Het lectoraat Transmurale Ouderenzorg is onderdeel van het kenniscentrum ACHIEVE van de faculteit Gezondheid. ACHIEVE heeft ‘Complex Care’ als focus. De complexiteit van de acute zorg voor oudere patiënten, waarin samenwerking en coördinatie van essentieel belang zijn, sluit hier naadloos op aan.
Background: The Clinical Frailty Scale (CFS) is frequently used to measure frailty in critically ill adults. There is wide variation in the approach to analysing the relationship between the CFS score and mortality after admission to the ICU. This study aimed to evaluate the influence of modelling approach on the association between the CFS score and short-term mortality and quantify the prognostic value of frailty in this context. Methods: We analysed data from two multicentre prospective cohort studies which enrolled intensive care unit patients ≥ 80 years old in 26 countries. The primary outcome was mortality within 30-days from admission to the ICU. Logistic regression models for both ICU and 30-day mortality included the CFS score as either a categorical, continuous or dichotomous variable and were adjusted for patient’s age, sex, reason for admission to the ICU, and admission Sequential Organ Failure Assessment score. Results: The median age in the sample of 7487 consecutive patients was 84 years (IQR 81–87). The highest fraction of new prognostic information from frailty in the context of 30-day mortality was observed when the CFS score was treated as either a categorical variable using all original levels of frailty or a nonlinear continuous variable and was equal to 9% using these modelling approaches (p < 0.001). The relationship between the CFS score and mortality was nonlinear (p < 0.01). Conclusion: Knowledge about a patient’s frailty status adds a substantial amount of new prognostic information at the moment of admission to the ICU. Arbitrary simplification of the CFS score into fewer groups than originally intended leads to a loss of information and should be avoided.
In Nederland gebruiken 65 plussers drie keer zoveel medicijnen als de gemiddelde Nederlander. Voor 75 plussers geldt dat zij vijf keer zoveel medicijnen gebruiken. In combinatie met leeftijdsgerelateerde natuurlijke veranderingen in het metabolisme, verminderde cognitie, multi-morbiditeit, verminderde nierfunctie, polyfarmacie en verminderde capaciteit tot herstel, zijn ouderen kwetsbaar voor medicatiegerelateerde problemen. Thuiszorg cliënten zijn doorgaans ouder dan 65 jaar, waardoor er vaker sprake is van polyfarmacie en verminderde cognitie. Daarom bevinden zich vooral in deze populatie cliënten, die kwetsbaar zijn voor medicatiegerelateerde problemen. Verschillende studies hebben aangetoond dat huisartsen en apothekers een bijdrage kunnen leveren aan het herkennen van medicatiegerelateerde problemen bij hun patiënten. Er is echter weinig aandacht besteed aan het vroegsignaleren van observaties die kunnen duiden op een medicatie gerelateerd probleem door thuiszorgmedewerkers. In aanvulling op de huisarts en apotheker zouden thuiszorgmedewerkers, die hun patiënten op regelmatige basis thuis bezoeken, een bijdrage kunnen leveren aan het vroegsignaleren van potentiële medicatiegerelateerde problemen. Het doel van dit proefschrift is het: 1. verkennen van de opvattingen van ouderen ten aanzien van hun medicatie en hun medicatie management capaciteit gerelateerd aan zelfmanagement vaardigheden en cognitie; 2. beschrijven van de kennis, houding en medicatie management praktijk van thuiszorgmedewerkers; 3. vaststellen of een gestandaardiseerde observatielijst leidt tot vroegsignalering van potentiële medicatiegerelateerde problemen in de thuiszorg
266 woorden Op school kan de situatie zich voordoen dat de leerkracht onvoldoende tegemoet kan komen aan de extra ondersteuning die leerlingen met autisme nodig hebben. De klas kan te groot zijn, de leerkracht kan handelingsverlegen zijn, etc.. In dit projectplan wordt onderbouwd wat de relevantie is voor de dagelijkse praktijk van de leerkracht en de leerling met autisme en daaraan gerelateerde problemen. Tevens wordt onderbouwd waarom beeldende therapie theoretisch en empirisch kan bijdragen als creatieve oplossing voor kinderen met aan autisme gerelateerde problemen die in de klas extra aandacht vragen. Deze kinderen hebben een andere manier van informatie verwerken, kunnen zich vaak verbaal moeilijk uiten en hebben vaak sociale problemen. Deze kinderen lopen risico op verslavingsproblematiek (33%) en eenzaamheid, angst en depressie op volwassen leeftijd (80%). Kunstvormen in een leeromgeving bieden andere mogelijkheden voor kinderen om zich te uiten en om samen te werken. In dit projectplan wordt beschreven waarom het zinvol is te onderzoeken wat de effectiviteit is van beeldende therapie voor kinderen met autisme in primair (speciaal) onderwijs, ter preventie van risicogedrag. Het behandelprogramma ‘Zelf in beeld, beeldende therapie voor kinderen met autisme (bijlage 1) lijkt veelbelovende resultaten op te leveren (Schweizer, 2020). Om een indruk van de resultaten van praktijkgericht onderzoek naar ‘Zelf in beeld’ te krijgen kunt u de korte animatie bekijken (3 min): https://youtu.be/cVAAzRHZnb0 In dit vervolgproject wordt verkend in hoeverre ‘Zelf in beeld’ van toegevoegde waarde van kan zijn voor kind, leerkracht en ouders, binnen de setting van Speciaal Onderwijs. Dit project heeft een innovatief karakter omdat er een nieuwe vorm van (preventief) werken binnen passend onderwijs wordt toegepast en onderzocht.
De urgente maatschappelijke uitdagingen m.b.t. de reductie van CO2 emissies vraagt om een grootschalige en versnellende aanpak van de renovatie van bestaande woningen op wijkniveau. De digitalisering in de bouw wordt hierbij als de belangrijkste katalysator beschouwd. De wijkgerichte aanpak vraagt om de betrokkenheid van de hele bouwkolom. De noodzakelijke overlappende aanpak van meerdere wijken tegelijkertijd maakt een efficiënte werkwijze nodig. Hiervoor zijn (nog) geen digitale omgevingen beschikbaar voor data inwinning en beheer om ontwerp, bouw en exploitatie van de nieuwe energie infrastructuur te faciliteren. Dit project heeft als doel een prototype voor een digitale omgeving, Digital Twin, te ontwikkelen en in twee pilot wijken te testen. Dit betreffen De Nijverheid (Hengelo, OV) en Twekkelerveld (Enschede). Aanvullend worden in de praktijk gevraagde kennis en competentiesets in kaart gebracht op MBO, HBO en WO niveau, beschikbare opleidingen geïnventariseerd en een voorstel uitgewerkt om deze doelgericht beter aan elkaar te laten aansluiten. De activiteiten worden in het in oprichting zijnde Fieldlab Digitalisering Energietransitie Twente (FidetT) gebundeld en in samenwerking met het werkveld geoperationaliseerd.
Het TOP-programma is een landelijke evidence-based interventie voor zeer vroeggeboren kinderen (<32 weken zwangerschap) en hun ouders, gericht op het verbeteren van de ouder-kind interactie en de ontwikkeling van het te vroeg geboren kind. Goede informatievoorziening over de ontwikkeling en gezondheid van het te vroeg geboren kind hangt samen met betere ontwikkelingsuitkomsten. Daarom is kennisoverdracht één van de strategieën van het TOP-programma. Deze kennisoverdracht vindt plaats tijdens 12 huisbezoeken. Uit vooronderzoek kwam naar voren dat ouders en kinderfysiotherapeuten (MKB) behoefte hebben aan aanvullende informatievoorziening over slaap, ontwikkeling en voeding. Dit geldt in het bijzonder voor de groep kwetsbare ouders met beperkte gezondheidsvaardigheden, die nu onvoldoende profiteren van de interventie omdat de professionals er niet in slagen de kennis over te dragen. Verder wordt de doelgroep matig vroeggeboren kinderen (32-34 weken zwangerschap) niet behandeld met het TOP programma terwijl de problematiek veelal overeenkomt met de zeer vroeggeboren kinderen. Door de MKB professionals wordt een online informatiemodule (E-TOP) voor het vergroten van kennis en inzicht van ouders over de gevolgen van vroeggeboorte en begeleiding van hun kind als veelbelovend gezien. TOP-therapeuten zien kansen om met deze module een bredere doelgroep te bereiken. De onderzoeksvraag in dit project luidt: “Hoe kunnen kinderfysiotherapeuten, aanvullend op het TOP programma, op een toegankelijke en begrijpelijke manier meer kennis en inzichten overdragen aan ouders over de ontwikkeling van hun zeer en matig vroeggeboren kind?”. In de eerste fase van dit project wordt de online toepassing in co-creatie met de MKB partners, ouders en andere betrokkenen ontwikkeld. In creatieve workshops en focusgroepen, o.a. ouders met beperkte gezondheidsvaardigheden, worden de functionaliteiten, content en tekortkomingen van de online toepassing onderzocht. In de tweede fase wordt het ontwikkelde programma in een haalbaarheidsstudie (n=80) onderzocht op toepasbaarheid, bruikbaarheid en tevredenheid. Doorwerking naar werkveld en onderwijs zal gedurende en na het project plaatsvinden.