Derde jaars deeltijdstudenten Technische Bedrijfskunde krijgen in het project 11/12 een vak Internationale cultuurverschillen. Daarbij leren ze de theorie en het model van prof. Hofstede kennen om cultuurverschillen tussen landen te benoemen en te analyseren. Vervolgens leren ze dat toe te passen bij een internationaal opererend bedrijf, in dit geval het bedrijf Marel dat machines maakt voor voedselverwerking. Ze moeten uiteindelijk adviezen geven aan het bedrijf hoe ze de cultuurverschillen het beste kunnen overbruggen of alert te zijn op mogelijke problemen en misverstanden.
LINK
Het bewegingsonderwijs op scholen draagt nadrukkelijk bij aan de sport- en beweegcultuur in Nederland. In dit artikel wordt de staat van het bewegingsonderwijs in Nederland opgemaakt. Soms wordt dit type onderwijs ook genoemd gymnastiek of Lichamelijke Opvoeding. Bewegingsonderwijs staat op het lesrooster in het primair onderwijs, het voortgezet onderwijs (algemeen vormend en beroepsonderwijs) en soms op het middelbaar beroepsonderwijs. We nemen ook mee hoe NOC*NSF en de politiek staan tegenover het bewegingsonderwijs. Daartoe spraken we met Erik Lenselink, manager sportontwikkeling NOC*NSF en lid van de BVVS. We ronden dit artikel af met enkele opmerkingen over he belang van bewegingsonderwijs.
‘Je voelt de wind, je ruikt de geur van Bonaire: je bent terug!’ vertelt een leerling terwijl hij wijst naar een afbeelding van de luchthaven Flamingo. Deze uitspraak werd gedaan tijdens ons onderzoek naar een betekenisvol geschiedeniscurriculum met burgerschapsdoelen in het voortgezet onderwijs op Bonaire. Een jaar later, in 2024, keerden we naar het eiland terug en deden er onderzoek naar Bonairiaans burgerschapsonderwijs dat daar op vier basisscholen wordt ontwikkeld.
Mensen die moeite hebben met lezen en schrijven (laaggeletterden) zijn ondervertegenwoordigd in onderzoek, waardoor een belangrijke onderzoekspopulatie ontbreekt. Dit is een probleem, omdat zorgbeleid dan onvoldoende op hun behoeften wordt aangepast. Laaggeletterden hebben vaak een lage sociaal economische positie (SEP). Mensen met een lage SEP leven gemiddeld 4 jaar korter en 15 jaar in minder goed ervaren gezondheid vergeleken met mensen met een hoge SEP. Om laaggeletterden te betrekken in onderzoek, is het o.a. nodig om onderzoek toegankelijker te maken. Dit project draagt hieraan bij door de ontwikkeling van een toolbox voor toegankelijke (proefpersonen)informatie (pif) en toestemmingsverklaringen. We ontwikkelen in co-creatie met de doelgroep toegankelijke audiovisuele materialen die breed ingezet kunnen worden door (gezondheids)onderzoekers van (zorggerelateerde) instanties/bedrijven én kennisinstellingen voor de werving voor en informatieverstrekking over onderzoek. In de multidisciplinaire samenwerking met onze partners YURR.studio, Pharos, Stichting ABC, Stichting Crowdience, de HAN-Sterkplaats en de Academische Werkplaats Sterker op eigen benen (AW-SOEB) van Radboudumc stellen we de behoeften van de doelgroep centraal. Middels creatieve sessies en gebruikerservaringen wordt in een iteratief ontwerpende onderzoeksaanpak toegewerkt naar diverse ontwerpen van informatiebrieven en toestemmingsverklaringen, waarbij de visuele communicatie dragend is. Het ontwikkelproces biedt kennisontwikkeling en hands-on praktijkvoorbeelden voor designers en grafisch vormgevers in het toegankelijk maken van informatie. Als laaggeletterden beter bereikt worden d.m.v. de pif-toolbox, kunnen de inzichten van deze groep worden meegenomen. Dit zorgt voor een minder scheef beeld in onderzoek, waardoor (gezondheids)beleid zich beter kan richten op kwetsbare doelgroepen. Hiermee wordt een bijdrage geleverd aan het verkleinen van gezondheidsverschillen.
Uit cijfers van het CBS zien we dat de vraag naar biologische producten achterblijft. De meerprijs die consumenten moeten neerleggen voor biologische productalternatieven blijkt een belangrijke belemmering te zijn voor de overstap naar biologisch. Hoe kunnen we deze gepercipieerde prijsbarrière bij de consument overkomen?
In het project wordt een nieuw door de HvA ontwikkelde methodiek (Open Collaborative Business Modelling methodiek, verder: ‘OCBM-methodiek’), toegepast om waardeproposities voor circulaire en biobased verpakkingen te ontwikkelen, samen met partijen uit de waardeketen. De inzet van biobased materialen is essentieel voor het terugdringen van het gebruik van fossiele plastics en – uiteindelijk – voor het bereiken van een volledig circulaire economie. De specifieke waardeketen waar het project zich op richt is die van verpakkingen op basis van Olifantsgras / Miscanthus. Projectpartner Vibers is een bedrijf dat dit gewas als grondstof gebruikt voor het produceren van o.a. verpakkingsmaterialen. Tijdens het project zal een viertal OCBM-sessies worden georganiseerd waarin Vibers in nauwe samenwerking met een wisselende groep ketenpartners en andere stakeholders een nieuwe waardepropositie formuleert. Projectpartner Kennisinstituut Duurzaam Verpakken (verder: KIDV) bewaakt in de OCBM-sessies de duurzaamheid van de ontwikkelde propositie en speelt een rol bij evaluatie van de OCBM-methodiek voor de verpakkingsindustrie. Het project levert daarmee twee belangrijke resultaten op: 1. Een met behulp van de OCBM-methodiek ontwikkelde waardepropositie voor een circulair business model waarin een biobased verpakking centraal staat; 2. Aanbevelingen voor het verfijnen van de OCBM-methodiek: specifieke aandachtspunten voor het ontwikkelen van innovatieve, circulaire business modellen met behulp van deze methodiek.