STUDY DESIGN: Cross-sectional study.OBJECTIVES: This study: (1) investigated the accuracy of bioelectrical impedance analysis (BIA) and skinfold thickness relative to dual-energy X-ray absorptiometry (DXA) in the assessment of body composition in people with spinal cord injury (SCI), and whether sex and lesion characteristics affect the accuracy, (2) developed new prediction equations to estimate fat free mass (FFM) and percentage fat mass (FM%) in a general SCI population using BIA and skinfolds outcomes.SETTING: University, the Netherlands.METHODS: Fifty participants with SCI (19 females; median time since injury: 15 years) were tested by DXA, single-frequency BIA (SF-BIA), segmental multi-frequency BIA (segmental MF-BIA), and anthropometry (height, body mass, calf circumference, and skinfold thickness) during a visit. Personal and lesion characteristics were registered.RESULTS: Compared to DXA, SF-BIA showed the smallest mean difference in estimating FM%, but with large limits of agreement (mean difference = -2.2%; limits of agreement: -12.8 to 8.3%). BIA and skinfold thickness tended to show a better estimation of FM% in females, participants with tetraplegia, or with motor incomplete injury. New equations for predicting FFM and FM% were developed with good explained variances (FFM: R2 = 0.94; FM%: R2 = 0.66).CONCLUSIONS: None of the measurement techniques accurately estimated FM% because of the wide individual variation and, therefore, should be used with caution. The accuracy of the techniques differed in different subgroups. The newly developed equations for predicting FFM and FM% should be cross-validated in future studies.
Lichamelijke zwakte is een belangrijk onderdeel van kwetsbaarheid en komt veel voor bij oudere volwassenen. Terwijl vrouwen een hogere prevalentie en een eerder begin van kwetsbaarheid kennen zijn sekseverschillen in de ontwikkeling van lichamelijke zwakte nauwelijks bestudeerd. Daarom hebben we in spieren de veranderingen onderzocht die onderscheid maken tussen fitte en zwakke ouderen voor elk geslacht afzonderlijk. Mannen (n = 28) en vrouwen (n = 26) van 75 jaar en ouder werden gegroepeerd op basis van hun fysieke prestatiecriteria. Er werd gebruik gemaakt van spierbiopten genomen uit de vastus lateralis-spier voor genexpressie- en histologisch onderzoek. Er werden paarsgewijze vergelijkingen gemaakt tussen de sterkste en de zwakste groepen voor elk geslacht afzonderlijk, en potentiële geslachts-specifieke effecten werden beoordeeld. Zwakke vrouwen toonden een hogere expressie van ontstekingsroutes, infiltratie van NOX2-immuuncellen, samen met een hogere VCAM1-expressie. Zwakke mannen werden gekenmerkt door een kleinere diameter van type 2 (snelle) spiervezels en lagere expressie van PRKN. Zwakte-geassocieerde genexpressie-veranderingen in de spieren waren verschillend van veroudering-geassocieerde genexpressie-veranderingen, wat erop wijst dat de pathofysiologie van fysieke zwakte niet noodzakelijkerwijs afhankelijk is van veroudering. We concluderen dat zwakte-geassocieerde veranderingen in de spieren sekse-specifiek zijn. Aanbevolen wordt om bij onderzoek naar kwetsbaarheid rekening te houden met sekseverschillen, omdat deze verschillen een grote impact kunnen hebben over de ontwikkeling van (farmaceutische) interventies tegen kwetsbaarheid.
MULTIFILE
Om inzicht te krijgen in spierveroudering is genexpressie gemeten in vastus lateralis biopten van jonge en oude mannen en vrouwen. We vonden dat tijdens het ouder worden bij beide geslachten dezelfde categorieën genen in spieren worden aan- en uitgeschakeld (“gereguleerd”); de mate van deze zogenaamde differentiële expressie was echter geslachtsspecifiek. Bij mannen was oxidatieve fosforylering het meest in het oog springende proces, en bij vrouwen was dit celgroei gemedieerd door AKT-signalering. De conclusie is dat dezelfde processen zijn geassocieerd met skeletspierveroudering bij mannen en vrouwen, maar dat de differentiële expressie van die processen geslachtsspecifiek is.
MULTIFILE