De fysische, chemische en microbiologische gevaren van het opwerken van vezelcomponenten uit reststromen van uien zijn geanalyseerd op basis van literatuuronderzoek. Uienreststromen zijn geschikt voor het winnen van olie door middel van stoomdestillatie of eiwitten door middel van iso-elektrische precipitatie. Bij deze processen wordt ook de uienschil verwerkt. Er blijft o.a. een vezelrijke fractie over die in principe geschikt is voor humane consumptie. Fysische vreemde delen vormen zeer zelden een acuut risico voor de gezondheid. De meest voorkomende pesticiden op ui zijn maleïnehydrazide, fluopyram en fipronil. Incidenteel kan de maximaal toelaatbare hoeveelheid van een pesticide overschreden worden, maar dit heeft geen acute nadelige gezondheidsgevolgen. Van zware metalen is er alleen Europese wetgeving voor gehaltes aan lood en cadmium in ui. Microbiologische gevaren voor de processen zijn gerelateerd aan vegetatieve cellen, toxines of sporen van pathogenen. Vegetatieve cellen zijn alleen een risico voor onverhitte vezelfracties of na kruisbesmetting. Toxines kunnen nog actief zijn na stoomdestillatie en ook na pasteurisatie van eiwitpasta. Hetzelfde geldt voor de sporen van bacteriën. Om ontkieming van sporen te voorkomen moet de uienstroom boven 48 °C gehouden worden of snel worden gekoeld .
MULTIFILE
Niet beschikbaar
LINK
Er is vandaag de dag veel aandacht voor grootschalige veehouderij in Nederland. Er zijn ook veel vragen waar men het exacte antwoord niet van weet, wanneer gesproken wordt over bijvoorbeeld de veterinaire risico’s bij zo’n dergelijk groot bedrijf. Daar is dit onderzoeksverslag dan ook op gebaseerd. De hoofdvraag is dan ook: “Wat zijn de veterinaire gevolgen van inplaatsing van grootschalige melkveehouderij in de Veenkoloniën?” Deze vraag is lichtelijk veranderd tezamen met de opdrachtgever en daardoor is de vraag als volgt: “Wat is het verschil in veterinaire risico’s tussen één bedrijf met 1000 koeien en 10 bedrijven met elk 100 koeien?” Om deze vraag te beantwoorden wordt er in dit onderzoeksverslag gezocht naar het antwoord op vragen omtrent dierziekten, erfverkeer en preventie. Daarbij wordt ook nog rekening gehouden met het wel of niet weiden van de koeien op de 100-koeienbedrijven.
MULTIFILE
Voor een efficiënte opfok van vleeskuikens, met behoud van gezondheid van mens en dier, moet aan de dieren een kwalitatief voer met daarin een hoogwaardige eiwitbron worden verstrekt. Om aan de vraag naar eiwit te voldoen, gebruikt men in de veevoederindustrie doorgaans soja. Sojaproductie gaat echter gepaard met een grote ecologische voetafdruk en de vraag naar meer duurzaam geproduceerde eiwitbronnen neemt toe. De meeste eiwitbronnen hebben echter een eiwitverteerbaarheid die lager is dan soja. Bij gebruik van deze bronnen vindt daardoor meer microbiële afbraak (eiwitfermentatie) in de dikke darm en blinde darmen plaats, wat resulteert in darmschade t.g.v. giftige afbraakproducten en bacteriële groei van Clostridium perfringens. Groei van Campylobacter spp. leidt tevens tot gezondheidsrisico voor de consument. Naast een duurzaam productieproces, moeten eiwitbronnen daarom ook een hoge eiwitverteerbaarheid hebben. Uit gesprekken die gevoerd zijn door onderzoekers van de HAS hogeschool met nutritionisten van Agrifirm, het Feed Design Lab (FDL) en leveranciers van eiwitbronnen en voederadditieven, blijkt de noodzaak tot investering in duurzame eiwitbronnen. Hiermee voldoet de veevoederindustrie ook in de toekomst aan de vraag naar hoogwaardige grondstoffen, die door vleeskuikensector, de consument en de maatschappij wordt gesteld. Kansrijke eiwitbronnen worden beoordeeld door bestaande kennis m.b.t. duurzaamheid van het productieproces te centraliseren en in-vitro verteerbaarheidsonderzoek uit te voeren. In dit project werken HAS hogeschool, Wageningen Universiteit (WUR), Agrifirm en FDL samen in een consortium. In een eerste werkpakket leidt literatuuronderzoek tot een selectie van kansrijke duurzame eiwitbronnen. In een tweede werkpakket wordt middels een Boisson-analyse de verteerbaarheid van deze eiwitbronnen bestudeerd. In een volgend project wordt met dierproeven het effect van de meest kansrijke eiwitbronnen op darmfunctie, -gezondheid en dierprestatie bestudeerd.
The "SporeSpotter" project aims to develop an advanced bacterial spore detection platform for the dairy industry. Bacterial spores pose serious health and economic risks such as from Clostridium Tyrobutyricum and Bacillus cereus species. These spores can survive standard pasteurization processes and lead to contamination in dairy products. Even a low number present can cause serious consequences. Especially, the request of Clostridial spore detection related to cheesemaking process is urgent for milk quality monitoring. The related late blowing defect caused by these spores can affect up to 10-25% of hard cheese production, resulting in significant financial losses amounting to millions of euros annually [1]. Our proposed solution integrates particle-based selection, magnetic enrichment and Surface-Enhanced Raman Scattering (SERS) technology to detect Clostridium Tyrobutyricum spores in milk samples. This innovative approach promises a fast, simple, and accurate method for identifying low concentrations of bacterial spores, reducing detection times from days to hours. By collaborating with academic and industry partners Qlip BV, Avantes BV, Nostics BV, PE4A BV and NobleBio BV, the Applied Nanotechnology group (ANT) of Saxion will develop a proof-of-concept sensing technology that can potentially detect bacterial spore levels down to 102 CFU/ml in real milk samples, improving safety and efficiency in the dairy industry. This project is critical to meet the growing demand for rapid testing solutions in the food sector while ensuring compliance with stringent European regulations on food safety. The technology potentially could be extended to broad industrial applications in healthcare and environmental monitoring.