Herzegovina). Sinds een jaar of twee is dit stadje de laatste halte voor migranten die via de Balkanroute naar de EU reist. Vanuit het binnenland arriveren onophoudelijk groepjes migranten die één richting uitgaan: Europa. Inmiddels kent het stadje duizenden migranten uit Azië, bijvoorbeeld uit Pakistan en Afghanistan maar ook uit Noord-Afrikaanse landen, zoals Algerije en Marokko. Zodra het kan, steken zij de grens over. Toen de eerste groepen migranten destijds aankwamen, stond de lokale bevolking onmiddellijk klaar om hun de nodige ondersteuning en hulp aan te bieden. De middelen in Velika Kladuša zijn schaars. Er is een hoge werkeloosheid, het leven is relatief duur en er is weinig inkomen. Vanuit de hoofdstad komt nauwelijks ondersteuning. Het toenemende aantal vluchtelingen legt een grote druk op de weinige beschikbare middelen. Verhalen over overlast, criminaliteit en seksueel ongewenst gedrag nemen toe. Dat leidt tot vechtpartijen en demonstraties waarbij wapens zichtbaar aanwezig zijn. De Bosniërs zien de migranten nu als bedreiging en willen dat ze zo snel mogelijk vertrekken. De auteur pleit voor ondersteuning voor zowel de bewoners als de migranten. De EU behoort daarin het voortouw te nemen en samen met de Bosnische overheid op te trekken.