Het gebruik van historische begrippen door de geschiedenis (van ideeën) heen kan problemen opleveren als je kijkt naar het begrip zelf. Het begrip verandert met de tijd en is niet meer onderling inwisselbaar met hetzelfde begrip in een andere periode. Maar hoe is dan een geschiedschrijving (van ideeën) mogelijk als de begrippen die gebruikt worden niet hetzelfde zijn? Kuukkanen verdedigt de stelling dat een begrip bestaat uit een onveranderlijke kern en een veranderende, context en tijdsafhankelijke „schil‟. Hierdoor is praten over het veranderen van begrippen „conceptual change‟ mogelijk. Mocht echter de kern van het begrip veranderen dan gaat het niet meer om „change‟ maar om „replacement‟
Lerarenopleidingen kunnen studenten beter voorbereiden op het terugdringen van kansenongelijkheid door de ontwikkeling van contextbewuste professionaliteit al in de opleidingen centraal te stellen. Deze professionaliteit formuleren de auteurs als het “continu bewegen tussen individueel situationeel handelen in een specifieke context en collectieve duiding en onderzoeksmatige verbetering op basis van een collectief geformuleerde pedagogische opdracht”. In hun betoog beschrijven de auteurs, geïllustreerd met anekdotes uit de praktijk, hoe ze bij Hogeschool Inholland een onderzoekend curriculum vormgeven dat opleidt tot contextbewuste leraren met onderzoekend vermogen. Lerarenopleidingen kunnen studenten beter voorbereiden op het terugdringen van kansenongelijkheid. Dit doen de opleidingen door de ontwikkeling van contextbewuste professionaliteit al in de opleidingen centraal te stellen. Deze professionaliteit van de leraar werpt een nieuw licht op het te ontwikkelen onderzoekend vermogen van aankomende leraren. Voor deze studenten is het zaak dat zij leren waarnemen en ervaren voor de klas in uiteenlopende schoolcontexten. Bovendien is het belangrijk dat zij leren de ervaringen met het collectief van studenten of het schoolteam te duiden met behulp van literatuur. In hun betoog beschrijven de auteurs, geïllustreerd met anekdotes uit de praktijk, hoe ze bij Hogeschool Inholland een onderzoekend curriculum vormgeven dat opleidt tot contextbewuste leraren met onderzoekend vermogen.
In dit artikel wordt uiteengezet wat voor de schrijver de pijlers zijn waar zij haar onderwijsactiviteiten op baseert: "Dagelijks liggen er binnen het onderwijs interessante leermomenten voor het oprapen. Het is daarvoor wel nodig dat je visie ontwikkeld op wat je als docent doet en waarom." In de nieuwsbrief van DHO wordt de essentie van haar betoog verwoord.
Dit onderzoek betreft creativiteit in de context van 21e-eeuwse vaardigheden. Doel is toetsing en beoordeling van creativiteit te verbeteren door ontwikkelen van instrument om creativiteit te meten bij studenten. Uiteindelijk kan de inzet van dit instrument leiden tot het vergroten van onze kennis over creativiteit. -MOTIEF: Het belang van creativiteitsontwikkeling onafhankelijk van de leeftijdsgroep behoeft geen betoog meer. Er ontbreekt echter kennis over creatief vermogen specifiek van adolescenten en tools om de ontwikkeling van het creatief vermogen in kaart te brengen en te stimuleren. -RESULTATEN: 1) een multi-level netwerk, 2)een praktisch instrument voor het in kaart brengen van creatief vermogen van studenten, 3)een verslag van het onderzoek en 4)inrichting van een grootschalig vervolgonderzoek. Zie bladzijde 4. -INHOUD: Door-ontwikkelen van een self-assessment instrument voor het in kaart brengen van creatief vermogen van studenten mbo en hbo (ongeveer 16- 23 jaar). De praktijk van mbo/hbo heeft grote behoefte aan een dergelijk instrument. Wij willen het instrument voor het meten van creativiteit van Lucas et al (2013) conceptueel door-ontwikkelen naar een passend self-assessment instrument voor de adolescent. Hierbij sluiten we aan bij ontwikkelingen en kennis opgedaan door TNO de afgelopen jaren over meten van creativiteit. -RELEVANTIE: Dit onderzoek ontwikkelt een instrument waarmee de student eigen creativiteitsontwikkeling inzichtelijk kan maken en hierdoor de ontwikkeling van dit vermogen gericht (al dan niet op specifieke deelgebieden zoals bijvoorbeeld nieuwsgierigheid en vindingrijkheid) aan kan sturen. -PARTNERS: In dit project wordt samenwerking met de praktijk tot stand gebracht tussen het WindesheimTeachers College (hbo), ArtEZ hogeschool voor de kunsten (hbo), No school (mbo: Ciba/ Sintlucas) en de UVA (universiteit). Het instrument wordt eerst in rondes bijgesteld in samenspraak met de praktijk in een creative lab bestaande uit studenten en docenten Windesheim Teachers College en No school. In de laatste creative lab schuiven experts op het gebied van creativiteit aan.