Van Hall Larenstein start begin 2018 met een nieuwe minor genaamd 'Food forensics & toxicology', als onderdeel van de opleiding Biotechnologie, waar studenten geleerd wordt wat voedselfraude inhoudt en op welke wijze het kan worden opgespoord. Interview met Marije Strikwold, associate-lector 'Veiligheid in de voedselketen' bij Van Hall Larenstein in Leeuwarden.
LINK
Technologie staat niet centraal in het werk van agogen. Maar technologie biedt ons wel een kader om structurele vraagstukken inzake sociale kwaliteit van de samenleving en de professionele situering door hulpverleners aan de orde te stellen. Het brandpunt moet verschuiven naar het sociale kwaliteit van alle burgers - ook als het gaat om deelname aan ICT en internettechnologie. We zullen er bovendien naar moeten streven die burgers te engageren als co-producenten. Dat betekent een aanzienlijke vergroting van de bandbreedte waarin de sociale sector werkt en heeft dus budgettaire consequenties. Extra investeringen in de sociale infrastructuur van Nederland zouden dan ook het logische gevolg moeten zijn van de politieke keuzes. In de geest van de informatiesamenleving kan voor die bredere opvatting van sociaal agogisch handelen gebruik gemaakt worden van de term breedband-hulpverlening.
Wetenschappers gebruiken bioorthogonale klikreacties tussen trans-cyclooctenen (TCOs) en tetrazines (Tz) om geheel nieuwe geneesmiddelen te ontwikkelen waarmee heel gericht cruciale biologische doelmoleculen kunnen worden geraakt, zodat ziektes op een veel selectievere manier kunnen worden behandeld. Recentelijk heeft de Radboud Universiteit een nieuw TCO-derivaat ontwikkeld en geoctrooieerd dat beschikt over twee orthogonale handvatten, goede stabiliteit, een snelle klik-kinetiek en een biocompatibele “click-to-release” functionaliteit. Bovendien kan deze TCO in een efficiënte synthese met hoge zuiverheid geproduceerd worden in tegenstelling tot vergelijkbare gepubliceerde stoffen. Binnen dit KIEM project zullen ‘ready-to-use’ TCO-producten ontwikkeld worden, gebaseerd op dit nieuwe TCO-derivaat. Dit is belangrijk om de drempel te verlagen voor onderzoekers om deze nieuwe technologie te benutten in hun toepassingen en versnelt daarmee de ontwikkeling van “slimme” geneesmiddelen of materialen. De werkzaamheden in dit project zullen bestaan uit literatuuronderzoek, synthetisch ontwerp van TCO-derivaten, chemische synthese, onderzoek naar de eigenschappen van de stoffen en contact leggen met potentiele gebruikers. De beoogde projectresultaten zijn chemische methoden om geactiveerde TCOs te synthetiseren, 5–10 geactiveerde eindproducten, inzicht in de chemie van TCOs, inzicht in de kinetiek en stabiliteit van de nieuwe TCOs en nieuwe samenwerkingen. In dit project wordt samengewerkt tussen de Radboud Universiteit en het biotechnologiebedrijf Synvenio. Binnen de synthetisch organische chemie afdeling van de Radboud Universiteit is de eerdergenoemde nieuwe TCO ontwikkeld. Synvenio is een jong biotechnologiebedrijf dat bioactieve stoffen beschikbaar maakt voor biochemisch- en biomedische onderzoekers. Het team bestaat uit chemici met veel affiniteit met biochemie, waaronder een van de uitvinders van de nieuwe TCO.
Vanille, afkomstig van de orchidee Vanilla planifolia, is een waardevolle grondstof, voornamelijk gebruikt in de voedings-, parfum- en cosmetica-industrie. De kenmerkende geur komt vooral van vanilline, een stof die eenvoudig synthetisch te produceren is. Daardoor is meer dan 99,9% van de vanillearoma’s op de markt van kunstmatige oorsprong. Natuurlijk vanille-extract heeft echter een rijker en complexer aroma, maar is duur en beperkt in hoeveelheid. De hoge prijs komt onder meer door de arbeidsintensieve teelt: buiten Midden-Amerika komen de endemische bijen die voor bestuiving zorgen niet voor, waardoor bloemen handmatig bestoven moeten worden. Dit is lastig, omdat de bloem slechts één dag bloeit. Hoewel er zelfbestuivende verwante soorten bestaan, maken deze geen vanilline aan. Recent is via gerichte veredeling door consortiumpartners een nieuwe hybride ontwikkeld die zichzelf kan bestuiven én vanilline produceert. Het aroma van deze hybride is echter nog zwak en mist de gewenste complexiteit. Verdere traditionele veredeling is lastig, omdat vanilleplanten pas na jaren bloeien en veel ruimte vereisen. Daarom wordt in dit project een innovatieve benadering geïnitieerd, waarbij moleculaire technieken en chemische analyses worden gecombineerd. Doel is om de biosynthetische routes van vanillineproductie in de hybride in kaart te brengen, door het analyseren van intermediairen en nevenproducten. Deze worden vergeleken met drie andere soorten: V. planifolia, V. pompona en V. tahitensis. Dit is belangrijk omdat de soort een splitsende genetische achtergrond heeft: alle individuen hebben een verschillende genetische achtergrond. Deze genetische variatie in de hybride biedt zowel uitdagingen als kansen voor verdere verbetering. Via technieken zoals qPCR, nanopore sequencing en massaspectrometrie worden de expressieniveaus van relevante genen in verschillende individuen onderzocht. Deze combinatie van biotechnologie en chemie maakt het mogelijk om gerichter en sneller te werken aan verbetering van vanilleteelt, en draagt zo bij aan de lokale productie van deze waardevolle natuurlijke grondstof.
Nederland wil in 2050 volledig circulair zijn. Hiervoor zijn meer initiatieven nodig voor het sluiten van kringlopen, het produceren van gerecyclede grondstoffen en het zo hoog mogelijk en meervoudig verwaarden van biomassa. De glastuinbouw sector produceert jaarlijks 300.000 ton aan plantaardige reststromen welke tegen kosten moeten worden afgevoerd. Deze reststroom bevat naast vezels ook veel sap maar naar deze natte reststroom is nog weinig onderzoek gedaan. Een aantal bedrijven vanuit de glastuinbouw sector willen samen met de HAN en Hogeschool Inholland gezamenlijk onderzoek verrichten specifiek naar de verwaarding van deze plantensappen om te komen tot een proof of concept voor het maken van eindproducten in te zetten in eigen teelt (circulaire tuinbouw). Routes voor verwerking van dit plantenstengelsap waarnaar onderzoek zal worden gedaan zijn fermentatie met micro-organismen voor de productie van biologische reinigingsmiddelen, natuurlijke gewasbeschermingsmiddelen en plant voedingssupplementen. Tomaten en chrysanten zijn daarbij gekozen als model voor sappige stengels. Samen met de betrokken tuinders zal met de resultaten uit het onderzoek naar de toekomst gekeken worden om ze toe te passen in de kas. Dit opent vervolgens nieuwe innovatieve oplossingen voor de tuinders die bijdragen aan de toekomstbestendigheid van de Nederlandse glastuinbouw en tevens tegemoet komt aan de eis om meer biologische gewasbescherming toe te passen in 2030. Het consortium bestaat uit verschillende partijen in de keten waaronder de leveranciers van planten reststromen en tevens eindgebruikers (tuinders), hogescholen, experts, consultants, bedrijven die eindproducten testen en partijen voor bewerking en analyse. De samenwerking in dit project geeft de mogelijkheid aan de hogescholen om up-to-date te blijven met de nieuwste ontwikkelingen zowel voor het onderzoek alsook het onderwijs. Via het project kunnen studenten praktijkervaring op doen met een multidisciplinaire benadering (microbiologie, biotechnologie, bio-informatica, plantenteelt, organische chemie en bedrijfskunde) in samenwerking met betrokken bedrijven.