We zitten momenteel in een transitie-periode waarin we van een lineaire economie op basis van bestaande business modellen gericht op economische waarde maximalisatie toegaan naar een circulaire economie, waar business modellen streven naar waarde behoud. De volgende stap is de overgang naar een regeneratieve of restauratieve economie, waarin niet alleen economische waarde, maar ook ecologische en sociale waarde wordt gecreëerd (meervoudige waardecreatie). Vanuit accounting perspectief is een parallelle ontwikkeling zichtbaar. Ons huidige accounting systeem is met name gericht op economische waarde. Als gevolg van de transitie van een lineaire economie naar een circulaire economie, zijn er accounting modellen en frameworks in ontwikkeling gericht op meervoudige waardecreatie. De auteurs zijn echter van mening dat in de literatuur een cruciale gap bestaat tussen de ontwikkeling van accounting en meervoudige waardecreatie, en dat huidige modellen en frameworks gericht op meervoudige waarde vooral leiden tot ‘greenwashing’. In deze bijdrage gaan wij na in hoeverre de vigerende concepten van accounting bruikbaar zijn om te sturen op meervoudige waarde. Onder sturen wordt in dit kader bedoeld het bepalen, meten en waarderen. Dit doen wij aan de hand van een conceptuele analyse waarbij we de toepassing van de vigerende accounting concepten ten aanzien van profit vergelijken met mogelijke toepassing van deze concepten in relatie tot people en planet. Wij concluderen dat deze concepten over het algemeen niet toepasbaar zijn voor people en planet. Wij stellen daarom een alternatieve benadering voor, waarbij wij menen dat vigerende accounting concepten grotendeels toepasbaar zijn op people en planet. Dit is gebaseerd op een aanpak waarin het huidige ontologische uitgangspunt van accounting wordt verlaten en waarin we een aangepast ontologisch uitgangspunt verder uitwerken aan de hand van de Triple Depreciation Line (TDL) van Rambaud & Richard (2015). Tenslotte hebben we kritiekpunten geformuleerd op de TDL systematiek en stellen we een alternatieve TDL systematiek voor. Hiermee beoogt dit paper een bijdrage te leveren aan het inzichtelijk maken van de praktische en conceptuele problemen bij de toepassing van vigerende accounting concepten in een circulaire economie, om vervolgens mogelijke oplossingsrichtingen aan te reiken, gericht op bescherming, herstel en regeneratie van natuurlijk en sociaal kapitaal.
The conservation of our heritage buildings is a European wide policy objective. Historical buildings are not only works of art, but embody an important source of local identity and form a connection to our past. Protection agencies aim to preserve historical qualities for future generations. Their work is guided by restoration theory, a philosophy developed and codified in the course of the 19th and 20th century. European covenants, such as the Venice Charter, express shared views on the conservation and restoration of built heritage. Today, many users expect a building with modern comfort as well as a historical appearance. Moreover, new functionality is needed for building types that have outlived their original function. For example, how to reuse buildings such as old prisons, military barracks, factories, or railway stations? These new functions and new demands pose a challenge to restoration design and practices. Another, perhaps conflicting EU policy objective is the reduction of energy use in the built environment, in order to reach climate policy goals. Roughly 40% of the consumption of energy takes place in buildings, either in the production or consumption phase. However, energy efficiency is especially difficult to achieve in the case of historical buildings, because of strict regulations aimed at protecting historical values. Recently, there has been growing interest in energy efficient restoration practices in the Netherlands, as is shown by the 'energy-neutral' restoration of Villa Diederichs in Utrecht, the 'Boostencomplex' in Maastricht and De Tempel in The Hague. Although restoration of listed buildings is obviously focused on the preservation of historical values, with the pressing demands from EU climate policy the energy efficiency of historical building
MULTIFILE
Gebouwd en landschappelijk erfgoed zijn van groot belang voor de kwaliteit en identiteit van de leefomgeving. Hoe houden we ons erfgoed in stand, ook in het licht van grote ruimtelijke transities? Hoe kunnen erfgoedwaarden inzetten als inspiratiebronnen bij deze ruimtelije transities? Onderzoekers Maarten Vieveen en Tineke van der Schoor doen onderzoek naar deze aspecten. Regelmatig wordt samengewerkt met eindgebruikers (inwoners, beheerders en passanten), erfgoedinstellingen en overheiden.Het koepelproject Duurzaam Erfgoed heeft een belangrijke impuls gekregen door het RAAK-project Energieke Restauraties (2011-2013) en het Living Lab Erfgoed in Energietransitie van RVO (2020-2021). In deze projecten werd speciaal aandacht besteed aan het perspectief van de eindgebruiker, erfgoedwaarden, energiereductie en energieopwekking.
Uit de resultaten wordt duidelijk dat - alhoewel verduurzaming een koppelkans was van restauratie en groot onderhoud - verduurzaming een positief effect heeft op duurzame instandhouding. Door de verbetering van de energieprestatie, het verhoogd thermisch comfort en verlaagde energiekosten (in bijna alle gevallen) is het voor eigenaren interessanter en/ of gemakkelijker geworden om deze gebouwen te gebruiken en zich in te zetten voor onderhoud. In bijna alle gevallen was sprake van een positieve impact op de milieubelasting voor de komende 30 jaar, met de kanttekening dat niet alle milieuimpact is meegenomen (vermoed wordt dat de impact nog positiever is). In één geval was de milieuimpact negatief, de oorzaak is dat het energieverbruik al zeer laag was dus de materiele impact in verhouding erg groot is en in dit geval tot een negatief resultaat leidt. Samengevat wordt geconcludeerd dat erfgoedwaarden deels verloren gaan, maar in het brede perspectief op instandhouding op de lange termijn acceptabel is. En dus een positief effect heeft op de energieprestatie (één keer meer dan de landelijke ambities) en de milieubelasting. Verduurzaming is dus goed voor het gebruik en mileu, maar doet soms wel een beetje pijn. Op welke manier verduurzamen particuliere eigenaren hun rijksmonumenten? En wat zijn effecten op erfgoedwaarden, energieprestatie en milieubelasting? Deze vragen zijn in samenhang onderzocht in dit project en geven inzicht in het maatwerkproces: welke opgaven speelden er, wie waren er betrokken en waarom werden deze oplossingen gekozen. Daarnaast is de impact in kaart gebracht.