Op vrijdag 14 mei 2004 heeft de Haagse Hogeschool/TH Rijswijk een internationaal symposium over 'Leiderschap en Diversiteit' georganiseerd. Het symposium handelde over de dynamiek van gender, nationale cultuur en etniciteit in moderne organisaties. Door de diversiteit van medewerkers, klanten en afzetmarkten worden nieuwe eisen gesteld aan de leidinggevende en is de bedrijfscultuur blijvend veranderd. Veel bedrijfsactiviteiten strekken zich uit tot buiten de landsgrenzen. Leidinggeven in of in samenwerking met bijvoorbeeld vestigingen in Zuid-Amerika of Aziatische landen vergt een andere leiderschapsstijl. Kennis van elkaars achtergronden, ofwel transcultureel inzicht, is nodig om optimaal te kunnen samenwerken. Internationaal gerenommeerde sprekers zijn ingegaan op: leiderschap in de Arabische wereld. leiderschap, gender en etniciteit. leiderschap en culturele dynamiek in organisaties. leiderschap en nationaliteit. Na de inleidingen van de gastsprekers werd in vier werkgroepen over deze thema's verder met de gastsprekers van gedachten gewisseld. Het symposium werd afgesloten met een gezamenlijke forumdiscussie en een borrel. Dit verslag is tevens het startsein voor verdere studie over het thema leiderschap en diversiteit binnen het HRM lectoraat. De leden van de HRM Kenniskring gaan verder onderzoek doen en hun kennis over dit thema overdragen in de dagelijkse onderwijspraktijk aan de Haagse Hogeschool/TH Rijswijk.
DOCUMENT
Hoewel het belang van een inclusieve arbeidsmarkt door beleidsmakers, werkgevers en werknemersgroot wordt geacht, blijken aspecten als gender, etniciteit, migratieachtergrond, geloof, seksuele oriëntatie, lichamelijke of psychische beperking nog altijd een rol te spelen in de kansen op een soepele in- en doorstroom op de Nederlandse arbeidsmarkt. Veel werkgevers kiezen, al dan niet bewust, in de praktijk liever voor iemand die lijkt op de bestaande ‘normmedewerker’, dan voor iemand wiens zichtbare of minder zichtbare kenmerken van dit bestaande normbeeld afwijken. Het streven naar meer inclusie staat hierdoor lang niet altijd garant voor een inclusieve werkomgeving. Kortom, organisaties willen diverser worden, maar in de praktijk lukt dat (nog) niet.
DOCUMENT
In de adolescentiefase zouden jongeren in de gelegenheid moeten wordengesteld om te experimenteren met verschillende alternatieven, voordat zijhun bindingen (‘commitments’) ten aanzien van verschillende deelidentiteitenformuleren (Marcia, 1996). Vaak is er een spanning zichtbaar: jongerenmoeten bindingen aangaan die niet alleen overeenstemmen met eigen wensen,maar die tevens een antwoord zijn op eisen die hun vanuit de samenlevingworden gesteld (Bosma, 1991). Voor Marokkaanse jongeren zou het aangaanvan bindingen wel eens lastiger kunnen zijn dan voor autochtone leeftijdgenoten:zij krijgen te maken met verschillende verwachtingspatronen in relatietot hun identiteitsontwikkeling. Enerzijds kan het voor deze jongeren lastigzijn om te experimenteren met verschillende mogelijkheden, omdat in deMarokkaanse opvoeding respect en gehoorzaamheid centraal staan en omdathet idee dat de adolescentie een fase is waarin gee¨xperimenteerd mag wordendoor Marokkaanse ouders (nog) niet wordt gedeeld. Anderzijds blijkt uitverschillende onderzoeken dat zowel Marokkaanse jongens als meisjes weldegelijk mogelijkheden zien om verschillende alternatieven uit te proberen enuiteindelijk een eigen weg te gaan. In dit artikel worden de processen van hetexploreren van mogelijkheden en het aangaan van bindingen van Marokkaansejongeren bestudeerd in verschillende identiteitsdomeinen, waarbij defocus ligt op de deelidentiteit als moslim. Het artikel is gebaseerd op deuitkomsten van semigestructureerde interviews en een vragenlijst afgenomenbij tachtig scholieren van Marokkaanse afkomst in middelgrote steden inNederland.
DOCUMENT
Wij staan hier aan de wieg van een nieuw project: hindoestaanse meergeneratiewoningen. Na zo'n vijfentwintig projecten van groepswonen voor ouderen van verschillende herkomst, is er nu een initiatief waarin voor één etnische groep een project voor jong en oud wordt ontwikkeld. Dus: niet één leeftijdsgroep en meerdere etniciteiten, maar één etniciteit en meerdere leeftijdsgroepen. Dit is een interessante toevoeging aan het arsenaal. Mensen worden nu niet samengebracht op basis van hun leeftijd, maar op basis van hun culturele oriëntatie. De ene clustering is niet op voorhand beter dan de andere. Het ene is er al, het andere komt er aan. Het is een verrijking van het woningaanbod, van de mogelijkheden om te wonen en te blijven wonen in de stad. En dat is al heel wat. Hoewel het project zich richt op één etnische groep, is het verleidelijk dit project te scharen onder de titel van Multicultureel Bouwen en dat is het ook als we niet de schaal van het complex, maar van de wijk of het stadsdeel als uitgangspunt nemen: "het tot uitdrukking laten komen van culturele diversiteit in de gebouwde omgeving". In de brochure lezen we ook "het complex geven we graag een uitdagende architectonische uitstraling, met Oosterse elementen". We mogen er dus op rekenen dat de stad in haar fysieke verschijningsvorm er in variëteit op vooruit zal gaan. In de uitstraling van de gebouwde omgeving zal sterker gaan doorklinken dat de stad een gevarieerde bevolking binnen haar grenzen heeft. Onvermijdelijk loopt de gebouwde omgeving altijd achter op de dynamiek in de bevolking. De bevolking verandert sneller dan de gebouwen. Dit alleen al is op zichzelf al een reden om ruimte te geven de aansluiting, ook in culturele zin, tussen vraag en aanbod te verbeteren. [21-02-2007]
DOCUMENT
Background: COPD self-management is a complex behavior influenced by many factors. Despite scientific evidence that better disease outcomes can be achieved by enhancing self-management, many COPD patients do not respond to self-management interventions. To move toward more effective self-management interventions, knowledge of characteristics associated with activation for self-management is needed. The purpose of this study was to identify key patient and disease characteristics of activation for self-management. Methods: An explorative cross-sectional study was conducted in primary and secondary care in patients with COPD. Data were collected through questionnaires and chart reviews. The main outcome was activation for self-management, measured with the 13-item Patient Activation Measure (PAM). Independent variables were sociodemographic variables, self-reported health status, depression, anxiety, illness perception, social support, disease severity, and comorbidities. Results: A total of 290 participants (age: 67.2±10.3; forced expiratory volume in 1 second predicted: 63.6±19.2) were eligible for analysis. While poor activation for self-management (PAM-1) was observed in 23% of the participants, only 15% was activated for self-management (PAM-4). Multiple linear regression analysis revealed six explanatory determinants of activation for self-management (P,0.2): anxiety (β: -0.35; -0.6 to -0.1), illness perception (β: -0.2; -0.3 to -0.1), body mass index (BMI) (β: -0.4; -0.7 to -0.2), age (β: -0.1; -0.3 to -0.01), Global Initiative for Chronic Obstructive Lung Disease stage (2 vs 1 β: -3.2; -5.8 to -0.5; 3 vs 1 β: -3.4; -7.1 to 0.3), and comorbidities (β: 0.8; -0.2 to 1.8), explaining 17% of the variance. Conclusion: This study showed that only a minority of COPD patients is activated for self-management. Although only a limited part of the variance could be explained, anxiety, illness perception, BMI, age, disease severity, and comorbidities were identified as key determinants of activation for self-management. This knowledge enables health care professionals to identify patients at risk of inadequate self-management, which is essential to move toward targeting and tailoring of self-management interventions. Future studies are needed to understand the complex causal mechanisms toward change in self-management
DOCUMENT
Het hbo kampt met gering studiesucces van studenten in termen van studievoortgang, uitval en gepercipieerde competentie. Welke maatregelen kan het hbo nemen? Deze bijdrage, gebaseerd op het proefschrift ‘One size fits all?’, gaat over leerpsychologische factoren en interactionalistische factoren waaruit studiesucces in het eerste jaar hbo kan worden verklaard. Het proefschrift laat zien hoe vele variabelen samenhangen met studiesucces. Met behulp van lineair structurele modellen doet de auteur voorzichtige uitspraken over de effecten die factoren op elkaar en op studiesucces (uitval, studievoortgang en gepercipieerde competentie) hebben. Van de leerpsychologische factoren hadden zelfvertrouwen en motivatie-aspecten (intrinsieke motivatie en procrastinatie) de sterkste samenhang met studiesucces. Vanuit interactionalistisch perspectief was intentie om te blijven de meest cruciale factor. De samenhangen met studiesucces van andere factoren uit beide benaderingen waren gering (diepgaand leren) of fluctueerden sterk per model en per groep (zelfregulatie, self-efficacy; sociale en academische integratie tevredenheid met actief leren en academische kennis en vaardigheden, contacturen, zelfstudie). Vele factoren spelen een rol, die bovendien naar achtergrondkenmerken (geslacht, vooropleiding, etniciteit, discipline) verschillend met elkaar samenhangen. Ook hebben verschillende factoren niet dezelfde, maar eerder tegenstrijdige effecten op concurrerende leeruitkomsten, zoals het behalen van credits en het verwerven van competentie. Het resultaat is niet een kookboek met pasklare recepten voor het oplossen van het rendementsprobleem. Voor de onderwijspraktijk (instellingen, opleidingen, docenten) zijn dat belangrijke inzichten waarmee meer gedaan kan worden. Meer onderzoek blijft gewenst naar de interactie tussen factoren uit verschillende verklaringsmodellen en -theorieën naar de effecten van rendementsmaatregelen.
DOCUMENT
Samenvatting: zie publicatie
DOCUMENT
Dit onderzoek heeft, in opdracht van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de omvang, aard en reikwijdte van discriminatie in het (semi)publieke domein in kaart gebracht. Daarbij is gekeken in welke sub-domeinen met discriminatie relatief veel voorkomt. Ook is er aandacht voor de specifieke context waarbinnen discriminatie-incidenten plaatsvinden. Tot slot is een verkenning gedaan welke maatschappelijke partijen kunnen bijdragen aan de aanpak van discriminatie in publieke ruimtes en op welke wijze. Om op deze vragen een antwoord te geven zijn verschillende methoden van onderzoek gebruikt: • Een deskresearch dat specifiek ingaat op discriminatie in de publieke ruimte • Een surveyonderzoek waaraan 2261 volwassen Nederlanders hebben meegewerkt dat een representatief beeld geeft van de aard, omvang en reikwijdte van ervaren discriminatie in de publieke ruimte. • Verdiepende interviews met acht mensen die discriminatie in de publieke ruimte hebben ervaren, vanuit een narratieve onderzoeksmethode. • Focusgroepen met maatschappelijke partijen die mogelijk kunnen bijdragen aan het aanpakken van discriminatie in de (semi)publieke ruimte.
DOCUMENT
Full text via link. Het kabinet wil het huidige systeem van loonkostensubsidie voor werkgevers inruilen voor een systeem waarbij iemand die niet genoeg verdient zelf aanvullende bijstand moet aanvragen. Voor de bijna 200.000 werknemers die niet in staat zijn om zelfstandig het wettelijk minimumloon te verdienen, betekent dit dat zij bij de gemeente zelf een aanvulling op hun inkomen moeten aanvragen. Een slecht idee, vinden betrokkenen en deskundigen
LINK
Verslag van de in de openbare les aangekondigde vijf 'kritische dialogen'. Die dialogen leveren (iets als) een agenda op voor de komende jaren, waarbij het voeren van 'de dialoog' zelf ook als agendapunt genoteerd kan worden! Bij wijze van agenda laat ik zien hoe kunst - voorbij therapie - als breekijzer kan werken in het zichtbaar maken van mensen die te vaak over het hoofd worden gezien. In een tijd dat de overheid tot zorgzaamheid verplicht op straffe van verlies van uitkering, lijkt een pleidooi voor burgervriendschap voor sommigen ongepast. Toch doen we het, als uitnodiging, omdat het kans geeft op vervulling van gewenste, betekenisvolle rollen - aan beide zijden! Bewonersgestuurde initiatieven maken naast sociale ook economische aansluiting mogelijk en daarmee een inclusievere economie. Net als 'de normaalste zaak' en net als bewegingen die de hele economie op een andere leest willen schoeien. Alles om het beste van iemands mogelijkheden waar te laten worden. Er zijn teveel schrijnende voorbeelden van uitsluiting en discriminatie op basis van etniciteit, huidskleur, geloof, aandoening, beperking, armoede, status (het niet hebben van papieren). In alle gevallen is radicale aansluiting (presentie) aan de orde op allerlei niveaus, maar zeker ook op dat van zorg en welzijn. Aansluiting houdt ook in oog hebben voor de maatschappelijke context die uitsluiting bestendigt. Aansluiting betekent ook naast mensen gaan staan, als professional, als burger, als overheid en niet meegaan met de taboeïsering van kwetsbaarheid, omdat dat de kwetsbaarheid van mensen in kwetsbare posities alleen maar verergert. Zonder voorbij te gaan aan de fricties en ongemakkelijkheden vaart Kwartiermaken tussen talent en kwetsbaarheid een eigen koers met een radicale verwelkoming van diversiteit
DOCUMENT