Dit is de vijfde en vooralsnog laatste meting van de maatschappelijke impact van COVID-19 in Amsterdam, Den Haag, Rotterdam en Nederland.1 De eerste meting vond plaats in april 2020 in het begin van de coronapandemie. Vanaf deze eerste meting hebben we de impact van de coronapandemie op verschillende momenten in kaart gebracht. Daarbij ging de aandacht uit naar: (1) werk en inkomen; (2) zorggebruik, men-taal welbevinden en risicomijdend gedrag; (3) onderlinge solidariteit en buurtrelaties; (4) en maatschappelijk en institutioneel vertrouwen. Daarbij is zowel een landelijk beeld geschetst als de stand van zaken in Rotterdam, Den Haag en Amsterdam. De titels van de rapporten weerspiegelen de gemoedstoestand van de Nederlandse bevolking op een specifiek moment gedurende de coronapandemie. • De eerste rapporten De bedreigde stad en De stille stad documenteerden de onzekerheid en angst van bewoners van Rotterdam en Den Haag (en van de Nederlandse bevolking) rond april en mei 2020 toen het sociale leven en sommige economische sectoren volledig stil kwamen te liggen. • Het rapport De heropening van de samenleving wees uit dat er in juli 2020 sprake was van optimisme over het einde van de coronapandemie. De gevolgen voor verlies van werk en inkomen worden dan ook minder ernstig ingeschat. • Vrij snel wordt echter duidelijk dat het optimisme om snel ‘terug naar normaal’ te gaan ongegrond is. In de nazomer van 2020 wordt een hernieuwde lockdown ingesteld en wordt steeds meer duidelijk dat de maatschappelijke impact van de coronapandemie ongelijk verdeeld is over de Nederlandse bevolking. Het rapport De verdeelde samenleving laat opnieuw zien dat in november 2020 vooral traditio-neel kwetsbare groepen worden getroffen, naast nieuwe kwetsbare groepen zoals jongeren en zzp’ers. • Er ontstaat een besef dat voor het beheersen van het coronavirus een lange adem vereist is, en dat gedragsbeperkende maatregelen nodig blijven. Het leidt niettemin tot ongeduld in de Nederlandse samenleving. Het rapport De ongeduldige samenle-ving wijst in maart 2021 op een verder afnemend vertrouwen in overheid en publieke gezondheidsinstellingen – deels vanwege de uitvoering van het vaccinatiebeleid en door de toenemende kritiek op diverse coronamaatregelen – en op een verlangen naar een nieuw toekomstperspectief. In maart 2021 heeft bijna de helft van de Nederlandse bevolking het gevoel dat zij niets heeft om naar uit te kijken. • Eind september 2021 is dat laatste afgenomen: niettemin heeft nog een kwart van de Nederlandse bevolking het gevoel dat zij niets heeft om naar uit te kijken. Inmiddels is dan ruim 82 procent van de Nederlandse bevolking gevaccineerd en worden allerlei coronamaatregelen opgeheven en afgeschaald. 2 Wel is sprake van een verder afnemend vertrouwen in de overheid. Dit laatste rapport laat zien dat Nederland nu kenmerken vertoont van een laag-vertrouwensamenleving. Uitgever: Kenniswerkplaats Leefbare Wijken & Erasmus School of Social and Behavioural Sciences
MULTIFILE
The COVID-19 pandemic has forced higher education (HE) to shift to emergency remote teaching (ERT), subsequently influencing academic belonging and social integration, as well as challenging students' engagement with their studies. This study investigated influences on student engagement during ERT, based on student resilience. Serial mediation analyses were used to test the predictive effects between resilience, academic belonging, social integration, and engagement.
MULTIFILE
BACKGROUND: The primary aim of this study was to assess the outcome of elderly intensive care unit (ICU) patients treated during the spring and autumn COVID-19 surges in Europe.METHODS: This was a prospective European observational study (the COVIP study) in ICU patients aged 70 years and older admitted with COVID-19 disease from March to December 2020 to 159 ICUs in 14 European countries. An electronic database was used to register a number of parameters including: SOFA score, Clinical Frailty Scale, co-morbidities, usual ICU procedures and survival at 90 days. The study was registered at ClinicalTrials.gov (NCT04321265).RESULTS: In total, 2625 patients were included, 1327 from the first and 1298 from the second surge. Median age was 74 and 75 years in surge 1 and 2, respectively. SOFA score was higher in the first surge (median 6 versus 5, p < 0.0001). The PaO2/FiO2 ratio at admission was higher during surge 1, and more patients received invasive mechanical ventilation (78% versus 68%, p < 0.0001). During the first 15 days of treatment, survival was similar during the first and the second surge. Survival was lower in the second surge after day 15 and differed after 30 days (57% vs 50%) as well as after 90 days (51% vs 40%).CONCLUSION: An unexpected, but significant, decrease in 30-day and 90-day survival was observed during the second surge in our cohort of elderly ICU patients. The reason for this is unclear. Our main concern is whether the widespread changes in practice and treatment of COVID-19 between the two surges have contributed to this increased mortality in elderly patients. Further studies are urgently warranted to provide more evidence for current practice in elderly patients.TRIAL REGISTRATION NUMBER: NCT04321265 , registered March 19th, 2020.
MULTIFILE