Obesitas bij adolescenten geeft naast sociale en emotionele gevolgen ook een groter risico op medische complicaties zoals onder andere glucose-intolerantie. Recent is onderzocht of het multidisciplinaire groepsprogramma Go4it beter werkt dan de reguliere zorg voor obese adolescenten in de leeftijd van 11-18 jaar.
DOCUMENT
Artikel in Nurse Acadymy GGZ: Het artikel beschrijft de ontwikkeling en inhoud van een vragenlijst die wij ontwikkelden om de belasting in kaart te brengen van broers en zussen van adolescenten met anorexia nervosa. Anorexia nervosa (AN) is een ernstige psychiatrische aandoening die het meest voorkomt bij jongeren en adolescenten. De ziekte heeft impact heeft op het hele gezin. Tot nu toe is er in onderzoek en behandeling weinig aandacht geweest voor de belasting van broers en zussen (brusjes) van deze patiënten met AN. Dit artikel presenteert een vragenlijst om de belasting van deze brusjes in kaart te brengen. LEERDOELEN Na het lezen van dit artikel: •weet u hoe u meer zicht krijgt op de ervaren belasting van brusjes van patiënten met AN; •weet u hoe u ondersteuning kunt bieden aan brusjes van patiënten met AN, uitgaande van deze belasting; • kunt u als verpleegkundig specialist uw leiderschap inzetten om de kennis en betrokkenheid van uw directe collega’s met betrekking tot de ervaren belasting van brusjes van patiënten met anorexia nervosa te vergroten.
DOCUMENT
In dit artikel is het energieverbruik van adolescenten gedurende een schoolweek en een weekend in kaart gebracht. Hierbij is gebruik gemaakt van gecombineerde hartslag-versnellingsmeters. Doordat deelnemers gelijktijdig een beweegdagboek bij hebben gehouden kon ook de afzonderlijke bijdrage aan het totale energievebruik van lichamelijke opvoeding, actief transport naar school en sporten in de vrije tijd bepaald worden.
LINK
Doel. Vaststellen van de psychometrische eigenschappen van de Impact of Weight on Quality of Life-Kids (IWQOL-Kids), een meetinstrument om met lichaamsgewicht samenhangende kwaliteit van leven te meten bij adolescenten van 11 tot 19 jaar. Methode. De IWQOL-Kids werd door 104 adolescenten ingevuld en van hen werden de lengte en het gewicht gemeten. De Pediatric Quality of Life Inventory (PedsQL), een vragenlijst om algemene kwaliteit van leven te meten, werd afgenomen om de convergente validiteit te bepalen. De gevoeligheid voor verandering na een interventie werd vastgesteld. Resultaten. Op drie van de vier schalen was de interne consistentie goed (Cronbach's alpha .81 - .82) en voor één schaal redelijk (Cronbach's alpha .66). Het patroon van correlaties met schalen van de PedsQL ondersteunde de validiteit. De IWQOL-Kids was in staat te discrimineren tussen gewichtsklassen en bleek gevoelig voor verandering na een interventie. Conclusie. De IWQOL-Kids lijkt een valide meetinstrument voor het meten van met lichaamsgewicht samenhangende kwaliteit van leven van adolescenten.
DOCUMENT
Er wordt in Nederland zeer weinig gebruikgemaakt van Communicatie Ondersteunende Hulpmiddelen (COH) bij kinderen met Downsyndroom. Toch zouden COH een positief effect kunnen hebben op communicatie en ontwikkeling. In het hier gepresenteerde onderzoek is nagegaan welke overwegingen ouders, logopedisten, leerkrachten en adolescenten/volwassenen met Downsyndroom maken op het moment dat zij gericht in de gelegenheid worden gesteld om COH uit te proberen.
LINK
Dit rapport gaat over hoe formele en informele politieke participatie van adolescenten en jongvolwassenen (16-27 jaar) in Amsterdam Noord, Nieuw-West en Zuidoost zich verhouden tot participatieve ongelijkheid in de stad. We stellen ons in dit rapport de vraag welke rol lokale (zelf)organisaties, bewonersinitiatieven en jongerenplatforms kunnen spelen in het bestrijden van participatieve ongelijkheid. Om de vraag te kunnen beantwoorden in hoeverre praktijken van politieke participatie ook daadwerkelijk leiden tot meer invloed van jongeren op politieke besluitvorming maken we gebruik van het concept ‘linking sociaal kapitaal’. We hebben ons specifiek gericht op groepen jongeren tussen de zestien en zevenentwintig jaar voor wie de opkomstcijfers laag zijn. Welke ervaringen hebben zij met participatie en hoe verhouden hun ervaringen zich tot de ervaringen en verwachtingen van politici, bestuurders en beleidsmakers? Wie speelt een rol in het verbinden van jongeren aan overheidsinstellingen en hoe gaan deze sleutelfiguren te werk? Hoe verlopen ontmoetingen tussen jongeren en representanten van de overheid, en in hoeverre lukt het initiatieven die (in)formele participatie van jongeren willen versterken om hun invloed te vergroten? Dit onderzoek is tot stand gekomen met behulp van financiering door Het Kenniscentrum Ongelijkheid. Onderzoekers: Sietske Zweegman, Femke Kaulingfreks, Floris Vermeulen, Sharifah Redan, Zulia Rosalina, Elena Ponzoni, met medewerking van Charissa Leiwakabessy, Reyhan Bencan en Malisa Agyeiwaa
DOCUMENT
In dit hoofdstuk worden de belangrijkste verklaringsmodellen voor de individuele variaties in delictgedrag tijdens de overgang van adolescentie naar volwassenheid, besproken. Bron: Jonge criminelen die volwassen worden. Titel beschikbaar voor studenten en docenten van de Hogeschool Utrecht.
MULTIFILE
In this thesis we analyzed clinimetric measurement properties of physical fitness tests in wheelchair-using youth with SB. Furthermore, the amount of physical behavior in wheelchair-using youth with SB was quantified and associations with age, gender, VO2peak and Hoffer classification were evaluated. Finally, we described the factors associated with physical behavior in youth with SB and youth with physical disabilities, after which the evidence of interventions to improve physical behavior in youth with physical disabilities was analyzed. This last chapter presents the theoretical and clinical implications. At the end, methodological considerations and directions for further research will be discussed after which the overall conclusion is presented.
DOCUMENT
Sociaal en emotioneel leren is het proces waarin jonge mensen de vaardigheden verwerven die ze nodig hebben om deel te nemen en een positieve bijdrage te leveren aan de contexten waarin ze leven en leren (Zins & Elias, 2007). Dit leren wordt geassocieerd met hun toekomstige (psychosociale) gezondheid en succes in het onderwijs en op de arbeidsmarkt. Scholen over hele wereld implementeren Sociaal Emotionele Leer (SEL) programma’s voor adolescenten. Die programma’s richten zich op het versterken van de sociaal-emotionele vaardigheden van jongeren om hun psychosociale gezondheid en succes op school en op hun werk te bevorderen. De kennis over de evaluatie en implementatie van dergelijke programma’s van groepen leerlingen die verschillen in individuele en omgevingskenmerken is echter beperkt. Kenmerken zoals leervermogen en familieachtergrond bepalen de sociaal-emotionele vaardigheden die jonge mensen ontwikkelen. De onderzoeken in dit proefschrift hebben tot doel om bij te dragen aan kennis over de evaluatie en implementatie van SEL-programma’s voor leerlingen in het voortgezet onderwijs met diverse achtergrond kenmerken. De studies dragen in het bijzonder bij aan de kennis over het Nederlandse Skills4Life (S4L) programma. De onderzoeken richten zich op leerlingen in het voortgezet middelbaar beroepsonderwijs (VMBO) en specifiek op de leerlingen in de zogenaamde basis richting (vmbo-b) en het praktijkonderwijs (PrO). Leerlingen in deze laatste richtingen leren tegelijkertijd op school en tijdens stages in sectoren zoals horeca, detailhandel en techniek. Zij hebben aanvullende onderwijsbehoeften vanwege hun intellectuele- en taal- en rekencapaciteiten, emotieregulatie en gedrag. Veel van deze leerlingen groeien op in gezinnen met lage inkomens en/of met een migratieachtergrond en wonen in zogenoemde achterstandswijken. Als gevolg daarvan bevinden zij zich in gemarginaliseerde posities. Doel en bevindingen De onderzoeken in dit proefschrift hebben tot doel om bij te dragen aan inzicht in: 1. De effecten van universele SEL-programma’s op de individuele sociaal-emotionele vaardigheden en psychosociale gezondheidsresultaten van adolescenten; 2. De onderlinge relaties tussen sociaal-emotionele vaardigheden en tussen die vaardigheden en de psychosociale gezondheidsresultaten van leerlingen in vmbo-b en PrO; 3. De effecten van het Nederlandse S4L-programma op de sociaal-emotionele vaardigheden en psychosociale gezondheidsuitkomsten van leerlingen in gemarginaliseerde posities; 4. De perspectieven van vmbo-b en PrO leerlingen op de sociaal-emotionele vaardigheden die zij nodig hebben voor het onderhouden van positieve relaties met klasgenoten; 5. De perspectieven op SEL en het versterken van sociaal-emotionele vaardigheden op school van ouders van leerlingen in het PrO. Om bij te dragen aan de beoogde inzichten zijn zes studies uitgevoerd, een review- en meta-analysestudie, drie kwantitatieve en twee kwalitatieve studies. Daarbij is een sequentiële benadering gevolgd. De bevindingen van de review studie (hoofdstuk 2) en de evaluatiestudie van het oorspronkelijke S4L programma (hoofdstuk 3) hebben het ontwerp en de analyses bepaald van de andere twee kwantitatieve studies (hoofdstukken 4 en 5) gericht op leerlingen in het vmbo-b en PrO. De bevindingen van deze laatste studies waren aanleiding voor het ontwerp en de analyses van de twee kwalitatieve studies (hoofdstukken 5 en 6). In de meeste studies in dit proefschrift zijn de competenties uit het raamwerk van de Collaborative Academy for Social Emotional Learning (CASEL-raamwerk) als referentiekader gebruikt om soicaal-emotionele vaardigheden te identificeren. De vijf competenties in dit raamwerk zijn 1. Zelfbewustzijn (dat omvat vaardigheden zoals zelfwaardering en zelfeffectiviteit); 2. Sociaal bewustzijn (dat omvat vaardigheden zoals empathie en perspectief nemen); 3. Zelfmanagement (dat omvat vaardigheden zoals zelfregulering en het stellen van doelen); 4. Relatievaardigheden (dat omvat vaardigheden zoals samenwerken en het oplossen van sociale problemen); 5. Verantwoorde besluitvorming (dat omvat vaardigheden zoals het overwegen van de gevolgen van en het nemen van verantwoordelijkheid voor acties). Het CASEL-raamwerk wordt wereldwijd gebruikt in SEL-programma’s. Hoofdstuk 2 beschrijft de review en meta-analyse van veertig evaluatiestudies van tweeëndertig universele SEL-schoolprogramma’s voor adolescenten van 11-18 jaar. Deze programma’s hebben een significante positieve invloed op de individuele sociaal-emotionele vaardigheden en psychosociale gezondheidsuitkomsten van leerlingen. Het onderzoek laat zien dat de evaluatiestudies van SEL-programma’s effecten meten op een selectie van de individuele sociaal-emotionele vaardigheden die een programma beoogt te versterken. Sommige studies meten helemaal geen effecten op deze vaardigheden. Daarnaast rapporteerden de onderzoeken nauwelijks verschillen in effecten gerelateerd aan de achtergrond kenmerken van leerlingen. De gerandomiseerde studie met een controlegroep in hoofdstuk 3 betreft de evaluatie van het originele Nederlandse S4L-programma voor leerlingen (n = 1394) in verschillende vormen van het reguliere middelbare onderwijs, namelijk voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (vwo), hoger algemeen vormend onderwijs (havo) en voortgezet middelbaar beroepsonderwijs (vmbo). Het onderzoek laat gemengde resultaten zien. Er zijn significante positieve effecten gevonden op alcoholgebruik en pesten, en nadelige effecten op digitaal en seksueel pesten en roken. Vergeleken met leerlingen op het vwo en de havo verbeterden vmbo-leerlingen meer op het gebied van pesten en suïcidale gedachten. Dit onderzoek maakte geen onderscheid tussen leerlingen met verschillende familieachtergronden en leerwegen in het vmbo, zoals de theoretische-, kader- en basis- leerwegen. Praktijkschool leerlingen vielen veelal uit in deze studie. De pre-test gegevens van vmbo-b en PrO leerlingen zijn gebruikt in de cross-sectionele studie in hoofdstuk 4. Deze studie identificeerde significante (middelgrote tot grote) correlaties tussen de verschillende sociaal-emotionele vaardigheden. Daarnaast werden kleinere maar significante correlaties gevonden tussen deze vaardigheden en psychosociale gezondheidsuitkomsten, te weten emotionele- en gedragsproblemen en pro-sociaal gedrag. Analyses lieten zien dat de vaardigheid zelfmanagement een mediërende rol vervult in de relatie tussen de vaardigheid zelfbewustzijn en emotionele- en gedragsproblemen. De vaardigheid sociaal bewustzijn is geïdentificeerd als een mediator tussen pro-sociaal gedrag en de vaardigheden zelfbewustzijn, relatievaardigheden en verantwoordelijke besluitvorming. Zelfmanagement en sociaal bewustzijn lijken belangrijke vaardigheden om te versterken om de psychosociale gezondheid van leerlingen in vmbo-b en PrO te bevorderen. Hoofdstuk 5 rapporteert over de bevindingen van een quasi-experimentele studie (n = 739) van het aangepaste S4L-programma. Dit programma is aangepast aan de leercapaciteiten en de taalvaardigheid van leerlingen in vmbo-b en PrO. Omdat deze leerlingen gelijktijdig op school en tijdens stages in de praktijk leren, is aan dit S4L- programma een module voor sociaal-emotionele vaardigheden die relevant zijn voor de werkpraktijk toegevoegd. In deze studie laten multiple regressieanalyses geen effecten zien op de totale leerlingenpopulatie. In een subgroep leerlingen met een migratieachtergrond die tegelijkertijd het S4L-programma en stage volgden, zijn in het onderzoek significante negatieve effecten op twee sociaal-emotionele vaardigheden gevonden, te weten op sociaal bewustzijn en relatievaardigheden. Op basis van deze bevindingen is verondersteld dat de familieachtergrond en de stagecontext relevant zijn om rekening mee te houden bij het versterken van sociaal-emotionele vaardigheden van deze adolescenten. Om de verschillen in effecten van het aangepaste S4L programma te begrijpen en inzicht te krijgen in de sociaal-emotionele vaardigheden die noodzakelijk zijn om te versterken voor leerlingen in vmbo-b en PrO zijn twee kwalitatieve studies uitgevoerd. Die studies richtten zich op de perspectieven op SEL, belangrijke sociaal-emotionele vaardigheden en het versterken daarvan op school van leerlingen zelf en ouders. Hoofdstuk 6 schetst de perspectieven van 22 leerlingen op hun sociaal-emotionele vaardigheden en behoeften om die te versterken. De meeste van hen hadden een migratieachtergrond en volgenden PrO. In kleine focusgroep interviews vertelden deze leerlingen te ervaren over voldoende sociaal-emotionele vaardigheden te beschikken om hun dagelijkse schoolleven in goede banen te leiden. Ze gaven echter aan een gebrek aan steun van leraren en klasgenoten te ervaren bij het gebruik van die vaardigheden in specifieke situaties op school. Leerlingen ervaarden dat oplossingen voor zulke problemen buiten hun macht lagen. Zij associeerden die problemen met zelfmanagement, sociaal bewustzijn en relatievaardigheden. Zij gebruikten hun eigen taal en interpretaties voor deze vaardigheden. Hoofdstuk 7 beschrijft de perspectieven van ouders op SEL en de sociaal-emotionele vaardigheden die zij cruciaal achtten voor adolescenten om te verwerven. Voor deze studie zijn 32 ouders met kinderen in het PrO geïnterviewd. Bijna de helft van de ouders had een migratieachtergrond, de anderen waren Nederlands. Zij verschilden in opleidingsniveau. De ouders erkenden dat de vaardigheden die in SEL-programma’s worden aangeleerd, relevant zijn om te leren voor hun kinderen. Het taalgebruik en de interpretatie van de vaardigheden die ouders gebruikten verschillen van de vaardigheden die S4L- en andere SEL-programma’s beogen te versterken. Uit het taalgebruik, de interpretaties en de onderliggende waarden, doelen en overtuigingen over de opvoeding en ontwikkeling kwam een conceptueel model van vier onderling verbonden sociaal-emotionele vaardigheden naar voren die ouders van belang achtten om te leren voor adolescenten. Die vaardigheden zijn: respectvol gedrag, samenwerkingsvaardigheden, zelfkennis en zelfredzaamheid. Hoewel zij zichzelf in de eerste plaats verantwoordelijk achtten voor het aanleren van sociaal-emotionele vaardigheden, waren de meeste ouders van mening dat scholen een taak hebben om met name die vaardigheden te versterken die thuis moeilijk aan te leren zijn. Dat waren in hun ogen samenwerkingsvaardigheden, die van belang zijn voor het toekomstige werk van hun kinderen. Ze benadrukten ook de noodzaak van samenwerking tussen ouders en scholen op het gebied van SEL. Hoofdstuk 8 bespreekt de belangrijkste bevindingen van de studies in dit proefschrift en de bijdragen aan de kennis over de evaluatie en implementatie van SEL-programma’s. Deze bevindingen duiden erop dat er behoefte is aan evaluatiestudies van zulke programma’s die uitkomsten op verschillende sociaal-emotionele vaardigheden en psychosociale gezondheid meten. Daarnaast is het van belang om de effecten op die uitkomstmaten te onderscheiden van leerlingen met verschillende achtergrondkenmerken, zoals hun familieachtergrond en onderwijsvorm, maar ook hun sekse en leeftijd. Het meten van effecten op sociaal-emotionele vaardigheids- en psychosociale gezondheidsuitkomsten vereist passende kwantitatieve en kwalitatieve benaderingen. Van belang is om daarbij instrumenten te gebruiken die meerdere perspectieven op die vaardigheden in kaart te brengen, zoals die van leerlingen zelf, hun ouders en docenten. Zulke meervoudige perspectieven zijn nodig om inzicht te krijgen in de vaardigheden die leerlingen met verschillende achtergronden hebben en nodig hebben. Dat vereist mogelijk ook aanpassingen van het taalgebruik van (bestaande) instrumenten. Bovendien wordt aangenomen dat kenmerken die van invloed zijn op de ontwikkeling van vaardigheden, zoals sekse en familieachtergrond, ook onderling interacteren. Om de effecten van SEL-programma’s op sociaal-emotionele vaardigheden van diverse leerlingen te begrijpen en te versterken is het analyseren van dergelijke interacties noodzakelijk. Het evalueren van deze effecten bij leerlingen met verschillende achtergrondkenmerken is ook van belang voor de implementatie van SEL-programma’s en het afstemmen daarvan op de behoeften van specifieke groepen, zoals leerlingen in vmbo-b en PrO. De bevindingen van de studies in dit proefschrift laten zien dat de vaardigheden die adolescente leerlingen thuis nodig hebben en de vaardigheden die in S4L en andere SEL-programma worden aangeleerd kunnen verschillen. De studies dragen bij aan empirisch bewijs voor de noodzaak om vmbo-b en PrO leerlingen en hun ouders te betrekken bij de implementatie van het S4L-programma. Dat is van belang om inzicht te krijgen in hun taalgebruik en interpretaties van sociaal-emotionele vaardigheden en tot overeenstemming te komen over de vaardigheden die relevant zijn om op school te versterken. Omdat de vaardigheden die leerlingen thuis, op school en op de werkplek nodig hebben kunnen variëren, is het contextualiseren van de vaardigheden waarop S4L en andere SEL-programma’s zich richten van cruciaal belang om hen en hun ouders te betrekken. Aanbevelingen voor de praktijk Het betrekken van ouders en leerlingen met verschillende achtergrondkenmerken vereist een zo genoemde transformatieve, en op krachten gebaseerde, benadering van SEL. Zo’n benadering is gevoelig voor het gezamenlijk verkennen, afstemmen op en ondersteunen van de vaardigheden die leerlingen hebben en nodig hebben in de contexten waarin zij leven en leren, thuis, op school en op de werkplek. De noodzaak om schoolprogramma’s die sociaal-emotionele vaardigheden aanleren te transformeren, is gebaseerd op de idealen van sociale rechtvaardigheid. Die transformatie is nodig om gelijke kansen te bieden aan leerlingen in gemarginaliseerde posities om de vaardigheden te verwerven die zij nodig hebben. De bevindingen uit de studies in dit proefschrift laten zien dat bepaalde sociaal emotionele vaardigheden de relatie tussen andere vaardigheden en de psychosociale gezondheidsuitkomsten van leerlingen mediëren. Daarom is het mogelijk niet noodzakelijk om SEL-programma’s voor adolescenten te richten op vaardigheden in alle competenties van CASEL’s raamwerk, om hun psychosociale gezondheid en/of succes op school en op de arbeidsmarkt te bevorderen. Daarom wordt een modulaire benadering van het S4L-programma aanbevolen. In zo’n benadering bestaat S4L uit vijf modules die zich focussen op vaardigheden in één van de competenties in CASEL’s raamwerk. Dat biedt mogelijkheden voor het flexibel aanpassen aan behoeften aan vaardigheden van leerlingen die kunnen variëren afhankelijk van hun achtergrondkenmerken. Een dergelijke aanpak ondersteunt ook de mogelijkheid om bij de implementatie van S4L aan te sluiten bij die vaardigheden die volgens leerlingen, ouders en leraren als eerste van belang zijn om aan te leren. Het toepassen van een transformatieve benadering om leerlingen en ouders met verschillende achtergronden te betrekken, vereist training van docenten en materialen om hen te ondersteunen bij de implementatie van S4L. Docenten in het voortgezet onderwijs worden tijdens hun opleiding nauwelijks voorbereid op het betrekken van diverse leerlingen en hun ouders bij SEL. Daarom is ook aanvullende training nodig gericht op interculturele communicatie en het samenwerken met ouders. Aanbevelingen voor onderzoek Toekomstig onderzoek naar transformatieve en modulaire benaderingen voor SEL-programma’s is van belang om bij te dragen aan kennis over deze benaderingen en voor het informeren van training en ondersteuning van docenten bij de implementatie daarvan. Daarnaast is meer onderzoek nodig met betrekking tot de wijze waarop adolescente leerlingen en hun ouders met verschillende achtergrondkenmerken succesvol kunnen worden betrokken bij de implementatie van programma’s afgestemd op hun behoeften. Onderzoek naar de toepasbaarheid van het ouderlijke model van sociaal-emotionele vaardigheden dat in dit proefschrift is gepresenteerd is noodzakelijk. Het testen van het model met verschillende groepen ouders en mogelijk ook adolescente leerlingen is van belang om het model te verfijnen. Het verkennen van hun taalgebruik voor en interpretaties van sociaal-emotionele vaardigheden vragen daarbij specifieke aandacht. We adviseren toekomstige evaluatiestudies van SEL- programma om zich te richten op het meten van effecten op verschillende sociaal-emotionele vaardigheden van diverse subgroepen leerlingen. Dergelijke studies moeten ook aandacht besteden aan de effecten van interacties tussen verschillende achtergrondkenmerken op sociaal-emotionele vaardigheids- en psychosociale gezondheidsuitkomsten.
DOCUMENT
In 2012 is door de 3RO een methodiek in gebruik genomen voor het werken met jongvolwassen cliënten. In deze methodische handreiking voor de jeugd- en volwassenreclassering staan theorieën, methoden en werkwijzen beschreven voor adolescenten en jongvolwassenen. In 2024 constateerden de 3RO dat deze methodiek geactualiseerd diende te worden. In datzelfde jaar is een geheel vernieuwde editie van het boek Werken In Gedwongen Kader (WIGK) verschenen. De 3RO gebruiken dit boek als de leidende methode voor het reclasseringswerk. De theorieën, methoden en werkwijzen die in dit boek staan beschreven, gelden ook voor jongvolwassen cliënten bij de reclassering. Doel van het JOVO-project (15 april 2024 t/m 15 mei 2025) was te onderzoeken welke specifieke aanvullingen op het boek WIGK nodig zijn voor jongvolwassenen en deze vervolgens samen te brengen in een praktische handreiking. Er is een literatuurstudie uitgevoerd, er zijn interviews gehouden en een focusgroep, waaraan 3RO-beleidsadviseurs, uitvoerende reclasseringswerkers, externe experts en ervaringsdeskundigen hebben deelgenomen. Dit resulteerde in een breed scala aan werkwijzen en actuele thema’s die als essentieel werden beschouwd voor de begeleiding van jongvolwassen cliënten binnen de volwassen reclasseringspraktijk (18-23 jaar). Uiteindelijk zijn 9 thema’s als prioriteit vastgesteld.
DOCUMENT