In een eerder uitgevoerd onderzoek naar werken op afstand bij de reclassering (Henskens et al., 2021) bleek dat reclasseringswerkers behoefte hadden aan handvatten bij het structureren van hun online gesprekken met cliënten. Ook wilden zij basisvaardigheden leren om deze online gesprekken meer verdieping te geven. In het huidige project zijn vier leerinterventies verkend omwerken op afstand bij reclasseringswerkers te versterken: een handreiking, training, ‘goede praktijken’ en instructiefilmpjes. Uiteindelijk is alleen de handreiking ontwikkeld. In dit project is een internationale literatuurverkenning gedaan naar de geschiktheid van een handreiking voor reclasseringswerkers: hoe ziet deze eruit qua vorm en inhoud? Hierna is de handreiking in nauwe afstemming met de praktijk ontwikkeld. In een pilot hebben zes reclasseringswerkers de conceptversie van de handreiking uitgetest op respectievelijk leesbaarheid, bruikbaarheid, doelmatigheid en geschiktheid. Uit deze pilot bleek dat werkers de handreiking aantrekkelijk vonden in gebruik en als ondersteunend ervaarden bij het voeren van online gesprekken. Zij vonden de tekst goed leesbaar en overzichtelijk. Ook vonden zij dat er voldoende technische tips in stonden. Ze adviseerden de handreiking goed vindbaar te maken op intranet. Uit de probleemanalyse bleek dat een training geen geschikte leerinterventie zou zijn omdat de reclasseringswerkers geen leervragen hadden. De andere leerinterventies zijn door een combinatie van terugtrekking van de reclassering uit KFZ en een verminderde behoefte aan online interventies niet meer uitgevoerd. Uiteindelijk heeft dit project een product opgeleverd dat positief is geëvalueerd in de pilot. Op het Reclasseringscongres van 11 november jl. reageerde een groep reclasseringswerkers die deelnam aan de workshop ‘Werken op afstand’ positief op de handreiking: zij vonden het prettig om concrete handvatten aangereikt te krijgen om online te kunnen werken.
Objective: To report the study protocol and baseline characteristics of a prospective cohort study to evaluate longitudinal recovery trajectories of patients recovering from COVID-19 who have visited a primary care allied health professional. Design: Report of the protocol and baseline characteristics for a prospective cohort study with a mixedmethods approach. Patients: Patients recovering from COVID-19 treated by primary care dietitians, exercise therapists, occupational therapists, physical therapists and/or speech and language therapists in the Netherlands. Methods: The prospective study will measure primary outcome domains: participation, health-related quality of life, fatigue, physical functioning, and costs, at baseline, 3, 6, 9 and 12 months. Interviews, on the patients' experiences with allied healthcare, will be held with a subsample of patients and allied health professionals. Results: The cohort comprises 1,451 patients (57% female, mean age 49 (standard deviation 13) years). Preliminary results for the study cohort show that 974 (67%) of the participants reported mild/moderate severity symptoms during the infection period and patients reported severe restrictions in activities of daily living compared with previous research in other patient populations. Both quantitative and qualitative, will provide insight into the recovery of patients who are treated by allied health professionals. Conclusion: In conclusion, this will be the first comprehensive study to longitudinally evaluate the recovery trajectories and related costs of patients recovering from COVID-19 who are treated by allied health professionals in the Netherlands. This study will provide evidence for the optimal strategy to treat patients recovering from COVID-19 infection, including which patients benefit, and to what extent, from treatment, and which factors might impact their recovery course over time. The preliminary results of this study demonstrated the severity of restrictions and complaints at the start of therapy are substantial.
In het Integraal Zorgakkoord (IZA) zijn de ambities beschreven hoe de zorg in de toekomst goed, toegankelijk en betaalbaar te houden. Om aan deze ambities te voldoen, wordt ingezet op passende zorg, beschreven in het Kader Passende Zorg. Met de huidige veranderingen in de maatschappij en de zorg is het van belang dat mensen zo goed mogelijk functioneren en langer thuis kunnen blijven wonen.Ergotherapie is persoonsgericht en draagt bij aan het mogelijk maken van de dagelijkse activiteiten van mensen in de eigen omgeving. Ergotherapie is gericht op participatie, gezondheid en welbevinden van mensen die een beperking ervaren. Het doel van ergotherapie is dat mensen de voor hen belangrijke activiteiten in en met hun omgeving (weer) kunnen uitvoeren en hier tevreden over zijn. Ergotherapie doet dit door functies, vaardigheden en strategieën te evalueren en deze in de dagelijkse activiteiten effectief in te zetten. Dit kan gerealiseerd worden door training, het aanleren van een andere manier van handelen, het inzetten van een hulpmiddel of door de activiteit of de omgeving aan te passen. Ook door advies, coaching of educatie gericht op het optimaliseren van de (eigen) mogelijkheden en die van hun naasten worden betekenisvolle, dagelijkse activiteiten weer mogelijk, en kunnen mensen (langer) thuis functioneren. Ergotherapeuten kunnen ook een rol vervullen bij het ondersteunen en versterken van dagelijkse activiteiten van groepen mensen met als doel bijdragen aan de sociale participatie van groepen mensen in de maatschappij (gemeenschapsgericht werken). Wetenschappelijk onderzoek blijft belangrijk voor de kwaliteitsborging, onderbouwing en innovatie van ergotherapeutische interventies, passend bij veranderingen in de samenleving, het onderwijs en de gezondheidszorg.De Kennisagenda Ergotherapie biedt een overzicht van de belangrijkste thema’s met onderzoeksvragen en kennisvragen die de beroepsgroep de komende jaren centraal stelt. Het vormt de grondslag voor (ergotherapie-) onderzoekers, financiers en voor ergotherapie relevante organisaties. De kennisagenda presenteert onderzoeksvragen en een tabel met prioritering van doelgroepen en onderwerpen. De prioritering is gebaseerd op de combinatie van maatschappelijke relevantie (politieke, maatschappelijke en demografische ontwikkelingen en de input van stakeholders) én wetenschappelijke relevantie (literatuuronderzoek naar de (kosten)effectiviteit van ergotherapeutische interventies). De stakeholders waren vertegenwoordigers van onder andere de beroepsvereniging, verwijzers, andere zorgverleners, patiënten- en mantelzorg- verenigingen, zorgverzekeraars, onderwijs en onderzoek.