In deze film voor de workshop over human capital op het slotcongres van het RAAK MKB programma Bedrijfskundige Innovatie in de Aardbevingsbestendige Bouw poneert lector Harm van Lieshout een stelling over de potentie van een pilot voor de bouwsector met de 5G proeftuin.
VIDEO
This paper compares different low-cost sensors that can measure (5G) RF-EMF exposure. The sensors are either commercially available (off-the-shelf Software Defined Radio (SDR) Adalm Pluto) or constructed by a research institution (i.e., imec-WAVES, Ghent University and Smart Sensor Systems research group (S3R), The Hague University of Applied Sciences). Both in-lab (GTEM cell) and in-situ measurements have been performed for this comparison. The in-lab measurements tested the linearity and sensitivity, which can then be used to calibrate the sensors. The in-situ testing confirmed that the low-cost hardware sensors and SDR can be used to assess the RF-EMF radiation. The variability between the sensors was 1.78 dB on average, with a maximum deviation of 5.26 dB. Values between 0.09 V/m and 2.44 V/m were obtained at a distance of about 50 m from the base station. These devices can be used to provide the general public and governments with temporal and spatial 5G electromagnetic field values.
We aim to set up a continuous low cost monitoring system for electromagnetic fields in the Netherlands, so that a trend in exposure to 5G signals can be observed. A number of options will be explored for this, such as software-defined radio and measurement nodes for specific 5G frequencies. We developed and tested low cost dedicated measurement nodes for four 5G bands: the 800, 1400, 2100 and 3500 MHz bands. Generally, the error is less than 1 dB and close to dynamic range limits (-65 to 5 dBm) the error increases to 3 dB.
De huidige samenleving wordt voortdurend opgeschrikt door publieke discussies over kwesties: Zwarte Piet, (verplichte) inenting, 5G, bomenkap, toeslagen, stikstof, aanpak corona, intensieve veehouderij en ga zo maar door. Dergelijke kwesties beginnen vaak ongemerkt en klein, veelal op sociale media, maar kunnen in korte tijd uitgroeien tot impactvolle issues, zo niet crises. De centrale factor in huidige publieke kwesties is de digitalisering van het publieke debat: sociale media dus. Het verloop van issues is daardoor grilliger dan ooit. Issuemanagement is hierdoor een andere discipline geworden waar communicatieprofessionals over het algemeen nog onvoldoende mee om weten te gaan. Van hen wordt een andere instelling gevraagd: want hoe moet je reageren als ‘iedereen’ reageert en denkt het regeren zelf beter te kunnen? Het is in een notendop het dilemma van een democratische en gedigitaliseerde samenleving vol mondige burgers. Het is bij uitstek het huidige dilemma van de communicatieprofessional in het publieke domein. Om deze reden is het veelal niet langer het issue maar de aanloop daarnaar die opgemerkt en begeleid moet worden. Omdat we met dit onderzoek organisaties handvatten willen geven voor een adequate reactie op een issue, zijn met name de geboorte- en groeifase van issues van belang. In werkpakketten worden vijf cases onderzocht die door de publiekspartners zijn ingebracht. We hanteren een estafettemethode: de kennis van het ene werkpakket wordt meegenomen naar het volgende terwijl per werkpakket wel dezelfde methode gehanteerd wordt. Deze methoden zijn deskresearch, interactieanalyse van online en offline data, interviews met professionals en met burgers. Op basis van dit onderzoek wordt een breed toepasbare en structurele aanpak ontwikkeld om ‘de communicatieprofessional in issuemanagement te equiperen’. We willen dit bereiken door enerzijds kennis en inzicht te vergaren en anderzijds door de resultaten daaruit voor publieke organisaties te vertalen in praktische handgrepen (trainingen en/of tools).
Met dit project leggen wij een steviger fundament voor een exploitabele toekomst van de proeftuin. Een proeftuin waar ondernemers, overheden en onderwijs terecht kunnen voor het oplossen van vraagstukken en ontwikkelen van innovatieve producten die te maken hebben met draadloze, mobiele toepassingen met nu nog 5G technologie maar in de toekomst ook 6G en verder.Uit ervaringen in de huidige EFRO Proeftuin 5Groningen is gebleken dat verbetering, verbreding en verbinding nodig is. Dit blijkt uit voortschrijdend inzicht in technische ontwikkelingen, een verschuiving in sectoren, nieuwe ontwikkelingen in de regio en het maatschappelijke debat dat steeds meer de aandacht heeft gekregen.
Het rapport “Actualisatie en beleidsevaluatie Zeeland in Stroomversnelling” (Berenschot, 2020) geeft aan dat “Zeeland heeft veel kansen op gebied van duurzame opwek van elektriciteit en waterstof. De Zeeuwse industrie investeert al in de transitie naar groene waterstof. De eerste installaties voor de productie van ‘groene’ waterstof staan gepland voor oplevering in 2025. De gebruikte technologie, “elektrolyse”, waarbij men duurzaam opgewekte elektriciteit gebruikt, wordt echter nu nog niet toegepast in Zeeland of Nederland. Kennisinstellingen HZ University of Applied Sciences en Scalda bieden al praktijkgericht onderzoek en onderwijs aan op het gebied van Offshore Wind en ontwikkelen samen met de industrie programma’s voor groene waterstof. In Zeeland werken de kennisinstellingen nauw samen met de industrie vanuit Smart Delta Resources en North Sea Ports. Met Orsted is een MoU ondertekend om samen voor de regio onderwijs en onderzoek voor groene waterstof op te zetten. Vanuit kennis- en innovatienetwerken zoals Energy Port Zeeland wordt de learning community opgezet om samen te werken, leren en innoveren en de groene waterstoftransitie optimaal te ondersteunen. De kennisinstellingen willen zich met regio Zeeland op drie focusgebieden richten: 1. Human capital voor een praktijkgericht onderzoeksprogramma gericht op het ondersteunen van de industrie in de energietransitie (Flex Intensity) 2. Een human capital programma gericht op ontwikkeling van de onderwijsinfrastructuur die nodig is om de gevraagde kennis en capaciteit voor de energietransitie te leveren 3. Een human capital programma gericht op ontwikkeling van een innovatieprogramma om de regio te ondersteunen met innovaties die voor de energietransitie nodig zijn. Doel van dit programma is dat Zeeland in 2025 zelfvoorzienend is in (1) het uitvoeren van praktijkgericht onderzoek en (2) het aanleveren van medewerkers die het gebruik van de nieuwe technologie voor groene waterstof en systeemintegratie operationeel tot stand brengen en (3) nieuwe projecten rondom groene waterstof helpen realiseren.