Hoe kan business onderwijs bijdragen aan een economie die deugt? Dat is de centrale vraag van de onderzoekslijn Reshaping Business Education (RBE) waar lector Jacco van Uden van De Haagse Hogeschool zich druk om maakt. Hierbinnen richt ik me in de periode april 2021-december 2022 op de vraag hoe het business onderwijs een plek kan geven aan ‘omgaan met onzekerheid’. Als kunstenaar weet ik dat onzekerheid ook een creatieve kracht is, die ingezet kan worden in een business context. Onzekerheid als bron van innovatie. In Jacco als lector Change Management heb ik een medestander gevonden voor dit onderwerp.
MULTIFILE
Tekst oratie in verkorte vorm uitgesproken bij de openbare aanvaarding van het ambt van bijzonder hoogleraar E-business, vanwege Hogeschool Utrecht, aan de Open Universiteit. In dit stuk worden de verbanden tussen businessmodellen , procesmodellen en Informatiearchitectuur behandeld.
MULTIFILE
Energiebeheer gericht aanpakken, Het analyseren van doelstellingen, resultaten en impacts van energie- en broeikasgasbeheersprogramma’s in bedrijven (met een samenvatting in het Nederlands): De wereldwijde uitstoot van broeikasgassen moet drastisch worden teruggebracht om de mondiale stijging van de temperatuur tot het relatief veilige niveau van maximaal 2 graden Celsius te beperken. In de komende decennia zal de verbetering van de energie-efficiëntie de belangrijkste strategie zijn voor het verminderen van de energiegerelateerde uitstoot van broeikasgassen. Hoewel er een enorm potentieel is voor verbetering van de energie-efficiëntie, wordt een groot deel daarvan nog niet benut. Dit wordt veroorzaakt door diverse investeringsbarrières die de invoering van maatregelen voor energie-efficiëntie verbetering verhinderen. De invoering van energiemanagement wordt vaak beschouwd als een manier om dergelijke barrières voor energiebesparing te overwinnen. De invoering van energiemanagement in bedrijven kan worden gestimuleerd door de introductie van programma's voor energie-efficiëntie verbetering en vermindering van de uitstoot van broeikasgassen. Deze programma's zijn vaak een combinatie van verschillende elementen zoals verplichtingen voor energiemanagement; (ambitieuze) doelstellingen voor energiebesparing of beperking van de uitstoot van broeikasgassen; de beschikbaarheid van regelingen voor stimulering, ondersteuning en naleving; en andere verplichtingen, zoals openbare rapportages, certificering en verificatie. Tot nu toe is er echter beperkt inzicht in het proces van het formuleren van ambitieuze doelstellingen voor energie-efficiëntie verbetering of het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen binnen deze programma's, in de gevolgen van de invoering van dergelijke programma's op de verbetering van het energiemanagement, en in de impact van deze programma's op energiebesparing of de vermindering van de uitstoot van broeikasgassen. De centrale onderzoeksvraag van dit proefschrift is als volgt geformuleerd: "Wat is de impact van energie- en broeikasgasmanagement programma’s op het verbeteren van het energiemanagement in de praktijk, het versnellen van de energieefficiëntie verbetering en het beperken van de uitstoot van broeikasgassen in bedrijven?".
Verbeterprogramma’s, zoals Lean en Six Sigma, worden veelal succesvol ingezet om bedrijfsprocessen te verbeteren en verspillingen te elimineren. Succesverhalen tonen aan dat verbeterprogramma’s kunnen leiden tot betere resultaten voor people, planet en profit. Naarmate de bedrijfsvoering globaliseert wordt het echter moeilijker voor bedrijven om met een uniforme toepassing van verbeterprogramma’s in verschillende landen dezelfde successen te behalen. Volgens de theorie zijn cultuurverschillen een oorzaak van dit probleem. Onderzoek naar succes- en faalfactoren van verbeterprogramma’s binnen een cultuur of land heeft bijvoorbeeld aangetoond dat leiderschap en organisatiecultuur van grote invloed zijn op het succes van verbeterprogramma’s. Juist leiderschap en organisatiecultuur zijn gevoelig voor cultuurverschillen en kunnen, zonder rekening te houden met de context, niet automatisch worden ingezet als succesfactoren bij uniforme toepassing van verbeterprogramma’s door internationale bedrijven. Van meerdere geïdentificeerde succesfactoren is onbekend of ze ook succesvol zijn in andere culturen. De onderzoeksvraag is afgeleid van wetenschappelijke én praktijkbevindingen en is geformuleerd als: Wat is de invloed van cultuurverschillen op factoren die zorgen voor succesvolle toepassing van verbeterprogramma's in organisaties in een internationale context? Meerdere organisaties, waaronder Heineken Business Process Management Office, hebben aangegeven te willen participeren in een praktijkgericht onderzoek dat de betekenis van cultuurverschillen voor uniforme toepassing van verbeterprogramma’s inzichtelijk maakt. Het onderzoek wordt uitgevoerd door Alinda Kokkinou, docent van de opleiding International Business, academie Avans School of International Studies (ASIS) en onderzoeker verbonden aan het lectoraat Improving Business, onderdeel van het Expertisecentrum Sustainable Business (ESB). Het onderzoek is vanwege de internationale dimensie verdiepend voor het lectoraat. Het verrijkt het onderwijs door beter inzicht te geven in de internationale competenties die studenten in hun toekomstige loopbaan nodig zullen hebben. Het voorziet in de behoefte van meerdere opleidingen binnen Avans (o.a. Bedrijfseconomie, Bedrijfskunde, en Technische Bedrijfskunde), die bezig zijn met curriculum vernieuwing en waarin continu verbeteren en internationalisering centraal staan.
In order to stay competitive and respond to the increasing demand for steady and predictable aircraft turnaround times, process optimization has been identified by Maintenance, Repair and Overhaul (MRO) SMEs in the aviation industry as their key element for innovation. Indeed, MRO SMEs have always been looking for options to organize their work as efficient as possible, which often resulted in applying lean business organization solutions. However, their aircraft maintenance processes stay characterized by unpredictable process times and material requirements. Lean business methodologies are unable to change this fact. This problem is often compensated by large buffers in terms of time, personnel and parts, leading to a relatively expensive and inefficient process. To tackle this problem of unpredictability, MRO SMEs want to explore the possibilities of data mining: the exploration and analysis of large quantities of their own historical maintenance data, with the meaning of discovering useful knowledge from seemingly unrelated data. Ideally, it will help predict failures in the maintenance process and thus better anticipate repair times and material requirements. With this, MRO SMEs face two challenges. First, the data they have available is often fragmented and non-transparent, while standardized data availability is a basic requirement for successful data analysis. Second, it is difficult to find meaningful patterns within these data sets because no operative system for data mining exists in the industry. This RAAK MKB project is initiated by the Aviation Academy of the Amsterdam University of Applied Sciences (Hogeschool van Amsterdan, hereinafter: HvA), in direct cooperation with the industry, to help MRO SMEs improve their maintenance process. Its main aim is to develop new knowledge of - and a method for - data mining. To do so, the current state of data presence within MRO SMEs is explored, mapped, categorized, cleaned and prepared. This will result in readable data sets that have predictive value for key elements of the maintenance process. Secondly, analysis principles are developed to interpret this data. These principles are translated into an easy-to-use data mining (IT)tool, helping MRO SMEs to predict their maintenance requirements in terms of costs and time, allowing them to adapt their maintenance process accordingly. In several case studies these products are tested and further improved. This is a resubmission of an earlier proposal dated October 2015 (3rd round) entitled ‘Data mining for MRO process optimization’ (number 2015-03-23M). We believe the merits of the proposal are substantial, and sufficient to be awarded a grant. The text of this submission is essentially unchanged from the previous proposal. Where text has been added – for clarification – this has been marked in yellow. Almost all of these new text parts are taken from our rebuttal (hoor en wederhoor), submitted in January 2016.
Binnen dit project wordt gekeken hoe ontwikkelingsorganisaties ondersteund kunnen worden om beter om te gaan met digitale transformatie.Doel In afstemming met mantelorganisaties actief in ontwikkelingssamenwerking wil dit project een antwoord te geven op de vraag hoe maatschappelijke organisaties digitale transformatie kunnen organiseren in de context van ontwikkelingssamenwerking met als doel om diverse Sustainable Development Goals te behalen. Resultaten Het project resulteert in ontwikkelde instrumenten en trainingsmateriaal voor de ontwikkelingssamenwerkingsorganisaties voor het omgaan met digital transformatie. Binnen het project is een eerste paper geschreven: Digital Transformation of Development NGOs: the Case of Transitioning Northern-based Development NGOs Impact van het project Dit project versterkt de volgende opleidingen: master Data Driven Business, master of Informatics, master of Project Management en bachelor minor Business Information Management. Looptijd 01 september 2021 - 30 september 2023 Aanpak Dit onderzoek bouwt verder op de kennis van het lectoraat Procesinnovatie & Informatiesystemen en het project social media gebruik in ontwikkelingssamenwerking. Daarbij breidt de kennis uit op het vlak van maatschappelijke organisaties actief in ontwikkelingssamenwerking, waar de dynamiek van geografisch wijd verspreide stakeholders en verschillende niveaus van digitale ontwikkelingen van organisaties zowel vanuit de praktijk als vanuit een academisch perspectief een interessante onderzoekdimensie opleveren. De kernvraag van het onderzoek is: hoe managen maatschappelijke organisaties digitale transformatie door socio-technische systemen in de context van meervoudige waardecreatie in ontwikkelingssamenwerking?