Background: Paratonia causes severe movement dysfunction in late stage dementia. Passive Movement Therapy (PMT) is often used to decrease high muscle tone, but the efficacy has never been shown. The objective of this study is to investigate the effect of PMT on muscle tone after two and four weeks of treatment.Methods: This study comprised a multicenter single-blinded RCT. Nursing home residents with dementia (according to the DSM-IV-TR criteria) and moderate to severe paratonia were randomly assigned to either a PMT or control group. The PMT group received PMT three times a week over four weeks. The control group received no PMT. The primary outcome was the severity of paratonia as measured by the Modified Ashworth scale (MAS). Secondary outcomes were clinical change (Clinical Global Impression; CGI), caregiver's burden (modified patient specific complaints; PSC), and level of pain during morning care (Pain Assessment Checklist for Elderly with Limited Ability to Communicate, Dutch version; PACSLAC-D). All outcomes were assessed at baseline and after two and four weeks. The MAS, PACSLAC-D, and PSC data were subjected to multilevel mixed linear analysis, and the CGI data to cross-tabulation χ2 analysis.Results: One-hundred-and-one patients from 12 Dutch nursing homes participated in the study; data from 47 patients in the PME group and 54 controls were analyzed. Patients receiving PMT performed no better in paratonia assessments, nor on CGI, PSC, or PACSLAC-D, than controls in two and four week's time.Conclusion: PMT has no beneficial effects and should therefore not be recommended as an intervention in severe paratonia.Trial registration: Current Controlled Trials ISRCTN43069940
DOCUMENT
The theoretical promises of quantum computing have been notoriously glorified by pop-science articles in recent years. The practical and feasible applications, however, are still scarce. This begs the question of what companies can do with this technology right now. At CGI, a proof of concept was developed to see how quantum computers could be integrated into existing enterprise software architectures.
LINK
In deze publicatie komen de partijen aan het woord die een steentje hebben bijgedragen aan het project: de bewoners van de vier duurzame demohuizen in Paddepoel, de studenten van kenniscentrum NoorderRuimte over de rol die bewonersinitiatieven kunnen spelen. Doeners uit de praktijk van de energietransitie, zoals Joep de Boer van WarmteStad en Han Folkerts van woningcorporatie Nijestee, maar ook de denkers van TNO, CGI, RuG en Hanzehogeschool.
LINK
Het domein Creative Business heeft vanwege diverse ontwikkelingen binnen en buiten de opleidingen besloten om te starten met een beperkt experiment, waarin ervaring kan worden opgedaan met een andere vorm van samenwerking met het werkveld in het opleiden van de professional van de toekomst, met interdisciplinair samenwerken van studenten uit de verschillende opleidingen uit het domein, en met het vormgeven aan maatwerk in de opzet waarin interdisciplinair wordt samengewerkt. Het project is onder de titel ‘Creative Growth Initiative’ gelanceerd. Studenten werkten een semester lang samen met studenten uit andere opleidingen aan een complex vraagstuk dat door een werkveldpartner werd ingebracht. De studenten uit de verschillende opleidingen verbonden daar ook een persoonlijke opdracht aan die leidde tot een bijdrage aan het groepsproduct en dat waarborgde dat elke student ook een stap zette in de ontwikkeling van een professional met specifieke kenmerken. Het lectoraat Teaching, Learning & Technology werd gevraagd te adviseren bij het ontwerp en om de uitvoering en opbrengsten van het eerste prototype te evalueren.
DOCUMENT
Toetsen is een vak apart en niet elke goede opleider is direct ook een goede beoordelaar. Toetsen en leren zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden en voor het verkrijgen van beter onderwijs zullen onderwijs en toetsing steeds beter geïntegreerd en op elkaar afgestemd dienen te worden. Professionalisering van de beoordelaars is daarvoor noodzakelijk. Het onderzoek dat in dit rapport beschreven wordt, wil antwoord geven op de vraag of er inderdaad verschil in interventies waar te nemen is tijdens het criteriumgericht interview (CGI) tussen de verschillende groepen van assessoren (ongetraind, getraind en expert), en op de vraag of er verschillende professionele niveaus van criteriumgericht beoordelen zijn te beschrijven in de vorm van een kwaliteitsrubriek (rubric) criteriumgericht beoordelen? Dit leidt tot de onderstaande onderzoeksvragen: 1. Is er verschil te observeren bij de 3 onderzoeksgroepen (ongetraind, getraind en expert) in het gebruik van de interventies die de assessoren bij het criteriumgericht beoordelen hanteren tijdens de afname van het CGI? Het onderzoek richt zich vooral op de eerste vijf onderdelen van het assessorenprofiel. 2. Als blijkt dat er verschil is in de hantering van de onderdelen van het assessorenprofiel, zijn er dan patronen waar te nemen in de interventies die de assessoren gebruiken? 3. Is er een kwaliteitsrubriek criteriumgericht beoordelen te beschrijven waarin de drie verschillende professionele niveaus (ongetraind, getraind en gecertificeerd) qua interventies met betrekking tot criteriumgericht beoordelen zichtbaar zijn. Om de onderzoekvragen te kunnen beantwoorden is het noodzakelijk om de assessoren te observeren bij het afnemen van assessments. De onderzoeker heeft daarom gekozen voor observaties van ongetrainde, getrainde en expert assessoren. Dit was mogelijk doordat de onderzoeker vanuit haar assessorentrainingspraktijk direct toegang heeft tot het observeren van alle drie de onderzoeksgroepen ongetraind – ervaren - expert. De observaties waren deels ‘live’ en deels observaties van op DVD opgenomen assessments. De methode van onderzoek is kwalitatief. Gekozen is voor de observatie als waarnemingstechniek om via de directe waarneming (zien en horen) de gedragsinterventies die de assessor pleegt tijdens het criteriumgericht interview (CGI) te observeren en te analyseren. Dit gebeurt in de natuurlijke context van de assessmentafname. De onderzoeker gebruikt het assessorenprofiel als kijkkader om de CGI-gesprekken en DVD’s te analyseren. Op basis van de observaties die in het kader van dit onderzoek zijn uitgevoerd, kunnen drie prototypische assessorenprofielen beschreven worden, die onderling verschillen in de mate waarin ze systematisch gebruik maken van gesprekstechnieken, in staat zijn om tot objectieve en transparante oordelen te komen, zich bewust zijn van de kwaliteit van hun handelen en gericht zijn op het verbeteren daarvan. Het gaat hier om prototypische beschrijvingen: individuele assessoren kunnen ook zonder formele training tot de categorie expert assessor horen, en assessoren kunnen kenmerken uit verschillende prototypen hebben
DOCUMENT
Dit rapport is het resultaat van een onderzoek dat is uitgevoerd in opdracht van de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders. De onderzoekers van de Hogeschool Utrecht en de Landelijk Organisatie Sociaal Raadslieden (aangesloten bij de MOgroep) hebben op verzoek van de gerechtsdeurwaarders de knelpunten in kaart gebracht die de groep schuldenaren die in een problematische schuldsituatie verkeren en hun schuldeisers in de praktijk ervaren als schuldeisers met verschillende preferente posities zich melden voor verhaal van hun vordering. Gerechtsdeurwaarders hebben een belangrijke en centrale rol in het Nederlandse rechtsbestel. Zij vertegenwoordigen de Staat in de uitoefening van hun publieke taken. Gerechtsdeurwaarders zijn ook bij uitstek degenen die zien wat de uitwerking is van het beslag- en executierecht in de praktijk. De gerechtsdeurwaarders zijn verenigd in de KBvG en de KBvG heeft als publiekrechtelijke beroepsorganisatie de maatschappelijke taak actief het publieke debat op te zoeken en daar vanuit haar expertise een bijdrage aan te leveren. De beroepsgroep heeft een maatschappelijke verantwoordelijkheid en het is in dat kader dat de KBvG de onderzoekers heeft gevraagd onderzoek te verrichten naar de verdringing tussen schuldeisers die de gerechtsdeurwaarders in de praktijk zien en de gevolgen daarvan voor schuldenaren.
DOCUMENT
The COVID-19 pandemic has accelerated remote working and working at the office. This hybrid working is an indispensable part of today's life even within Agile Software Development (ASD) teams. Before COVID-19 ASD teams were working closely together in an Agile way at the office. The Agile Manifesto describes 12 principles to make agile working successful. These principles are about working closely together, face-to-face contact and continuously responding to changes. To what extent does hybrid working influence these agile principles that have been indispensable in today's software development since its creation in 2001? Based on a quantitative study within 22 Dutch financial institutions and 106 respondents, the relationship between hybrid working and ASD is investigated. The results of this research show that human factors, such as team spirit, feeling responsible and the ability to learn from each other, are the most decisive for the success of ASD. In addition, the research shows that hybrid working creates a distance between the business organization and the IT department. The findings are valuable for Managers, HR professionals and employees working in the field of ASD as emphasizing and fostering Team Spirit, Learning Ability, and a Sense of Responsibility among team members can bolster the Speed of ASD.
MULTIFILE
This paper descibes a study that shows that glycogen-lowering exercise, performed the evening before an exercise bout in combination with glycogen restriction leads to a reduction of the oxidation rate of ingested glucose during moderate-intensity exercise
DOCUMENT
Een groeiend aantal opleidingen in het hoger beroepsonderwijs heeft programmatisch toetsen geïmplementeerd. Programmatisch toetsen is een toetsconcept waarin de formatieve en summatieve functie van toetsen wordt verweven. Hoewel er consensus is over de theoretische principes van programmatisch toetsen, maken opleidingen verschillende concrete ontwerpkeuzes, passend bij hun eigen context. Deze factsheet geeft de resultaten van een NRO-overzichtsstudie (projectnummer 40.5.22945.016). We geven inzicht in 11 ontwerpkeuzes die opleidingen maken tijdens het implementeren van programmatisch toetsen.
DOCUMENT
Studenten in het mbo moesten tot voor kort toelatingstoetsen succesvol afronden als ze wilden starten op de pabo. Veel van deze mbo studenten struikelden over deze toetsen en konden daardoor niet beginnen met hun studie aan de pabo. Een centrale vraag was hoe meer recht gedaan kon worden aan de competenties, kennis en ervaring van de onderwijsassistent als die wil doorstromen naar de pabo. In het project Voorbereiding Pabo werd nagedacht over de mogelijkheden om te werken met een ontwikkelingsgericht portfolio binnen het mbo keuzedeel Voorbereiding Pabo. Het project Voorbereiding Pabo richt zich op alle betrokkenen vanuit de roc's en de pabo's die in de regionale samenwerkingsverbanden het keuzedeel Voorbereiding Pabo aan de hand van het portfolio ontwikkelen en uitvoeren. In dit onderzoek werden de opbrengsten gerapporteerd over de ontwerpkeuzes die vijf samenwerkingsverbanden hebben gemaakt in hun nieuwe keuzedeel voorbereiding pabo. Aan de hand van vier hoofdthema’s: Voorlichting, Portfolio, Begeleiding en Beoordeling worden de ontwerpkeuzes beschreven.
DOCUMENT