Hoofdstuk 3.1: Advance care planning (ACP) is een dynamisch proces van reflectie en dialoog tussen de patiënt, naasten en/of zorgverleners, bedoeld om behandelkeuzes vast te leggen met betrekking tot de toekomstige (palliatieve en levenseinde)zorg en kwaliteit van leven, op basis van de waarden, wensen en voorkeuren van de patiënt en de naasten. ■ Voordelen van ACP zijn: een betere kwaliteit van zorg, meer tevredenheid over de zorg, minder stress of angst bij de betrokkenen, minder belastende en onnodige behandelingen, een betere inschatting van de wenselijkheid van interventies, en versterking van de relatie met naasten. ■ In België zit relevante wetgeving rond ACP vervat in drie wetten, rond patiëntenrechten, palliatieve zorg en euthanasie. In Nederland gaat het om de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO), de euthanasiewet en het Kwaliteitskader palliatieve zorg. ■ Bij ACP is het gebruikelijk dat afspraken die gemaakt worden – bijvoorbeeld rond bepaalde levenseindebeslissingen – in een schriftelijke wilsverklaring en een individueel behandelplan worden vastgelegd. Daarnaast kan de patiënt een vertrouwenspersoon of wettelijk vertegenwoordiger aanstellen, die kan spreken voor de patiënt indien deze wilsonbekwaam wordt. ■ De Toolkit ‘Proactieve palliatieve zorg in de GGZ’ biedt hulpverleners in de ggz handvatten en structuur bij tijdige en goede palliatieve begeleiding. De Toolkit behandelt vijf stappen. ► Tijdige herkenning van een palliatieve zorgbehoefte. ► In kaart brengen van symptomen, problemen en behoeften. ► Proactieve zorgplanning en uitvoering. ► Zorg in de stervensfase. ► Nazorg voor naasten. ■ Het is zaak tijdig ACP-gesprekken te voeren, dus ruim voordat de patiënt is uitbehandeld of bij de laatste behandeloptie is gekomen. Het is belangrijk een ACP-gesprek aan te kondigen, zodat de patiënt zich met de naasten hierop kan voorbereiden. Gesprekken worden bij voorkeur in een voor de patiënt vertrouwde omgeving gevoerd.
DOCUMENT
BackgroundHospital admissions are common in the last phase of life. However, palliative care and advance care planning (ACP) are provided late or not at all during hospital admission.AimTo provide insight into the perceptions of in-hospital healthcare professionals concerning current and ideal practice and roles of in-hospital palliative care and advance care planning.MethodsAn electronic cross-sectional survey was send 398 in-hospital healthcare professionals in five hospitals in the Netherlands. The survey contained 48 items on perceptions of palliative care and ACP.ResultsWe included non-specialists who completed the questions of interest, resulting in analysis of 96 questionnaires. Most respondents were nurses (74%). We found that current practice for initiating palliative care and ACP was different to what is considered ideal practice. Ideally, ACP should be initiated for almost every patient for whom no treatment options are available (96.2%), and in case of progression and severe symptoms (94.2%). The largest differences between current and ideal practice were found for patients with functional decline (Current 15.2% versus Ideal 78.5%), and patients with an estimated life expectancy <1 year (Current 32.6% versus ideal 86.1%). Respondents noted that providing palliative care requires collaboration, however, especially nurses noted barriers like a lack of inter-professional consensus.ConclusionsThe differences between current and ideal practice demonstrate that healthcare professionals are willing to improve palliative care. To do this, nurses need to increase their voice, a shared vision of palliative care and recognition of the added value of working together is needed.
MULTIFILE
Het ZonMw-programma ‘Ontwikkeling Kwaliteitsstandaarden 2019-2022: Wijkverpleging’ draagt bij aan het ontwikkelen, implementeren en evalueren van kwaliteitsstandaarden voor verpleegkundigen en verzorgenden. Het is belangrijk om te weten voor welke onderwerpen en patiëntproblemen mogelijk een knelpuntanalyse of een kwaliteitsstandaard nodig is, of waar een kwaliteitsstandaard geactualiseerd dient te worden. Om dit helder te krijgen wordt in 2020-2021 de ‘Programmeringsstudie Ontwikkeling Kwaliteitsstandaarden 2019-2022: Wijkverpleging’ uitgevoerd
DOCUMENT
The missing link in diagnostic testing for rheumatoid arthritis (RA) is an agglutination assay, easy to perform and dedicated to decentralized testing. Approximately 75% of RA patients produce autoantibodies to citrullinated proteins (ACPA), which can be detected using an agglutination-based diagnostic test. Such a diagnostic test will be cheaper, less laborious and faster than current tests and does not require sophisticated equipment. Novio Catalpa is developing this alternative test for ACPA in collaboration with Radboud University. To develop this test, specifically tagged and citrullinated nanobodies are needed, but the production is still challenging. Current methods for the production of ACPA diagnostics involve chemical synthesis, in which a variety of toxic chemicals are used in each step. The alternative assay involves nanobodies fused with RA-biomarker target entities, which can be completely produced by ‘green synthesis’ in the yeast Pichia pastoris using the expertise of HAN BioCentre. The yeast P. pastoris has proven to be able to produce nanobodies and is a fast and cost-effective platform that often results in high protein yields. Goal of the project is therefore to determine the feasibility and best green route to produce purified nanobodies tagged with citrullinated ACPA targets that can be used for developing an agglutination assay for RA. P. pastoris does not produce endogenous PAD enzymes which are needed for citrullination of the nanobodies in order to be able to use it in a RA agglutination test. Therefore, PAD enzymes from other sources need to be tested and applied. The project results will be directly used by Novio Catalpa to further develop the innovative test for RA. This project will contribute to and finally result in a single-step agglutination assay suitable for both point-of-care testing and automation in clinical laboratories.
Het voorstel voor dit platform komt van vijf lectoraten van verschillende kunsthogescholen. Het platform KUNST ≈ ONDERZOEK staat open voor alle onderzoeksdomeinen in kunst en design, van ‘artistic research’ tot de creatieve economie en van stedelijke vernieuwing tot cultuureducatie. Het platform komt voort uit een sterke behoefte om onderzoek in de kunsten in kaart te brengen, zichtbaar te maken en te profileren, maar zeker ook vanuit een wens voor meer samenwerking op verschillende gebieden en niveaus: zowel onderling als met niet-artistieke domeinen. Zowel de aanvragende als de deelnemende lectoraten worden nadrukkelijk betrokken bij de activiteiten van het platform. Kunstonderzoekers en lectoraten worden gestimuleerd en ondersteund om binnen het Platform kleinere thematische netwerken te ontwikkelen. Daarnaast wordt gestreefd naar de realisatie van een volwaardige derde cyclus in de kunsten: het platform zal daar actief aan bijdragen. Platform Praktijkgericht Onderzoek KUO sluit aan bij de volgende onderzoeksagenda’s en thema’s: NWA Route 14 en de investeringsagenda NWA, Strategische Onderzoeksagenda HBO ‘Onderzoek met Impact’, thema 9, de Human Capital Agenda en Topsector Creatieve Industrie.
De Hogeschool der Kunsten Den Haag wenst Impuls 2020 aan te wenden voor de oprichting en implementatie van een Research School die de reeds bestaande samenwerking met de Universiteit Leiden verdiept, het onderzoeksbeleid aan de Koninklijke Academie voor Beeldende Kunsten en het Koninklijk Conservatorium (de twee faculteiten van de hogeschool) beter op elkaar afstemt en partners in het professionele veld nauw betrekt bij het opzetten van een strategisch en toekomstgericht onderzoeksbeleid. Onder de vleugels van de nieuwe Research School lanceren we tevens een interdisciplinaire onderzoeksgroep die de samenwerking tussen de verschillende partners concretiseert in de onderzoekspraktijk. De Research School zal een impuls geven aan ons streven om het onderzoek aan de hogeschool verder te professionaliseren, sterker te verbinden met het onderwijs en zal onze rol als kennisinstelling in de regio, nationaal en internationaal versterken. De Research School zal ook de samenwerking belichamen met tal van culturele, sociale en academische partners en op die manier directere lijnen creëren tussen het onderzoek in en met de kunsten, het hoger kunstonderwijs en het professionele veld. De betrokkenheid van culturele en sociale partners bij de Research School zal een belangrijke impact hebben op de motivaties en thema’s voor onderzoek aan de hogeschool. Tot slot wensen we te benadrukken dat het onderzoek in en met de kunsten maatschappelijke impact heeft die ver voorbij het kunstenveld reikt. De samenwerking met Universiteit Leiden en onderzoeksdomeinen zoals de geesteswetenschappen, computerwetenschappen, psychologie en pedagogische wetenschappen, zal de Research School tot een kennisplatform maken dat uniek gepositioneerd is om in te spelen op de drie gamechangers die vernoemd zijn in de landelijke Route Kunst van de Nationale Wetenschapsagenda: Kunsten als motor voor innovatie en reflectie in een hightechsamenleving, Kunsten als alternatieve vorm van kennisproductie en Kunsten als inspiratiebron voor educatie en een leven lang leren.