In de kolommen van dit blad konden we onlangs optekenen dat gebiedsontwikkeling inmiddels aan versie 3.0 toe is. Projectmanagement,dat als vak al veel langer bestaat, maar na voorbereidende opleidingen als Bouwkunde nog geen herkenbare structuur heeft, kan daarbij niet achterblijven. Tenminste, als we een recente publicatie van de Hogeschool Utrecht en Pro6Managers mogen geloven die onder die titel is verschenen. Maar is er inderdaad sprake van een vak dat zich onder druk van de nieuwe realiteit opnieuw moet uitvinden? Of is er veeleer sprake van een evolutie? En wat is de rol van het onderwijs in dit verband? Allemaal vragen die tijdens een rondetafelgesprek op diezelfde Hogeschool aan de orde kwamen. Een verslag in drie blokken.
Objectives: The aim of this study was to assess the predictive value of PMA measurement for mortality. Background: Current surgical risk stratification have limited predictive value in the transcatheter aortic valve implantation (TAVI) population. In TAVI workup, a CT scan is routinely performed but body composition is not analyzed. Psoas muscle area (PMA) reflects a patient's global muscle mass and accordingly PMA might serve as a quantifiable frailty measure. Methods: Multi-slice computed tomography scans (between 2010 and 2016) of 583 consecutive TAVI patients were reviewed. Patients were divided into equal sex-specific tertiles (low, mid, and high) according to an indexed PMA. Hazard ratios (HR) and their confidence intervals (CI) were determined for cardiac and all-cause mortality after TAVI. Results: Low iPMA was associated with cardiac and all-cause mortality in females. One-year adjusted cardiac mortality HR in females for mid-iPMA and high-iPMA were 0.14 [95%CI, 0.05–0.45] and 0.40 [95%CI, 0.15–0.97], respectively. Similar effects were observed for 30-day and 2-years cardiac and all-cause mortality. In females, adding iPMA to surgical risk scores improved the predictive value for 1-year mortality. C-statistics changed from 0.63 [CI = 0.54–0.73] to 0.67 [CI: 0.58–0.75] for EuroSCORE II and from 0.67 [CI: 0.59–0.77] to 0.72 [CI: 0.63–0.80] for STS-PROM. Conclusions: Particularly in females, low iPMA is independently associated with an higher all-cause and cardiac mortality. Prospective studies should confirm whether PMA or other body composition parameters should be extracted automatically from CT-scans to include in clinical decision making and outcome prediction for TAVI.
Although essential for providing optimal adolescent patient support, knowledge of the impact of Marfan syndrome in adolescence is limited. To explore adolescents’ perceived impact of Marfan syndrome on (physical) functioning (activities, participation), disability (limitations, restrictions), contextual factors and support needs, we interviewed 19 adolescents with Marfan syndrome. Audio-recordings were transcribed, coded and analysed using thematic analysis. Identified themes were “difficulties in keeping up with peers” and “being and feeling different from peers”. Furthermore, an adolescent Marfan syndrome-specific International Classification of Functioning, Disability and Health for Children and Youth (ICF-CY) model derived from the data describing the adolescent perceived impact of Marfan syndrome on functioning, disability and its contextual factors. Adolescents perceived problems in keeping up with peers in school, sports, leisure and friendships/relationships, and they could not meet work requirements. Moreover, participants perceived to differ from peers due to their appearance and disability. Contextual factors: coping with Marfan syndrome, self-esteem/image, knowledge about Marfan syndrome, support from family/friends/teachers, ability to express needs and peer-group acceptation acted individually as barrier or facilitator for identified themes.
MULTIFILE
Criminelen maken voor georganiseerde criminaliteit gebruik van legale bedrijven en diensten. Door deze vermenging van illegale en legale economieën vervagen normen en neemt het gevoel van veiligheid en leefbaarheid in de samenleving af. Dit effect wordt ondermijning genoemd. Kenmerkend voor deze illegale activiteiten is dat deze ‘winstgedreven’ zijn. Geldstromen vormen de aorta van de georganiseerde criminaliteit. De hogescholen Avans en Saxion werken samen aan het weerbaar maken van de samenleving tegen de ondermijnende effecten van deze criminele geldstromen. We zien het als onze missie om op deze manier een essentiële bijdrage te leveren aan de aanpak van ondermijnende criminaliteit. Hoewel de aanpak van criminele geldstromen hoog op de agenda staat van belangrijke publieke en private stakeholders, is praktijkgericht onderzoek op dit terrein nog onvoldoende krachtig gebundeld. Het doel van de SPRONG-groep Ondermijning – Criminele Geldstromen (SPOC) is om een landelijk opererend Kennis- en expertisecentrum Criminele Geldstromen op te richten. Onze multidisciplinaire teams werken al lange tijd samen om het onderzoek naar criminele geldstromen en ondermijning een impuls te geven. Dit doen we met onze consortiumpartners in landelijke en regionale netwerken. In de komende vier jaar ligt het accent op infrastructuurontwikkeling. We beginnen deze samenwerking met onze landelijke consortiumpartners, maar geleidelijk zal de focus verschuiven naar de verschillende regio’s. Verder bestaat het activiteitenplan van dit consortium onder meer uit het vaststellen van een roadmap, het aanscherpen van de vraagarticulatie en het verder uitbouwen en bestendigen van onze netwerkinteracties. Daarnaast besteden we veel aandacht aan (interne en externe) talentontwikkeling en dragen we zorg voor disseminatie en nieuwe interacties tussen onderzoek en onderwijs. Binnen dit project willen de samenwerkende lectoren de kans benutten om nieuwe topspecialisten (programmamanager, community managers, alliantiemakelaars, datastewards) aan te trekken voor het maken van nieuwe infrastructuren.