The different contributions made to this edited book illustrate that the study of psychological contracts has offered critical scholarly and practical insights into the functional and dysfunctional aspects of the employment relationship for several decades. However, as with other fields of research, it behooves the psychological contract field to pause periodically, take stock, explore gaps, and identify new research streams to maintain and expand its impact upon scholarship and practice. An edited book like this offers a good opportunity to see how far we have come with the psychological contract and where the challenges lie ahead. In the chapter, the authors identify and develop three key areas that promise to enrich psychological contract research: 1) time; 2) social context; and 3) the changing nature of work. For each of these key areas, they formulate promising future research questions.
This chapter contributes to existing literature on psychological contracts by adopting a process-oriented lens to understand how psychological contract breach occurs. Drawing on neuroscientific insights, the authors extend and complement recently developed work on psychological contract dynamism by examining the intra-individual processes that precede the cognition of psychological contract breach. They argue that breach is affected by direct, indirect, and slow triggers that elicit conscious attention to the psychological contract terms and demand a shift from automatic processing to conscious attention. Moreover, stimuli matching with the (preconsciously buffered) memories of past triggers—connected triggers—will effortlessly activate the psychological contract. This results in an idiosyncratic chain of connected triggers processed in a cumulative manner, building up the pressure in the employment relationship and exacerbating the impact of breach. A better knowledge and understanding of these processes will offer employers alternative modes for handling and managing perceptions of psychological contract breach.
Abstract: The key challenge of managing Floating Production Storage and Offloading assets (FPSOs) for offshore hydrocarbon production lies in maximizing the economic value and productivity, while minimizing the Total Cost of Ownership and operational risk. This is a comprehensive task, considering the increasing demands of performance contracting, (down)time reduction, safety and sustainability while coping with high levels of phenomenological complexity and relatively low product maturity due to the limited amount of units deployed in varying operating conditions. Presently, design, construction and operational practices are largely influenced by high-cycle fatigue as a primary degradation parameter. Empirical (inspection) practices are deployed as the key instrument to identify and mitigate system anomalies and unanticipated defects, inherently a reactive measure. This paper describes a paradigm-shift from predominant singular methods into a more holistic and pro-active system approach to safeguard structural longevity. This is done through a short review of several synergetic Joint Industry Projects (JIP’s) from different angles of incidence on enhanced design and operations through coherent a-priori fatigue prediction and posteriori anomaly detection and -monitoring.
Circulair ondernemen wordt in toenemende mate gezien als het antwoord op de groeiende schaarste aan grondstoffen en bijbehorende prijsstijgingen. Dit ervaren ook de bedrijven in de staalbouwketen die deelnemen aan het project ‘Hoger op de ladder’. Hoewel staal al voor nagenoeg 100% gerecycled wordt willen de bedrijven in dit project circulariteit naar een hoger niveau brengen door de stap te zetten van recycling naar hergebruik. Hierdoor komt staal hoger te staan op de Ladder van Lansink en krijgt staal een hogere en betere positie in de afvalhiërarchie. De bedrijven in de staalbouwketen signaleren echter nog veel belemmeringen waardoor hergebruik van staal nog onvoldoende plaatsvindt. Zo is veel informatie aanwezig in het staalbouwnetwerk van de bedrijven maar wordt deze zeer beperkt gedeeld en wordt maar beperkt samengewerkt. Uit de gesprekken die in de periode 2014 tot en met voorjaar 2016 zijn gevoerd met bedrijven in de staalbouwketen, de Koninklijke Metaalunie en de Vereniging Bouwen met Staal, blijkt dat er verschillende knelpunten zijn die hergebruik van staal bemoeilijken: 1. De verschillende ketenpartners denken met name vanuit hun eigen doelen, ambities en mogelijkheden en niet vanuit een algehele ketenbenadering van circulariteit; 2. omdat de uitgangspunten van circulariteit niet goed passen in de huidige inkoopstrategieën wordt beschikbare informatie (bijvoorbeeld over kwaliteitsindicatoren) niet gedeeld tussen partners, 3. met als gevolg dat het businessmodel voor de keten en verdienmodel voor de bedrijven voor circulair ontwerp nog onduidelijk en onzeker is. Om een antwoord te formuleren op deze vragen heeft het Expertisecentrum Sustainable Business van Avans Hogeschool in samenwerking met de projectpartners; 12 bedrijven in de staalbouwketen (waarvan 2 grootbedrijf), TU Delft, de Vereniging Bouwen met Staal en de Koninklijke Metaalunie een onderzoeksproject gedefinieerd. Tijdens de vraagarticulatie is focus aangebracht door het onderzoek te richten op (kantoor)gebouwen omdat hier relatief veel staal wordt gebruikt. De onderzoeksvraag luidt: “Hoe kan binnen de staalbouwketen de realisatie van kantoorgebouwen zo worden vormgegeven dat het leidt tot meer hergebruik van staal?” Om de voorwaarden voor informatiedeling en samenwerking in de keten inzichtelijk te maken, hebben de partners gekozen voor een verkennend onderzoek waarbij alle partners en relevante (keten)relaties worden betrokken. Dit moet resulteren in een model voor circulariteit in de staalbouwketen, dat als testcasus onderzocht wordt bij bedrijven. Gedurende het gehele onderzoeksproject vindt terugkoppeling plaats van praktijkkennis naar het HBO-onderwijs. Dit projectvoorstel sluit naadloos aan bij de doelstellingen van het landelijke onderzoeks- en projectenprogramma ‘Circulaire Metaalketen’ dat onder aansturing van de Koninklijke Metaalunie in 2013 is gestart. De resultaten van dit project zullen onder andere via dit programma breder worden verspreid waardoor het project een sterke doorwerking krijgt.
Dit document is een subsidieaanvraag uit bouwsteen 3 van de LLO-katalysator.FastSwitch is een samenwerkingsverband van 11 publieke hogescholen dat zich richt op maatwerk LLO-oplossingen voor switchen naar een baan in een tekortsector in hun regio's. FastSwitch heeft zich de afgelopen jaren bewezen als een veelbelovend concept, maar kan en moet nog veel meer impact maken. Dit plan schetst de ambitie van FastSwitch (groeien naar 9400 duurzame switches in de komende 5 jaar), en de professionaliseringsopgave die er voor ligt. Te weten: 1) het versterken van werving, matching & contracting van deelnemers en werkgevers, waartoe in dit plan wordt ingezet op het harmoniseren en digitaliseren van de bijbehorende processen, 2) het versterken van maatwerk leerwerktrajecten, waartoe in dit plan wordt ingezet op het versterken van leren van elkaar en het innovatievermogen van de deelnemers, 3) het uitbouwen van arrangementen met partners, waartoe wordt ingezet op een kostenmodel en businesscases en 4) het versterken van de organisatie, waartoe een serviceorganisatie (Switchpoint genaamd) wordt ingericht en governance wordt ontwikkeld. Deze beoogde serviceorganisatie zal ook tot opdracht hebben om dit project uit te voeren. Ter financiering hiervan doet FastSwitch een aanvraag van € 1,9 mio uit de LLO-Katalysator.