Project objectives Radicalisation research leads to ethical and legal questions and issues. These issues need to be addressed in way that helps the project progress in ethically and legally acceptable manner. Description of Work The legal analysis in SAFIRE addressed questions such as which behavior associated with radicalisation is criminal behaviour. The ethical issues were addressed throughout the project in close cooperation between the ethicists and the researchers using a method called ethical parallel research. Results A legal analysis was made about criminal law and radicalisation. During the project lively discussions were held in the research team about ethical issues. An ethical justification for interventions in radicalisation processes has been written. With regard to research ethics: An indirect informed consent procedure for interviews with (former) radicals has been designed. Practical guidelines to prevent obtaining information that could lead to indirect identification of respondents were developed.
Op 27 januari 2006 is dr. Michiel Scheffer geïnstalleerd als lector Fashion Materials Design bij Saxion in Enschede. Het lectoraat en de bijbehorende kenniskring is gericht op het versterken van de wisselwerking tussen creativiteit, technologie en economie op het gebied van mode en textiel. Deze wisselwerking moet sterker tot uiting komen in het onderwijs en dient ook in samenwerking met het bedrijfsleven tot uiting te komen in een onderzoeksprogramma. Het lectoraat is ondergebracht bij de opleiding Fashion en Textiel Management binnen de Academie voor Kunst en Toegepaste Techniek in Enschede. Dr. Michiel Scheffer is economisch geograaf en is al vijftien jaar actief in de Europese kleding en textielbranche als onderzoeker, consultant en branchemanager. Dit boek bevat de tekst van de lectorale rede van Michiel Scheffer.
MULTIFILE
Internationalizing curricula. Needs and wishes of alumni and employers with regard to international competencies. Internationalization has become of great importance for universities acrossthe globe. The labour market is becoming international, with internationalopportunities and international competition. Emerging markets such as India, China and Russia are gaining economic power. Global challenges demand world-wide solutions. Production and marketing networks span the globe and various forms of migration have resulted in a large cultural diversity within nations. As a result, societies and labour markets are changing as well. In order to deal with these societal changes adequately and to succeed in today’s labour market, graduates need to be equipped with international competencies. In a survey among 500 chief executives, ICM Research (on behalf of Think Global and The British Council, 2011) showed that employers strongly value staff members who are able to work in an international and multicultural environment. Similar results were found in Diamond et al. (2011), in which ‘multicultural teamwork’ was considered most important. The Hague University of Applied Sciences seeks to prepare its students adequately for the world of tomorrow. The University’s development plans (e.g. HogeschoolOntwikkelingsPlan, HOP 7, 2009-2013 and HOP 8, 2014-2017) indicate that its vision is to train students to be globally-minded professionals with an international and multicultural perspective, who are world-citizens, interested in global issues and able to deal with diversity in a constructive manner. They are to be professionals, who possess the competencies to function well in an international and intercultural environment. Internationalization is therefore high on the agenda of The Hague University of Applied Sciences (THUAS) which is illustrated by the fact that, as of 2014, new students in all academies have to fill 12.5% (30 ECTS) of their four-year Bachelor program with international activities. These activities can range from an internship or semester abroad (student mobility) to participating in full programs of study or minors in which English is the medium of instruction, or an internationally themed minor (Internationalization at Home, IaH). And this is only the beginning. Internationalization is a means, not an end. All THUAS courses are looking into ways in which they can internationalize their curriculum. And in doing so, they need to be innovative (Leask, 2009) and keep in mind the specific needs and wishes of alumni and their employers with regard to international competences. The THUAS research group International Cooperation supports these internationalization policy objectives by investigating various aspects, such as: • The acquisition and development of international competencies among students. • The extent to which lecturers possess international competencies and what their needs and wishes are for further development. • The international competencies THUAS graduates have acquired as part of their degree and how THUAS has stimulated this development. • The international competencies that employers and alumni consider important. Although international competencies and employability have received growing attention in internationalization research, existing studies have mainly focused on: • The effects of study abroad on the development of international competence (cf. Hoven & Walenkamp, 2013). • The effects of an experience abroad (study, internship, voluntary work) on employability. • A more general analysis of the skills employers look for in prospective employees.
Massafabricage in de (MKB) maakindustrie is aan het veranderen in flexibele fabricage en assemblage van kleine series, klantspecifieke onderdelen en eindproducten. Hiervoor zijn nieuwe systemen voor het MKB nodig, waarin robots en mensen samen kunnen werken en die zich snel kunnen aanpassen aan nieuwe productieomstandigheden met lage opstartkosten. De ambitie van het project ?(G)een Moer Aan!? is om het herconfigureren van een robotsysteem voor een nieuwe taak in een productieomgeving net zo eenvoudig en snel te maken als het gebruik van een smartphone. Zo?n benadering biedt kansen om de skills van de operator te benutten. De operator kent immers zijn processen en de robot wordt zijn hulpje. Op vraag van betrokken mkb partners is de focus gelegd op een repeterende productiehandeling die in veel sectoren voorkomt en die relatief veel arbeidstijd kost: het indraaien van moeren en bouten in een object. De centrale onderzoeksvraag van het project luidt: Hoe kan een operator een robot eenvoudig, snel en veilig inleren om assemblage handelingen te verrichten voor het snel en robuust verbinden van bouten, moeren en ringen met objecten? Resultaat van dit praktijkgerichte onderzoeksproject is een algemeen bruikbare en gevalideerde ontwerpmethodiek voor de opzet van een gebruiksvriendelijke user interface van een boutmontagerobot op de werkvloer. Door slim gebruik van geïntegreerde inzet van CAD productinformatie, vision technologie en compliant (meegaand) gripping en placing wordt de robot zo veel als mogelijk vooraf automatisch geconfigureerd. Het projectconsortium dat het onderzoek gaat uitvoeren bestaat uit: " 13 bedrijven (12 mkb) actief als toeleverancier, system integrator of gebruiker op het terrein van industriële robotica (Yaskawa, ABB, Smart Robotics, Hupico, Festo, CSi, Demcon, Heemskerk Innovate, WWA, Van Schijndel Metaal, Van Beek, Tegema en Zest Innovate); " Hogescholen Fontys (penvoerder), Avans, Utrecht en NHL; " Kennisinstellingen TNO en DIFFER; " Coöperaties Brainport Industries, FEDA en Koninklijke Metaalunie; " De gemeente Eindhoven is betrokken als partner in de klankbordgroep. De gemeente ondersteunt het belang van dit project voor behoud en verbetering van arbeidsplaatsen in de maakindustrie. Er zullen circa 20 (docent)onderzoekers van de hogescholen en ongeveer 80 studenten betrokken worden bij dit project, die in de vorm van stages en afstudeeronderzoeken werken aan interessante vraagstukken direct afkomstig uit de beroepspraktijk. Naast genoemde meerwaarde voor het bedrijfsleven beoogt het project een verdere verankering van kennis en kunde in onderwijs en lectoraten en een vergroting van de kwaliteit van docenten en afstudeerders.
266 woorden Op school kan de situatie zich voordoen dat de leerkracht onvoldoende tegemoet kan komen aan de extra ondersteuning die leerlingen met autisme nodig hebben. De klas kan te groot zijn, de leerkracht kan handelingsverlegen zijn, etc.. In dit projectplan wordt onderbouwd wat de relevantie is voor de dagelijkse praktijk van de leerkracht en de leerling met autisme en daaraan gerelateerde problemen. Tevens wordt onderbouwd waarom beeldende therapie theoretisch en empirisch kan bijdragen als creatieve oplossing voor kinderen met aan autisme gerelateerde problemen die in de klas extra aandacht vragen. Deze kinderen hebben een andere manier van informatie verwerken, kunnen zich vaak verbaal moeilijk uiten en hebben vaak sociale problemen. Deze kinderen lopen risico op verslavingsproblematiek (33%) en eenzaamheid, angst en depressie op volwassen leeftijd (80%). Kunstvormen in een leeromgeving bieden andere mogelijkheden voor kinderen om zich te uiten en om samen te werken. In dit projectplan wordt beschreven waarom het zinvol is te onderzoeken wat de effectiviteit is van beeldende therapie voor kinderen met autisme in primair (speciaal) onderwijs, ter preventie van risicogedrag. Het behandelprogramma ‘Zelf in beeld, beeldende therapie voor kinderen met autisme (bijlage 1) lijkt veelbelovende resultaten op te leveren (Schweizer, 2020). Om een indruk van de resultaten van praktijkgericht onderzoek naar ‘Zelf in beeld’ te krijgen kunt u de korte animatie bekijken (3 min): https://youtu.be/cVAAzRHZnb0 In dit vervolgproject wordt verkend in hoeverre ‘Zelf in beeld’ van toegevoegde waarde van kan zijn voor kind, leerkracht en ouders, binnen de setting van Speciaal Onderwijs. Dit project heeft een innovatief karakter omdat er een nieuwe vorm van (preventief) werken binnen passend onderwijs wordt toegepast en onderzocht.
CSRD staat voor Corporate Sustainability Reporting Directive. Via deze nieuwe wet- en regelgeving moeten bedrijven duurzaamheidsgegevens opnemen in hun jaarverslag onder andere vanuit de keten. Accountants dienen deze vervolgens te voorzien van een accountantsverklaring. Vanuit de bloembollen- en knollensector (in opdracht van de stichting Sustainable Suppliers; vertegenwoordigt 80% sector voor de droogverkoop) is er een CSRD-consortium opgericht met kernteamleden uit de keten. Royal Anthos (de brancheorganisatie voor de handel bloembollen en knollen) heeft de lead om met het consortium de toepassing van de CSRD te onderzoeken. Verwacht wordt dat een beperkt aantal bedrijven en afnemers van handelsbedrijven (vaak retailers) rapportageplichtig zullen zijn en de nodige duurzaamheidsinformatie zullen opvragen uit de keten. Tijdens de eerste CSRD-exploratie sessies kwamen vragen naar voren zoals: Kunnen producenten in de keten de data leveren? Wat wordt er van ze verwacht? Deze vragen zijn zeer geschikt om in een KIEM-aanvraag te onderzoeken, met als hoofdonderzoeksvraag: “Hoe beschikbaar en geschikt is de CSRD-data binnen de bloembollen- en knollensector bij leveranciers?”, en deelvragen: a) Welke eisen stellen afnemers aan producenten? b) In hoeverre voldoen de producenten aan de eisen? c) Hoe kunnen producenten voldoen aan deze nieuwe informatievraag? d) Welke inspanningen zijn nodig om ontbrekende data te verkrijgen? e) Welke rol hee^ bestaande certificering in de informatiebehoefte? De beoogde projectresultaten zijn: o Website CSRD Q&A bollensector: o Welke CSRD-informatie is voorhanden en wat niet (de GAP)? o Mogelijke acties om de GAP te verkleinen (laaghangend fruit) o Masterclass praktisch omgaan met CSRD (wordt omgezet naar een webinar) o Ontwikkelen van een vaktechnische publicatie en of wetenschappelijke publicatie Het KIEM-project wordt geleid en uitgevoerd door het Yuverta practoraat Circulaire Agribusiness waarin wordt samengewerkt met het Hogeschool Arnhem Nijmegen lectoraat Futureproof Control (gespecialiseerd op CSRD en reporting).