De inleiding: Housing Management is de leerstoel die zich bezig houdt met de wijze waarop beheerders en ontwikkelaars van woningen zichzelf en hun activiteiten kunnen aanpassen aan de veranderende vraag naar wonen en gerelateerde diensten. De leerstoel legt hiertoe een verbinding tussen de bedrijfskunde en de bouwkundige opgave op het terrein van het wonen. Vraagstukken op het terrein van corporate governance, organisatie en voorraadbeleid staan centraal in onderwijs en onderzoek. Sinds 1 februari j l . ben ik benoemd tot hoogleraar op deze leerstoel, waarmee het vakgebied ook formele (h)erkenning heeft gekregen aan de TU Delft. En dat is goed, want in een tijd van toenemende marktwerking komt het steeds meer aan op visie, creativiteit en ondernemerschap van individuele woningbeheerders en -ontwikkelaars bij het vervullen van de vragen op de woningmarkt. Vanuit deze rol ben ik door de redactie gevraagd naar uitdagingen voor onderwijs en onderzoek, net als mijn vier collega volkshuisvestingshoogleraren
DOCUMENT
The qualities and availability of different video formats offer many opportunities within the context of Higher Education (Hansch et al., 2015; Johnson et al., 2016; van Huystee, 2016). There is a shift within Higher Education to transition from the traditional face to face approach, to a more ‘blended’ approach in which face to face and online delivery of content are blended (Bates, 2015). More delivery of content is now provided online in video format, viewed before the class, as part of a flipped classroom (Bishop & Verleger, 2013; Yousef, Chatti, & Schroeder, 2014) and this is impacting the traditional role of the lecturer from ‘sage on the stage’, to ‘guide on the side’ (Tapscott, 2009). When creating video, a lecturer needs to have an understanding of the particular pedagogic affordances of the different types of video (Koumi, 2014; Thomson, Bridgstock, & Willems, 2014) and to know how to implement and embed these effectively into the teaching environment as part of a blended approach (Dankbaar, Haring, Moes, & van Hees, 2016; Fransen, 2006; Woolfitt, 2015). There needs to be awareness of how to embed the video from a didactic perspective to create meaningful learning (Karppinen, 2005) and an understanding of some of the financial and technical issues which include the relationship between cost of video production and the user experience (Hansch et al., 2015) and creating the correct combination of multimedia visual and audio elements (Colvin Clark & Mayer, 2011). As the role of the lecturer changes, there are a number of challenges when navigating through this changing educational environment. Massive Open Online Courses (MOOCs) provide lots of data for analysis and research shows that students in this environment stop watching videos after about six minutes (Guo, Kim, & Rubin, 2014) and that the most common video style used in MOOCs was the talking head with Power Point (Reutemann, 2016). Further research needs to be conducted regarding student preferences of video styles and correlation between video styles and course drop-out rates. As part of its research, the Inholland research group ‘Teaching, Learning and Technology’ (TLT) examines the use of ICT and video to support teaching and learning within Inholland. In 2015-2016, several pioneers (Fransen, 2013) working at Inholland explored different approaches to using video to support the teaching and learning process within a number of educational environments. TLT supported the pioneers in establishing their role within their faculty, creating a framework within which the pioneer can design the video intervention, collecting data and reflecting on what was learned through this process. With some of the projects, a more formal research process was followed and a full research report could be compiled. In other cases, the pioneer took a more exploratory and experimental approach. In these cases, the pioneer may not have conducted the video intervention under a formal research framework. However, during this process the pioneer may have uncovered interesting and valuable practical examples that can inspire and be shared with other educators. This current report falls under the category Research Type 3 as defined by TLT. It describes and assesses an ICT application (in this case, video) in order to share the original approach that could have high potential to be implemented in a broader educational context.
DOCUMENT
from the publisher's site: "The purpose of this paper is to investigate the nature of qualitative construction partnering research. Design/methodology/approach. In total, 20 qualitative peer-reviewed papers about construction partnering research are reviewed. Findings: The results show four methodological gaps. All identified gaps have in common that specific time and place dependent details that may have influenced understanding of studied individuals are underexposed. Research limitations/implications The main limitation of this study is that empirical-based papers are divided into either qualitative or quantitative research, but the boundary between those categories is not as black and white as it may look like in first instance." Marieke Venselaar, Hans Wamelink, (2017) "The nature of qualitative construction partnering research: literature review", Engineering, Construction and Architectural Management, Vol. 24 Issue: 6, pp.1092-1118, https://doi.org/10.1108/ECAM-04-2016-0098
DOCUMENT
In dit vervolgonderzoek stond de vraag naar de invloed van de coronatijd op het welzijn, studieverloop en de betrokkenheid van Inholland studenten centraal. De uitkomsten laten een somber beeld zien van studenten die problemen hebben met motivatie, minder plezier aan hun studie beleven en waarvan de studieprestaties achteruit gaan. We zien vooral dat de coronacrisis als vergrootglas dient voor problemen die al langer spelen en de bestaande kansenongelijkheid tussen studenten vergroot. Vanuit deze en eerdere onderzoeken geven we in de aanbevelingen een aantal suggesties die docenten en opleidingen kunnen toepassen om studenten zo goed mogelijk te ondersteunen.
DOCUMENT
Integreren betekent zaken samenbrengen tot een beter geheel. En dat is precies de doelstelling van ketenintegratie in de bouw. Aangezien de sector gekenmerkt wordt door een verregaande specialisatie, is het juist hier van groot belang om de verschillende disciplines, rollen en belangen op een efficiënte manier aan elkaar te knopen. En bij woningrenovatie is deze noodzaak nog eens extra groot. Omdat we te maken hebben met de randvoorwaarden van iets bestaands, stelt renovatie ons voor bijzondere bouwtechnische en logistieke uitdagingen. Bovendien is er bij renovatie vaak sprake van een lange aanloopfase waarin nog geen duidelijk beeld bestaat van het niveau van renovatie dat wordt nagestreefd. Hoe kan het gebouw weer toekomstbestendig gemaakt worden? Welke ingrepen zijn financieel haalbaar? Wat voor randvoorwaarden stellen stakeholders, de overheid en de bewoners? Er is dus sprake van een ingewikkeld samenspel van disciplines en belangen. De complexiteit maakt ketenintegratie juist bij woningrenovatie zo relevant. Om die reden is dit onderwerp dan ook gekozen als centrale thema van het lectoraat Vernieuwend Vastgoedbeheer. Deze publicatie begint met een schets van de achtergronden van ketenintegratie bij woningrenovatie. Zo wordt in hoofdstuk 2 nader ingegaan op de ontwikkelingen in de woningmarkt die ons nopen om op veel grotere schaal met ketenintegratie aan de slag te gaan. In hoofdstuk 3 volgt een beschrijving van de verschillende vormen van ketenintegratie, waarna in hoofdstuk 4 en 5 de eisen aan bod komen die ketenintegratie stelt aan de organisatie van zowel opdrachtgevers als opdrachtnemers. Hoofdstuk 6 geeft een beeld van de bijzondere kansen die ketenintegratie biedt bij woningrenovatie. In het laatste hoofdstuk zet ik uiteen met welke zaken het lectoraat Vernieuwend Vastgoedbeheer zich de komende jaren zal gaan bezighouden.
DOCUMENT
Management goeroes hebben weinig oog voor de analytische kanten van het managen.
DOCUMENT
Credit management neemt toe in belang. Oorzaken hiervan zijn onder meer de toenemende concurrentiedruk, nieuwe regelgeving zoals Basel II en de grotere focus op werkkapitaal in het kader van sturen op aandeelhouderswaarde. Publicaties over credit management richten zich overwegend op proces- en procedurebeschrijvingen, kredietwaardigheidsbeoordeling en auditingchecklists. Deze onderwerpen zijn ontegenzeggelijk relevant voor de analyse van credit management, maar vormen geen antwoord op de vraag hoe de control van credit management moet worden ingericht. In dit artikel wordt een praktische controlaanpak geïntroduceerd die gebaseerd is op het management control framework van Merchant en de verschillende typen kredietbeleid zoals omschreven door Wallis. Het resultaat is een aanpak die eenvoudig en praktisch toepasbaar is, geschikt is voor verschillende typen kredietbeleid en rekening houdt met verschillende typen controls.
DOCUMENT
Met de toenemende drukte in de stad neemt ook het autogebruik toe. Deze toename zorgt voor extra druk op de veiligheid en gezondheid voor mens en natuur. Om de negatieve impact van verkeer te mitigeren kan gekeken worden naar strengere eisen aan hinder en uitstoot. Met Smooth Traffic Management (STM) wordt gewerkt aan het verminderen van de negatieve verkeerseffecten rond ‘gevoelige locaties’ door bestuurders middels een navigatiesysteem een alternatieve, omgevingsbewuste route aan te bieden.
DOCUMENT